Ministerie van Economische Zaken


Reactie op bericht DNB aangaande kredietverstrekking bedrijven

27 maart 2009


Naar aanleiding van het verzoek van uw vaste commissie van Economische Zaken
van 19 maart jl. om een reactie te geven op het recent verschenen
kwartaalbericht van De Nederlandsche Bank over de dalende kredietverlening aan
bedrijven door Nederlandse banken, bericht ik u, mede namens mijn ambtgenoot
van Financiën, als volgt.
DNB schrijft in haar artikel dat het uitstaande zakelijk krediet sinds augustus 2008
veel minder snel is gegroeid dan gedurende de eerste helft van 2008. Zij geeft
aan dat deze terugval grotendeels lijkt samen te hangen met een verminderde
vraag naar kredieten, al is niet uit is te sluiten dat de situatie in de bancaire
sector de terugval enigszins heeft versterkt.
Het algemene beeld dat uit de meest recente cijfers naar voren komt, is dat de
kredietverlening nog altijd groeit. Het groeitempo is afgenomen van zo'n 1 ½%
maand-op-maand over het eerste halfjaar van 2008 naar zo'n ¼% maand-opmaand
in de periode van augustus t/m februari. Een vertraging van de groei van
de kredietverlening is niet ongebruikelijk in een periode van laagconjunctuur.
De daling van het uitstaande krediet in het vierde kwartaal (waar in de pers veel
nadruk op is gelegd) verdient de nodige nuancering. Het kredietvolume kromp in
december 0,7% ten opzichte van november. Deze krimp werd voor een belangrijk
deel veroorzaakt door een seizoenseffect. Daartegenover stond namelijk weer een
stijging van de kredietverlening in januari met 1,3% ten opzichte van december
en in februari met 0,9% ten opzichte van januari. Wanneer we de laatste drie
maanden samen bekijken, resulteert een lichte groei over die periode van grofweg
0,5% per maand.
Bij brief van 16 januari 2009 (Kamerstukken II 2008-2009, 31 371, nr 88) en het
daar bijgevoegde rapport van de werkgroep Kredietverlening, hebben mijn
ambtgenoot van Financiën en ik de Kamer al eerder geïnformeerd over de stand
van de kredietverlening aan bedrijven. Wij hebben toen geconstateerd dat de
markt voor kredietverlening geconfronteerd wordt met enige aanbodproblemen bij
de banken naast de verminderde vraag naar kredieten die gebruikelijk is bij een
recessie. Op de financiële markten worden op dit moment hogere buffers van
banken verlangd dan hiervoor gebruikelijk was. Banken hebben, wellicht mede
daardoor, hun kredietvoorwaarden aangescherpt. Het beeld van enige problemen
aan de aanbodzijde strookt met de signalen die het ministerie van Economische
Zaken ontvangt van individuele bedrijven, over een dalend gebruik van de
borgstellingsregeling ten opzichte van vergelijkbare perioden in voorafgaande
jaren en met de signalen die komen uit gesprekken met de daaraan deelnemende
banken en corporate finance-adviseurs.
Dit komt tevens tot uitdrukking in de gemeenschappelijke verklaring van de
Nederlandse Vereniging van Banken, VNO-NCW en MKB-Nederland over de
kredietverlening tijdens de kredietcrisis. In de verklaring d.d. 17 december 2008
wordt gesteld dat de kredietcrisis een zelfstandige negatieve invloed uitoefent op
het kredietverschaffende vermogen van het bankwezen. Dit beeld wijzigt niet naar
aanleiding van de berichtgeving in het kwartaalbericht van De Nederlandsche
Bank. Het kwartaalbericht geeft daarom geen aanleiding om het in
eerdergenoemde brief opgesomde en aangekondigde beleid te herzien.
Zoals u bekend is, heeft het kabinet een aantal maatregelen genomen (mede) om
de kredietverlening aan bedrijven op gang te houden. Naast de overnames en
kapitaalinjecties in banken en de garantieregeling voor bancaire leningen, betreft
dit
* uitbreiding van de Borgstellingsregeling voor het MKB;
* uitbreiding van de Exportkredietverzekering;
* 2 pilots met gezamenlijk een landelijke dekking voor kredieten tot
¤35.000 (microkredieten);
* de Garantie Ondernemingsfinanciering (deze is op 6 maart jl. in werking
getreden en betreft een 50% garantie op leningen tot ¤ 50 miljoen).
Gedurende de afgelopen dagen is een mediacampagne gestart om het
bedrijfsleven en adviseurs te attenderen op de nieuwe mogelijkheden. Daarnaast
is de bestaande voorlichting geïntensiveerd.

(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken