College van Beroep voor het bedrijfsleven
Aan artikel 6 van het EVRM kan geen aanspraak op schadevergoeding
worden ontleend omdat de behandeling in bezwaar te lang zou hebben
geduurd, als het geschil daarna niet aan de rechter wordt voorgelegd
Betreft een, onder verwijzing naar artikel 6 van het EVRM, in bezwaar
gedaan verzoek om vergoeding van immateriële schade vanwege de lange
duur van de bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het beroep gegrond
verklaard en een schadevergoeding toegekend. De Raad stelt voorop dat
artikel 6 van het EVRM betrekking heeft op de behandeling binnen een
redelijke termijn door de rechter, en niet door het bestuursorgaan.
Wel wordt, indien tegen het besluit op bezwaar beroep wordt ingesteld,
de bezwaarfase betrokken bij de beoordeling van de vraag of de
redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden. Daarbij
is van belang dat de bezwaarfase een in beginsel verplichte procedure
is voor de behandeling van een tussen partijen bestaand geschil, die
moet worden gevolgd alvorens de belanghebbende dit geschil aan de
rechter kan voorleggen (LJN BH1009). Op deze grond wordt een
bestuursorgaan in voorkomende gevallen veroordeeld tot vergoeding van
immateriële schade wegens zijn aandeel (als gevolg van een te lange
behandelingsduur in de bezwaarfase) in de overschrijding van de
redelijke termijn in de procedure als geheel. Dit alles brengt echter
niet mee dat aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op
schadevergoeding kan worden ontleend in de situatie dat sprake is van
een (te) lange behandelingsduur in de bezwaarfase zonder dat het
geschil daarna aan de rechter is voorgelegd.
LJ Nummer:
BI2748
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 6 mei 2009