Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Contactpersoon
H.G. Ruesink
T +31-70-412 4891
h.g.ruesink@minocw.nl
IPC 2100
Onze referentie
DL/A/120836
Datum 29 april 2009
Betreft voortgangsrapportage Leerkracht van Nederland
In mijn brief van 14 januari 2008 (Kamerstuk 27923 49) heb ik u mijn
voornemens gemeld over de wijze van monitoring van de doelstellingen en
resultaten uit het Actieplan Leerkracht van Nederland. Met uw Kamer is
afgesproken dat hierover tweemaal per jaar gerapporteerd zal worden door een
voortgangsbrief in het voorjaar en via een jaarrapportage, die geïntegreerd wordt
in de nota Werken in het Onderwijs. De nota Werken in het Onderwijs verschijnt
jaarlijks tegelijk met de begroting. Met deze rapportages over de voortgang wordt
tevens voldaan aan de toezegging die gedaan is bij de begrotingsbehandeling in
2008 om u een beleidsdoorlichting van het Actieplan te doen toekomen.
Deze brief rapporteert over de voortgang die gemaakt is sinds het verschijnen
van de nota Werken in het Onderwijs 2009, op 16 september 2008 (Kamerstuk
27923 67).
In de eerste paragraaf wordt kort ingegaan op het doel van het Actieplan in het
licht van het veranderende economische klimaat. In paragraaf twee komt de
stand van zaken ten aanzien van de convenanten aan de orde en wordt
aangegeven in hoeverre de afspraken inmiddels zijn verankerd in de
onderwijscao's. Ook is gestart met het vastleggen van de convenantsafspraken in
wet- en regelgeving. Paragraaf drie rapporteert hierover. Paragraaf vier geeft de
stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van leraren. Aan de orde komen
de Lerarenbeurs en de uitwerking van de kwaliteitsagenda `Krachtig
Meesterschap'. Paragraaf vijf gaat over de onderzoeken die de komende jaren
worden uitgevoerd om de voortgang van de afspraken uit het convenant te
monitoren en te evalueren. In de bijlage geeft een aantal indicatoren zicht op de
situatie op de onderwijsarbeidsmarkt.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
Pagina 1 van 14
1. Actieplan en recessie Datum
Goed onderwijs vraagt goede leraren. Doel van het Actieplan Leerkracht is om het Onze referentie
DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
onderwijs te verbeteren door vergroting van de aantrekkelijkheid van het
referentie¶
leraarsberoep. Het Actieplan richt zich op de belangrijkste risico's en fricties in de
onderwijsarbeidsmarkt: Verwijderd: ¶
· versterking van de onderwijskwaliteit (vermindering van onbevoegd
lesgeven, verbetering van de lerarenopleidingen, en meer (op)scholing
van leraren);
· versterking van de positie van de leraar;
· vermindering van de structurele beloningsachterstand van leraren;
· versterking van de wervingspositie van scholen (mede met het oog op de
sterk toenemende pensioneringsuitstroom van leraren, die het gevolg is
van het feit dat het onderwijs de oudste arbeidsmarktsector is en van alle
economische sectoren het hoogste aandeel 50-plussers kent).
De huidige recessie heeft tot nu toe beperkte gevolgen voor de Nederlandse
arbeidsmarkt. Het Centraal Planbureau voorziet in de loop van dit jaar en in 2010
echter een forse toename van de werkloosheid. De werkloosheidstoename in de
marktsector betekent naar verwachting dat de sectoren overheid, onderwijs en
zorg tijdelijk winnen aan relatieve aantrekkelijkheid. Deze sectoren worden door
werknemers gezien als `veilige havens'. Dit effect is nu nog niet zichtbaar in de
meest recente vacaturecijfers voor het onderwijs (zie bijlage). De onderliggende
structurele risico's en fricties op de onderwijsarbeidsmarkt blijven echter
onverminderd van kracht. Zo is bijvoorbeeld het aandeel lessen dat in het
voortgezet onderwijs door niet volledig bevoegde leraren wordt gegeven
aanzienlijk (zie bijlage). Het Actieplan Leerkracht van Nederland blijft daarom
van groot belang. Juist nu moet worden geïnvesteerd in de kenniseconomie om
de (structurele) positie van Nederland in de wereldeconomie te behouden en zo
mogelijk te versterken.
