Ministerie van Economische Zaken


Besluitvorming over het
windmolenpark in de Noordoostpolder


Datum 27 maart 2009

Betreft De te gebruiken doorzettingsmacht bij de besluitvorming over het
windmolenpark in de Noordoostpolder


Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Zijlstra
(VVD) over de te gebruiken doorzettingsmacht bij de besluitvorming over het
windmolenpark in de Noordoostpolder. De vragen werden mij toegestuurd op 13
februari 2009 onder nummer 2080913430.
---

Kunt u aangeven waar u op doelde toen u in een interview met BNR Nieuwsradio
op 2 februari jl. aangaf dat Nederlandse burgers en/of lokale overheden "te
moeilijk" kunnen doen over de plaatsing van grote windmolenparken op land?
Antwoord
Ik heb gesproken van een trage gang van zaken bij de voorbereiding van het
windpark NOP. Dit heb ik aangegeven, omdat (zoals u bekend zal zijn) de
gemeenteraad van Noordoostpolder in 1999 besloot de westzijde van de polder
aan te wijzen voor toepassing van windenergie. Voorts is er in 2002 een
convenant gesloten tussen een aantal partijen in de gemeente Noordoostpolder
en initiatiefnemer de Koepel Windenergie Noordoostpolder. De gemeenteraad
heeft zich hier positief over uitgesproken. We zijn intussen flink wat jaren verder
en de vergunningaanvragen voor het project zijn nog niet ingediend.
---

Bent u voornemens uw doorzettingsmacht te gebruiken telkens als de burger
en/of de lokale overheid "te moeilijk" doet? Indien nee, kunt u aangeven in welke
gevallen dit wel en niet overwogen zal worden?
Antwoord
Nee, ik ben niet voornemens om dat telkens te doen. Ik kan alleen
doorzettingsmacht gebruiken als de rijkscoördinatieregeling van toepassing is.
Met de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 per 1 maart 2009 is de
rijkscoördinatieregeling op alle windenergieprojecten groter dan of gelijk aan 100
Megawatt van toepassing verklaard. Er zijn slechts enkele grote windprojecten
groter of gelijk aan 100 MW. Voor de windenergieprojecten die onder de
rijkscoördinatieregeling vallen, zal in plaats van een gemeentelijk
bestemmingsplan een rijksinpassingsplan worden opgesteld, dat ik samen met de
minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
vaststel.
In het algemeen overleg op 3 maart jongstleden heb ik aan de heer Jansen (SP)
toegezegd om bij de beantwoording van deze vragen ook in te gaan op de
procedure en beroepsgang bij de rijkscoördinatieregeling. Zoals hierboven
aangegeven, stel ik samen met de minister van VROM voor de projecten die onder
de rijkscoördinatieregeling vallen een rijksinpassingsplan vast. Daarnaast
coördineer ik ook de vergunningsprocedures. De bedoeling is de procedures te
verkorten en te stroomlijnen, waardoor dergelijke projecten sneller kunnen
worden gerealiseerd. Zo maakt de wet het mogelijk dat de procedures voor het
rijksinpassingsplan en de vergunningen tegelijkertijd worden toegepast. Inspraak
op alle besluiten blijft bestaan, maar wordt gebundeld. Alle voor de uitvoering van
het project benodigde besluiten worden voorbereid met toepassing van de
uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb). Eerst worden
alle ontwerpvergunningen en het ontwerprijksinpassingsplan in één keer ter
inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen dan over alle ontwerpbesluiten hun
zienswijzen inbrengen. Na verwerking van de zienswijzen door alle bevoegde
instanties, worden het rijksinpassingsplan en alle vergunningen tegelijk
vastgesteld.
In de meeste gevallen zullen het inpassingsplan en de uitvoeringsbesluiten
tegelijk worden vastgesteld en/of zal een van de uitvoeringsbesluiten een
milieuvergunning zijn. In die gevallen staat tegen de besluiten die met toepassing
van de rijkscoördinatieregeling zijn voorbereid vervolgens rechtstreeks beroep
open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Belanghebbenden kunnen in één keer tegen het rijksinpassingsplan en de
vergunningen beroep instellen. De bevoegde rechter beslist in die gevallen op een
beroep binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift, waarmee
belanghebbenden op redelijk korte termijn een eindoordeel over het project
krijgen. Besluitvorming kan door de rijkscoördinatieregeling sneller en efficiënter
plaatsvinden.
---

Kunt u bevestigen dat de bij de besluitvorming aangaande het windmolenpark in
de Noordoostpolder betrokken wethouders uit Urk en Lemsterland pas in januari
van dit jaar uitgenodigd zijn voor een overleg met de daartoe opgerichte
stuurgroep? Kunt u tevens bevestigen dat de bewoners uitgesloten zijn geweest
van het stuurgroepoverleg? Indien ja, kunt u aangeven hoe deze wethouders zich
in deze korte tijd op hebben weten te stellen met een houding die te kwalificeren
valt als "te moeilijk"?
Antwoord
De Stuurgroep Windenergie Noordoostpolder is in 2008 opgericht. In reactie op
het verzoek van de gemeente Urk om bestuurlijk overleg met de Stuurgroep,
heeft de provincie Flevoland een gesprek gearrangeerd waarin is besloten een
bestuurlijk overleg tussen de drie gemeenten Urk, Lemsterland (Fr) en
Noordoostpolder in te stellen, waarin de vergadering van de Stuurgroep wordt
voorgesproken en waarvan de resultaten in het Stuurgroepoverleg worden
ingebracht en meegewogen. Dat overleg heeft in januari voor het eerst
plaatsgevonden. Bewoners dienen naar mijn mening geen lid te zijn van de
Stuurgroep Windenergieproject Noordoostpolder, omdat deze Stuurgroep een
samenwerking is van uitvoerende bestuursorganen en geen overlegorgaan.

(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken