Provincie Noord-Holland

Statenfractie Noord-Holland

PERSBERICHT
Haarlem, 27 maart 2009

D66 stelt schriftelijke vragen naar onderbouwing tracékeuze Westfrisiaweg

Op 24 maart 2009 heeft D66 Noord-Holland de volgende schriftelijke vragen gesteld aan het college van Gedeputeerde Staten vanwege het uitblijven van de onderbouwing voor de tracékeuze van de Westfrisiaweg.

Inleiding
In de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer van 23 november 2008 is afgesproken dat de commissieleden tijdens een informele bijeenkomst nog eens zouden worden geïnformeerd over de onderbouwing van de tracékeuze voor de Westfrisiaweg. Die bijeenkomst vond plaats op 4 december jl. bij het Projectbureau van de Westfrisiaweg in Hoorn.

Tijdens het bezoek zijn verschillende toelichtingen gegeven, waaronder een verhelderende toelichting op de onderlinge netto project vergelijking van de berekeningen van het bureau DHV en de berekeningen van het Projectbureau N23 van de provincie. Tijdens de bijeenkomst werd gevraagd deze toelichting aan de commissieleden te doen toekomen. Daarmee is ingestemd. Enkele weken later werd D66-commissielid Hein Struben benaderd door de heer Kilian dat niet duidelijk was welke informatie gevraagd werd. De heer Struben zou door een medewerker van het projectbureau gebeld worden om nogmaals de vraag te verduidelijken. Dit gesprek heeft plaats gevonden. Het was de medewerker precies duidelijk, de notitie was gereed en ook al geleverd aan projectleiding. Tot op heden is de notitie nog steeds niet ontvangen.

Ruim een jaar geleden, op 17 maart 2008 heeft D66 niet ingestemd met de tracékeuze voor het meest oostelijk deel van de Westfrisiaweg, omdat in het voorstel van GS het wijdse en karakteristieke West Friese open landschap wordt aangetast. De aangeleverde feiten en cijfers op basis waarvan vorig jaar is besloten waren volgens D66 onvolledig en onvoldoende onderbouwd om een zorgvuldige afweging voor de noordelijke of zuidelijke variant te kunnen maken.

De provinciale statenfractie van D66 is buitengewoon ontstemd dat de Provincie Noord-Holland nog altijd niet helder en transparant inzichtelijk maakt waarom de provincie kiest waarvoor zij kiest. D66 constateert dat de Provincie wederom verzuimd om op 4 december 2008 toegezegde feiten en cijfers openbaar te maken.

De tracékeuze voor de Westfrisiaweg blijft daardoor met veel mist omgeven, waar juist transparantie en inzichtelijkheid zijn toegezegd. D66 ziet aanleiding tot het stellen van de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten:

Vragen

1. Heeft het college van GS een notitie van het projectbureau N23 ontvangen met betrekking tot een netto project vergelijking tussen de benadering van DHV en het projectbureau naar aanleiding van het werkbezoek van 4 december 2008 van de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer?
2. Zo ja, wat is de reden dat in de bijeenkomst van de commissie WVV en het projectbureau toegelichte vergelijking niet aan de commissie ter beschikking wordt gesteld?
3. Zo nee, wat is dan de reden dat de gevraagde toelichting wél blijkt te bestaan, maar niet aan Provinciale Staten wordt toegezonden?
4. Wanneer kunnen Provinciale Staten over de bewuste toelichting beschikken?


5. Is ook het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op de hoogte gebracht van deze cijfers in relatie tot de toekomstvastheid van de verschillende varianten? Wat kan het college thans melden over het verloop van de besprekingen met het Rijk en de kans op medefinanciering van de opwaardering van de Westfirsiaweg vanuit het MIRT?

Namens de fractie van D66

Joke Geldhof