2. Stand van zaken uitwerking convenant Leerkracht
Convenanten en cao's
Het Actieplan Leerkracht is inmiddels voor alle sectoren uitgewerkt in
convenanten1 van overheid, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties.
In de sectoren primair en voortgezet onderwijs is op 1 juli 2008 een gezamenlijk
convenant afgesloten. In de nota werken in het onderwijs 2009 is daar uitgebreid
aandacht aan besteed. Voor de sectoren hbo en mbo konden de definitieve
convenanten worden getekend op respectievelijk 17 november en 10 december
2008.
Primair onderwijs
In het primair onderwijs hebben de sociale partners in november 2008 de
convenantsafspraken verwerkt in de decentrale cao. Hierin is vastgelegd hoe de
carrièrelijn wordt ingekort en hoeveel promoties scholen en besturen in deze
1 Convenantteksten zijn te downloaden van www.leerkrachtvannederland.nl Verwijderd: 14
Pagina 2 van 14
sector moeten geven ten aanzien van de nieuwe functiemix (meer leraarsfuncties Datum
op een hoger bezoldigingsniveau). Zo is bekrachtigd dat een deel van de
promoties wordt gefinancierd uit de reeds beschikbare `van Rijn middelen.' Onze referentie
DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
De cao legt ook bilaterale convenantsafspraken (tussen de sociale partners referentie¶
onderling) vast. Hier is een minimumontwikkeling van de functiemix afgesproken Verwijderd: ¶
per school, en een hogere doelstelling voor elke schoolbestuur. Dit betekent dat
een bevoegd gezag (in samenspraak met de medezeggenschap) beleidsvrijheid
heeft om een aantal hogere schalen toe te kennen op de school of scholen waar
deze het meest nodig zijn. Daarnaast zijn afspraken gemaakt welke leraren in
aanmerking komen voor hogere functies. Om transparantie over de toekenning te
bevorderen zullen leraren niet stilzwijgend een stap maken, maar naar hogere
functies moeten solliciteren. Hierbij zal ook gebruikt gemaakt kunnen worden van
nieuwe voorbeeldfuncties, die door de sociale partners zijn ontwikkeld.
Voortgezet onderwijs
In het voortgezet onderwijs was nog geen nieuwe cao afgesloten op het moment
(1 januari 2009) dat de extra bekostiging van scholen van start zou gaan. De
sociale partners in de VO-sector hebben daarom nog in december 2008 met de
`Cao VO 2008-2009' een aanpassing van de lopende cao `Cao VO 2007-2008' tot
stand gebracht, waarin alleen uitwerking werd gegeven aan het convenant
Leerkracht. Deze `Cao VO 2008-2009' vormde zodoende de juridische borging
voor de bekostiging van de convenantsafspraken. Inmiddels zijn deze afspraken
over de uitwerking van het convenant integraal ingebracht in de nieuwe `Cao VO
2008-2010' die in februari 2009 werd afgesloten.
Naast inkorting van de carrièrelijn hebben de sociale partners in de cao een
belangrijke verfijning tot stand gebracht op de functiemixafspraken. Het betreft
hier de keuzevrijheid van de scholen (bestuur in samenspraak met
(gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad) voor de verhouding tussen extra
LC-functies en extra LD-functies. In 2011 mag 1% aan LD-functies worden
uitgewisseld, in 2014 3%, waarbij 2% extra LC-functies dezelfde financiële
belasting betekent als 1% extra LD-functies. Omdat scholen in het voortgezet
onderwijs verschillen naar onderwijstype en naar personeelsopbouw, komt deze
differentiatiemogelijkheid meer tegemoet aan de behoeften van de sector. Ook
hebben de sociale partners onderling afgesproken dat de functiemix van 2008 het
uitgangspunt is voor de te realiseren nulmeting op schoolniveau. Deze afspraak is
mogelijk omdat de verdeling over de schalen de afgelopen tijd niet substantieel
gewijzigd is. Verder is in deze cao opgenomen dat elke werkgever zich verplicht
om, in overleg met de medezeggenschapsraad, een geactualiseerde
functiebeschrijving voor de leraarsfuncties in de schalen LB, LC en LD tot stand te
brengen.
