Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Tweede Kamer der Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
t.a.v. Vaste commissie OCW www.minocw.nl
Postbus 20018
Contactpersoon
2500 EA Den Haag
Onze referentie
KO/113535
Datum 28 april 2009
Betreft Reactie op UNICEF-rapport "The childcare transition"
Unicef heeft in december 2008 het rapport The Childcare Transition gepubliceerd.
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van kinderopvangregelingen in een
aantal geïndustrialiseerde landen. In het rapport is opgenomen dat in Nederland
de overheidsuitgaven voor kinderopvang laag zijn en de ouderbijdragen hoog,
gemiddeld 44%. Voorts is het rapport kritisch over de duur van het
ouderschapsverlof. U heeft mij bij brief d.d. 18 december 2008 verzocht om een
reactie, waar ik bij deze aan voldoe.
Reactie op de voornaamste kritiekpunten uit het rapport van Unicef
Kosten kinderopvang
Het beeld dat in het rapport The Childcare Transition wordt neergezet gaat uit van
oude cijfers en verkeerde veronderstellingen. In het rapport van Unicef is een
tabel opgenomen met daarin de overheidsuitgaven uit 2003. Dit zijn cijfers van
vóór de invoering van de Wet Kinderopvang (2005) die geleid heeft tot een sterke
stijging van overheidsuitgaven en kostenverlaging voor ouders. Het beeld dat
naar voren komt uit het rapport strookt dan ook geheel niet met de realiteit anno
2008. De berekening van de kosten voor ouders gaat voorts uit van een foute
veronderstelling, namelijk dat er ook werkende ouders zijn die 100% van de
kosten voor kinderopvang betalen. Dit is onjuist.
Voor àlle ouders die arbeid en zorg combineren beslaat de kinderopvangtoeslag in
ieder geval 1/3 deel van de kosten, ongeacht hun inkomen. Daarnaast bestaat de
kinderopvangtoeslag uit een inkomensafhankelijk deel. Hierdoor varieert de
kinderopvangtoeslag van 95,5% tot 33,3% van de opvangkosten voor het eerste
kind. Voor het tweede kind betalen ouders nooit meer dan 15% van de kosten,
ongeacht de hoogte van hun inkomen.
Hiermee komt het aandeel van ouders in de totale kosten voor 2008 op 20%
a
na 1 van 3
Pagi
en voor 2011, wanneer alle voorgenomen maatregelen zijn doorgevoerd, op 23%. Onze referentie
KO/113535
Het gemiddelde van een ouderbijdrage van 44%, dat voor Nederland naar voren
komt uit het UNICEF-rapport, is onjuist. Alleen ouders met een belastbaar
inkomen van ruim 80.000 betalen 44% van de opvangkosten voor hun eerste
kind.
Internationaal vergelijkend onderzoek kinderopvang
Op 1 februari 2007 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het
"Internationaal vergelijkend onderzoek kinderopvang - Een vergelijking met veel
variabelen" naar de Tweede Kamer gestuurd. In dit onderzoek worden onder
meer de stelsels van Denemarken, Frankrijk, Zweden, België (Vlaanderen) en
Duitsland (Noordrijn-Westfalen) beschreven aan de hand van een aantal criteria.
In het onderzoek is tevens geprobeerd de kosten en de verdeling van de kosten
inzichtelijk te maken. In Nederland zijn bij de invoering van de Wet kinderopvang
alle bestaande financiële regelingen vervangen door één regeling gericht op
ouders (de kinderopvangtoeslag). Het onderzoek concludeert dat het Nederlandse
stelsel daardoor transparant is in vergelijking met andere landen. In vrijwel alle
andere onderzochte landen is, volgens de onderzoekers, sprake van een groot
aantal verschillende geldstromen, vanuit en via verschillende overheden, naar
ouders en naar voorzieningen. Het gebrek aan transparantie maakt het tevens
vrijwel onmogelijk betrouwbare cijfers te presenteren over de uiteindelijke kosten
voor de overheid en voor ouders. Wel zijn voor een aantal standaardsituaties de
kosten voor ouders weergegeven. In vergelijking met de andere onderzochte
landen zijn de kosten voor ouders in Nederland, volgens het onderzoek, relatief
laag.
Duur van het ouderschapsverlof
Per 1 januari 2009 is het ouderschapsverlof verlengd van 13 naar 26 weken. Voor
beide ouders samen is dus een recht op ouderschapsverlof van 1 jaar, een termijn
die UNICEF in het rapport als ijkpunt hanteert. In het Nederlandse systeem heeft
elke ouder een individueel verlofrecht. Daarmee voldoet het ook aan het ijkpunt
dat UNICEF hanteert dat ten minste 2 weken verlof voor de partner gereserveerd
is.
Het kabinet ziet, zoals bij verschillende gelegenheden uiteengezet, geen grond om
wettelijk een minimumniveau van loondoorbetaling voor te schrijven. Verlof is
slechts één van de instrumenten die ouders ter beschikking staan om tijd vrij te
maken voor de opvoeding en verzorging van de kinderen. In de meeste gezinnen
wordt dit bereikt doordat één van de ouders - doorgaans de vrouw, maar in
toenemende mate ook beide partners - in deeltijd gaat werken. Uit onderzoek
Pagina 2 van 3
(2004) is gebleken dat de meeste ouders, om deze reden, dan ook geen behoefte Onze referentie
KO/113535
aan ouderschapsverlof hebben.
Met de ouderschapsverlofkorting voorziet de overheid in een financiële
tegemoetkoming ter hoogte van 50 procent van het minimumloon. Per 1 januari
jl. wordt daaraan niet meer de voorwaarde verbonden van deelname aan de
levensloopregeling. Daarmee is een mogelijke belemmering weggenomen om in
aanmerking te komen voor deze fiscale tegemoetkoming van - bij voltijds
opgenomen verlof - ruim 650 per maand. De staatssecretaris van Financiën
heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2009 toegezegd dit voorjaar de
Kamer een notitie te zullen zenden over de verzilveringsaspecten van de
ouderschapsverlofkorting.
In de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden
van 19 november jl. heeft het kabinet een aantal voorstellen gedaan voor
flexibilisering van het ouderschapsverlof, zodat ouders daarvan gemakkelijker
gebruik kunnen maken. De minister van SZW heeft op het algemeen overleg naar
aanleiding van deze beleidsverkenning toegezegd dat het kabinet nog voor het
zomerreces, na consultatie van onder andere de sociale partners, de Kamer een
concrete uitwerking van de daarin opgenomen voorstellen zal toezenden.
Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de minister voor Jeugd & Gezin,
Sharon A.M. Dijksma
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 3 van 3