Universiteit Maastricht

Persberichten 2009

30 maart 2009
Pleidooi voor onderzoekeridentificatie haalt nu ook Science Jonge CAPHRI-onderzoekers zetten de toon in internationale discussie

Wetenschappers worden in toenemende mate afgerekend op individuele prestaties. Zij hebben er dus belang bij dat hun publicaties makkelijk terug te vinden zijn door uitgevers, financiers en mede-onderzoekers. In dit digitale tijdperk is het eigenlijk bizar dat het nog steeds onmogelijk is om van één auteur alle publicaties terug te vinden, aldus Jochen Cals en Daniel Kotz, junior-onderzoekers bij de School for Public Health and Primary Care (CAPHRI) van de Universiteit Maastricht. Zij zijn door het prestigieuze tijdschrift Science geïnterviewd omdat zij pleiten voor een wereldwijd identificatie¬systeem; vorig jaar publiceerde The Lancet een commentaar van hun hand over dit onderwerp.

Afgelopen vrijdag verscheen in Science een overzichtsartikel over de verschillende mogelijkheden op het gebied van
onderzoekeridentificatie. Omdat onderzoekers hun initialen niet altijd consequent gebruiken, hun naam veranderen als ze trouwen of gewoon een veel voorkomende naam hebben, lukt het niet altijd om de juiste onderzoeker aan de juiste publicatie te koppelen. Er blijken al heel wat initiatieven te bestaan om dit probleem op te lossen, zowel op landelijke als internationale schaal. Eén van de mogelijkheden is om elke wetenschapper een unieke code te geven, die bij elke publicatie wordt gebruikt.

In het Science-artikel komen naast uitgevers (Reed Elsevier) en bedrijven zoals Thomson Reuters (de ontwikkelaar van ResearcherID) ook de Maastrichtse onderzoekers Cals en Kotz aan het woord, omdat zij zich al jaren actief in deze discussie mengen. Cals en Kotz pleiten ervoor dat wetenschappers zich via een wereldwijd beschikbaar systeem, zoals ResearcherID, registeren. Wetenschappelijke tijdschriften zouden hierop kunnen toezien door altijd naar deze identificatiecode te vragen bij een publicatie, aldus A-1262-2007 (Cals) en A-1270-2007 (Kotz).