Om scholen, besturen en medezeggenschapsraden bij de invoering van de
functiemix te ondersteunen, hebben de sociale partners het initiatief genomen
om, samen met het ministerie van OCW, een brochure uit te brengen over de
functiemixafspraken in het voortgezet onderwijs en het beleid op schoolniveau.
De sociale partners in het primair onderwijs hebben de wens geuit om een
soortgelijke brochure uit te brengen.
Verwijderd: 14
Pagina 3 van 14
Datum
Mbo
De belangrijkste afspraken uit het mbo-convenant zijn: Onze referentie
· versterking van de functiemix voor leraren in de Randstadregio's vanaf DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
2009 (extra geld voor meer leraarsfuncties op een hoger referentie¶
bezoldigingsniveau); Verwijderd: ¶
· 10 miljoen voor werkdrukverlichting van leraren in de Randstadregio's;
· handhaving van de bestaande functiemix (dus geen verdere
`downgrading') voor leraren in de overige regio's;
· inkorting van de carrièrelijn voor leraren;
· een extra periodiek voor alle werknemers die vijf jaar lang bezoldigd zijn
geweest volgens het maximumsalaris in de schaal.
Uit de door sociale partners gekozen `lineaire' systematiek voor inkorting van de
carrièrelijn volgt dat nieuwe leraren op een lagere periodiek in de schaal zouden
moeten instromen dan nu het geval is. Deze afspraak wijkt af van de andere
sectoren en doet nadrukkelijk een beroep op het personeelsbeleid van de
instellingen om de kosten af te stemmen op het beschikbare budget. Hier
tegenover staat dat met deze systematiek nieuwe leraren meer zullen verdienen
als gevolg van de inkorting van de carrièrelijn en het vergroten van de
periodieken.
In het mbo heeft uitwerking van de convantsafspraken in de cao nog niet
plaatsgevonden (er is niet gekozen voor een `tussentijdse-cao' zoals in het
voortgezet onderwijs). In de volgende voortgangsrapportage zal verder worden
toegelicht hoe de afspraken in de sectorale cao zijn geborgd.
Hbo
De belangrijkste afspraken uit het hbo-convenant zijn: extra middelen voor
opscholing van docenten en voor de versterking van de functiemix voor
onderwijsgevend personeel vanaf 2009. De komende 5 jaar komt in totaal 14
miljoen extra beschikbaar voor opscholing. Voor de functiemix is jaarlijks 26
miljoen beschikbaar.
In het hbo is afgesproken dat uitwerking niet plaatsvindt in de cao, maar in
nadere instellingscao's. In het voorwoord van het convenant Leerkracht is door de
sociale partners een inspanningsverplichting afgesproken om deze afspraken vast
te leggen vòòr 1 maart 2009. Gebleken is dat deze datum voor veel instellingen
niet haalbaar was (medio april hadden 14 hbo-instellingen een dergelijk document
bij het ministerie van OCW ingediend). In overleg met de HBO-Raad is besloten
de aanlevertermijn te verlengen tot en met 15 oktober 2009. Deze datum is
gekozen zodat dit jaar nog middelen aan de instellingen verstrekt kunnen worden.
In de hierna volgende voortgangsrapportage zal verder worden toegelicht hoe de
afspraken zijn geborgd op instellingsniveau.
Monitoring van het convenant
In de convenanten Leerkracht van Nederland is overeengekomen dat levering van
gegevens door scholen en instellingen, ten behoeve van de monitoring, een
voorwaarde is voor het ontvangen van de aanvullende financiering. Voor het
primair en voortgezet onderwijs geldt dat de gegevensleveringen nu voor het
eerst, sinds het op de markt komen van meerdere, nieuwe, salarisverwerkers,
weer vrijwel compleet zijn. Verwijderd: 14
Pagina 4 van 14
Datum
De MBO Raad hecht er aan dat de eisen voor gegevenslevering overeenkomen
met een (nog definitief vorm te geven) protocol van de MBO Raad. In het mbo Onze referentie
wordt adequate monitoring van de afspraken thans nog bemoeilijkt door DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
ontbrekende salarisgegevens en omdat in- en doorstroomgegevens per instelling referentie¶
niet beschikbaar zijn gesteld. Dit is vooral problematisch voor het monitoren van Verwijderd: ¶
de afspraken over de functiemix en vanwege de door sociale partners gemaakte
afspraken over beloning van nieuwe instromers en inkorting van de carrièrelijn.
Voor de HBO-sector is afgesproken dat de salarisverwerkers hun gegevens blijven
leveren aan de HBO-Raad; dit is anders dan in de andere sectoren, waar
rechtstreekse datalevering aan het ministerie plaatsvindt. De HBO-Raad levert (na
het maken van een controleslag door de hbo-instellingen) de gegevens
vervolgens door aan het ministerie van OCW. Naar recentelijk is gebleken zijn de
cijfers die opgenomen zijn in het convenant (de laatst bekende gegevens voor
deze sector, uit 2006) niet gebaseerd op de bezoldigingsschalen, maar op een
mix van functie- en bezoldigingsschalen. Er zijn met de HBO-Raad afspraken
gemaakt voor de levering van de bedoelde gegevens op zeer korte termijn (voor
de volgende voortgangsrapportage). Overigens heeft het corrigeren van de
nulmeting geen gevolgen voor het afgesproken groeipercentage per salarisschaal,
alleen voor de nulmeting (en dus ook doelstellingen) op sector- en
instellingsniveau.
Beloningsmaatregelen
In 2009 zijn de eerste structurele beloningsmaatregelen ingevoerd. Er is een
eerste stap gemaakt met het inkorten van de carrièrelijn. Daarnaast wordt een
schaaluitloopbedrag toegekend aan leraren die aan het eind van hun schaal
zitten. Het schaaluitloop bedraagt in het primair onderwijs op jaarbasis 850 en
in het voortgezet onderwijs 1.000 (deeltijders naar rato). Bovendien krijgen
schoolleiders in het primair onderwijs een toelage van 275 per maand. Verder is
een begin gemaakt met het versterken van de functiemix.
Door de invoering van deze afspraken wordt in het primair onderwijs in 2009
meer dan 91 miljoen extra geïnvesteerd in leraarsalarissen en bijna 35,5
miljoen extra in de salarissen van schoolleiders. In het voortgezet onderwijs
betekenen het inkorten van de carrièrelijn en het toekennen van het
schaaluitloopbedrag in 2009 een extra investering van ruim 78 miljoen. De
invoering van de functiemix in de Randstadregio's-VO betreft een extra
investering in 2009 van 12 miljoen.
Tabel 2.1 laat de functiemix zien per sector op peildatum 1 oktober 2008. Het
betreft hier de laatste meting vóór de invoering van de nieuwe functiemix. In de
volgende voortgangsrapportage, bij de Nota Werken in het Onderwijs 2010, zal
gerapporteerd worden over de salarisschalen zoals die nú worden toegekend, in
het voorjaar van 2009. De eerste substantiële ontwikkelingen van de functiemix
(bijvoorbeeld in het hbo en binnen de Randstadregio's in het voortgezet onderwijs
en het mbo) mogen verwacht worden in de herfst van 2009. Hierover wordt
gerapporteerd in de voorjaarsbrief van 2010.
Verwijderd: 14
Pagina 5 van 14
Datum
Tabel 2.1: functiemix per sector 2008, op basis van fte's
Overig LA/9 LB/10 LC/11 LD/12 LE/13 Onze referentie
2083
BAO 0,3% 98,2% 1,3% 0,2% DL/A/1Verw6ijderd: Onze
referentie¶
S(V)O 0,3% 0,7% 96,8% 2,2%
VO 0,9% 63,6% 18,5% 17,0% Verwijderd: ¶
- binnen Randstadregio's 0,6% 64,0% 18,8% 16,6%
- buiten Randstadregio's 1,1% 63,4% 18,2% 17,3%
BVE N.b. N.b. N.b. N.b.
HBO N.b. N.b. N.b. N.b. N.b.
Bron; ministerie van OCW, bewerking Regioplan
3. Implementatie afspraken
Voor een deel van de afspraken uit het convenant is het noodzakelijk dat deze
worden vastgelegd in wet- en regelgeving. In deze paragraaf wordt de stand van
zaken weergegeven.
Versterking van functiemix leraren in de Randstadregio's
Op 12 februari 2009 is de `Regeling versterking van functiemix leraren VO in de
Randstadregio's' in de Staatscourant gepubliceerd. Hiermee ontvangen bevoegde
gezagsorganen met hoofd- of nevenvestigingen in de Randstadregio's aanvullende
personele bekostiging waarmee ze meer leraren in bezoldigingsschaal LC kunnen
plaatsen. In 2009 is voor deze aanvullende bekostiging in totaal 12 miljoen
beschikbaar. De betreffende besturen in de Randstadregio's hebben voor deze
aanvullende bekostiging in maart 2009 de eerste beschikkingen ontvangen. De
eerste betalingen worden verricht, met terugwerkende kracht tot 1 januari van dit
jaar. Zo kunnen de scholen deze middelen meenemen in de formatieplannen die
zij vastleggen. Ook kunnen zij met terugwerkende kracht promoties toekennen.
Voor het mbo is de regeling voor de functiemix in de Randstadregio's vrijwel
gereed. In 2009 is voor deze aanvullende bekostiging ongeveer 15 miljoen euro
(inclusief LNV). Op dit moment zijn echter nog niet alle gegevens beschikbaar die
vereist zijn voor de verstrekking van de financiële middelen aan de instellingen in
de mbo-sector (zie paragraaf 2, monitoring convenant).
Risicoregio's
Op 3 september 2008 heeft het Ministerie van OCW een subsidieregeling
gepubliceerd voor de zogenaamde risicoregio's in het voortgezet onderwijs. Dit
zijn 11 regio's die een bovengemiddeld risico lopen op kwantitatieve en
kwalitatieve problemen op de onderwijsarbeidsmarkt. Op grond van dit
instrument kunnen deze regio's aanspraak maken op financiële ondersteuning
voor een gezamenlijke aanpak van de regionale knelpunten in de
onderwijsarbeidsmarkt.
In totaal is er voor deze regio's 24,5 miljoen aan projectsubsidie beschikbaar
om de komende drie jaar te werken aan het afstemmen van vraag en aanbod van
onderwijspersoneel op de onderwijsarbeidsmarkt. In deze risicoregio's zijn
regionale platforms voor de onderwijsarbeidsmarkt opgericht. Deze platforms,
bestaande uit schoolbesturen en lerarenopleidingen, hebben gezamenlijk
projectplannen gemaakt om het dreigende lerarentekort in de regio tegen te Verwijderd: 14
Pagina 6 van 14
gaan. De risicoregio's dienen ten minste activiteiten te ontplooien voor de oproep Datum
aan de `stille reserve' (bevoegde docenten die niet of niet meer in het onderwijs
werkzaam zijn) maar voor het overige hebben ze beleidsvrijheid om zelf te Onze referentie
bepalen welke maatregelen zij willen nemen. Inmiddels zijn alle projectplannen DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
beoordeeld; de regio's zijn begin 2009 gestart met de uitvoering van hun referentie¶
projecten. Verwijderd: ¶
Loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen
Op 1 mei 2008 is de `Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel
basisscholen' van kracht geworden. Een ondersteunend medewerker zoals een
conciërge of administratieve kracht kan de werkdruk van leraren en schoolleiders
ontlasten en draagt bij aan de veiligheid in en rond de school. Tot september
2008 kwamen de eerste 1.700 scholen, waarvan een groot gedeelte G4-scholen
en/of scholen in één van de krachtwijken, in aanmerking voor de
loonkostensubsidie ondersteunend personeel. Na verruiming van het budget met
10 miljoen is het gelukt álle 2.500 scholen die een aanvraag hebben ingediend
de, al vanaf 2008 structureel beschikbare subsidie toe te kennen. Hiervoor is
jaarlijks in totaal 30 miljoen beschikbaar.
Lerarenbeurs (inclusief zij-instroom)
Op 1 juni 2008 is de Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing van start
gegaan. Hiermee is uitvoering gegeven aan de afspraak over het Scholingsfonds.
Met de beurs kunnen leraren in het po, vo, mbo en hbo een opleiding volgen om
hogere of extra kwalificaties te verwerven. Dit kan een meerjarige bachelor- of
masteropleiding of een korte opleiding of cursus zijn. Het doel is dat leraren zich
verder professionaliseren en daarmee hun inzetbaarheid en
loopbaanmogelijkheden vergroten. Leraren kunnen éénmaal in hun
onderwijsloopbaan een lerarenbeurs krijgen. Inmiddels zijn er twee
aanvraagtermijnen geweest: in juni - juli 2008 en in januari - februari 2009. In
totaal is er voor 34 miljoen aan beurzen toegekend.
De huidige tijdelijke regeling wordt in mei van dit jaar vervangen door een nieuwe
regeling, waarin ook een subsidie voor zij-instroom in het vo en de bve wordt
opgenomen. Voor de zij-instroom is 6 miljoen in 2009 en 3,8 miljoen in 2010
en 2011 beschikbaar.
`Opleiden in de school' en `Academische opleidingsschool'
Vanaf het studiejaar 2009-2010 wordt het opleiden in de school verankerd in het
onderwijsstelsel. In dat kader worden samenwerkingsverbanden van een of meer
scholen en een of meer lerarenopleidingen uitgenodigd om een aanvraag in te
dienen voor erkenning als opleidingsschool en tegemoetkoming in de kosten van
de opleidingsschool. Tevens kunnen de samenwerkingsverbanden in aanvulling
daarop een aanvraag indienen voor de verdiepingsslag van de academische
opleidingsschool voor de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011. Beide
subsidieregelingen worden in mei 2009 gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de
opleidingsschool gaat het om een bedrag oplopend tot 17 miljoen per jaar vanaf
2011. Voor de academische opleidingsschool komt hier jaarlijks 1,4 miljoen
bovenop.
`Krachtig Meesterschap'
Ongeveer tegelijkertijd met toezending van deze voortgangsbrief aan de Tweede
Kamer zal de regeling `Krachtig Meesterschap' verschijnen. Dit biedt Verwijderd: 14
Pagina 7 van 14
samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen en scholen de mogelijkheid Datum
subsidie aan te vragen voor initiatieven die gericht zijn op meer excellentie bij het
opleiden van leraren. In 2008 is reeds aan een beperkt aantal initiatieven een Onze referentie
subsidie toegekend, zoals bijvoorbeeld het initiatief van de Hogeschool Utrecht en DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
de Universiteit Utrecht om te starten met een academische pabo en het initiatief referentie¶
van de Twente School of Education om een Mobiliteitscentrum Bètatechniek en Verwijderd: ¶
een Assessment Centre op te richten. In totaal is 18 miljoen beschikbaar
Versterking van de positie van de leraar
In de convenanten is afgesproken de professionele ruimte van de leraar - de
interne zeggenschap van de leraar over het ontwerp en de uitvoering van het
onderwijskundig en kwaliteitsbeleid van de school - en een aantal uitgangspunten
daarbij in het wettelijk kader te verankeren. Ik heb een wetsvoorstel in
voorbereiding dat via een wijziging van de sectorwetten uitvoering geeft aan deze
convenantsafspraak. De planning is erop gericht dit wetsvoorstel eind van dit jaar
aan uw Kamer aan te bieden.
4. Investeren in kwaliteit van leraren en
lerarenopleidingen
Voor goed onderwijs zijn goed opgeleide leraren nodig. Daarvoor is het van
belang dat de kwaliteit van lerarenopleidingen goed is en goed blijft, om zo ook in
de toekomst goede leraren af leveren. Eén van de eerste maatregelen uit het
convenant was de introductie van de lerarenbeurs voor scholing. De beurs
voorziet in een substantiële bijdrage die het voor de leraar aantrekkelijk maakt
een opleiding te volgen om zijn kwalificatieniveau te verhogen, zijn kwalificaties
te verbreden of zich te specialiseren. Hierdoor wordt de inzetbaarheid van leraren
vergroot en kunnen ze hun loopbaanperspectief verbeteren.
Lerarenbeurs groot succes
De lerarenbeurs voor scholing is een groot succes. In de eerste twee termijnen
hebben ruim 11.000 leraren een aanvraag ingediend. Daarvan zijn er ongeveer
8.500 toegekend.
In de eerste aanvraagtermijn voor de lerarenbeurs - 1 juni 2008 tot en met 15
juli 2008 - zijn 7.500 aanvragen ingediend. Vanwege het hoge aantal aanvragen
is het budget verhoogd. Hierop zijn 5.000 beurzen toegekend. De resterende
aanvragen konden niet gehonoreerd worden omdat het beschikbare budget voor
2008 ( 18 miljoen) daarvoor niet toereikend was. Na toekenning van de beurzen
bleek dat zich nog ongeveer 300 leraren hebben teruggetrokken. Dat betekent
dat in de eerste tranche ongeveer 4.700 leraren daadwerkelijk met een opleiding
begonnen zijn.
Tabel 4.1: toegekende beurzen eerste tranche, verdeling over de sectoren.
po vo mbo hbo totaal
Toegekende beurzen 56,2% 28,5% 9,6% 5,7% 100%
Bron: IB-groep, bewerking IVA
De meeste beurzen (54%) zijn toegekend voor een bachelor- of masteropleiding.
De rest betreft een korte opleiding of cursus met een duur van maximaal één
jaar. In het primair onderwijs kiezen veel leraren voor de master Special Verwijderd: 14
Pagina 8 van 14
Educational Needs (SEN). In het voortgezet onderwijs, de bve-sector en het hbo Datum
wordt vooral gekozen voor eerste en tweedegraads lerarenopleidingen, master
SEN en een bachelor- of masteropleiding pedagogiek. Bij de korte opleidingen zijn Onze referentie
vooral opleidingen tot coach en opleidingen op het terrein van special educational DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
needs populair. referentie¶
Verwijderd: ¶
Tabel 4.2: toegekende aanvragen 1e tranche naar instelling en niveau
Hbo Wo Overig Totaal
Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal aandeel
Bachelor 345 10% 27 5% 0 0% 372 8%
Master 1.182 55% 216 44% 60 8% 2.158 46%
Overig 1.192 35% 253 51% 721 92% 2.166 46%
(cursus)
Totaal 3.419 100% 496 100% 781 100% 4.696 100%
Bron: IB-Groep, bewerking IVA
De tweede aanvraagtermijn stond open van 12 januari tot en met 20 februari
2009. In deze periode zijn ongeveer 4.200 aanvragen ingediend, waarvan er tot
nu toe ongeveer 3.600 zijn toegekend. Op dit moment loopt een onderzoek onder
deelnemers aan de lerarenbeurs. In de nota Werken in het Onderwijs 2010, die
verschijnt in september 2009, zal daarover een uitgebreide analyse komen.
Kwaliteitsagenda `Krachtig Meesterschap'
Op 22 september 2008 heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt de kwaliteitsagenda
voor het opleiden van leraren 2008-2011, Krachtig Meesterschap gepresenteerd.
In de kwaliteitsagenda staan drie onderwerpen centraal:
· Versterking van kwaliteit van de hbo-lerarenopleidingen
· Meer academici voor de klas, een grotere kweekvijver
· Meer variëteit in opleiding en beroep
Met HBO-Raad en VSNU vindt intensief overleg plaats over de uitvoering van deze
kwaliteitsagenda.
Versterking van kwaliteit van de hbo-lerarenopleidingen
Door de lerarenopleidingen in het hbo wordt gewerkt aan de ontwikkeling van
kennisbases per vak en worden gezamenlijke toetsen ontwikkeld. Daarmee wordt
het eindniveau van de opleidingen duidelijk vastgelegd. In de eerste fase richten
de opleidingen zich op de ontwikkeling van de kennisbasis voor de algemene
vakken in de lerarenopleidingen vo/bve en voor de lerarenopleidingen
basisonderwijs op de vakken rekenen en taal. Binnenkort ontvangt
staatssecretaris Van Bijsterveldt de voorstellen voor deze vakken.
De Onderwijsraad brengt in het tweede kwartaal van 2009 advies uit over de
wijze waarop validering en legitimering van deze kennisbases en toetsen het
beste kan plaatsvinden. Scholen en (beroepsgroepen van) leraren zullen daarbij
een belangrijke rol spelen.
De voorstellen voor de invoering van de reeds ontwikkelde kennisbases, de
invulling van de toetsen en de beschrijving van de kennisbasis voor de overige
vakken in de lerarenopleidingen vo/bve en de lerarenopleidingen basisonderwijs,
alsmede voor de eerstegraads lerarenopleidingen volgen in de zomer van 2009.
Verwijderd: 14
Pagina 9 van 14
Daarnaast zal de Onderwijsraad in de zomer van 2009 advies uitbrengen over de Datum
eisen die gesteld moeten worden aan het vakkenpakket van leerlingen die van
plan zijn om naar de lerarenopleiding te gaan. Onze referentie
DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
Meer academici voor de klas, een grotere kweekvijver referentie¶
Met de universiteiten is afgesproken dat zij samen met het voortgezet onderwijs Verwijderd: ¶
een educatieve minor zullen ontwikkelen voor vakbachelors. De student die zijn
bacheloropleiding inclusief deze educatieve minor met goed gevolg doorloopt
wordt bevoegd voor de eerste drie leerjaren van havo/vwo en in de theoretische
leerweg van het vmbo. De Vereniging van universiteiten (VSNU) heeft inmiddels
het kader voor deze educatieve minor ontwikkeld en in december 2008
vastgesteld. Op 20 maart heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt uw Kamer per
brief geïnformeerd over het voorgenomen invoeringspad (Kamerstuk 27 923, nr.
75).
Meer variëteit in opleiding en beroep
In de gesprekken die in 2008 zijn gevoerd over de kwaliteit van de
lerarenopleidingen kwam veelvuldig de vraag aan de orde of opleidingen breed
zouden moeten opleiden zoals de huidige opleidingen voor het basisonderwijs
en vo/bve of dat eerder smallere opleidingen gericht op een beperktere
doelgroep of onderwijstype het beste voorbereiden op het beroep. Omdat de
meningen hierover uiteenlopen en zowel het afnemende onderwijsveld als de
lerarenopleidingen hierover hun stem moeten kunnen laten horen, wordt aan de
sociale partners gevraagd te adviseren over dit vraagstuk.
Monitoring kwaliteitsagenda
Staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft de Inspectie van het Onderwijs gevraagd
de monitoring van de kwaliteitsagenda te verzorgen. De Onderwijsinspectie
presenteert daartoe in het najaar van 2009 een startnotitie, waarin wordt
voorgesteld hoe deze monitor de komende jaren, als vervolg op haar monitor
beleidsagenda 2005-2008, uitgevoerd gaat worden.
5. Onderzoek
Aan de Tweede Kamer is toegezegd om, naast monitoring van het actieplan en de
doelstellingen, ook de effecten van het beleid in kaart te brengen. Bij deze
effectstudies wordt samengewerkt met deskundigen, zoals medewerkers van het
Centraal Planbureau (CPB). Deze paragraaf beschrijft de stand van zaken van het
onderzoek naar aanleiding van het Actieplan. Ook wordt per onderzoek, voor
zover mogelijk, aangegeven wanneer de (eerste) resultaten worden verwacht.
Zeggenschap
Het doel van dit onderzoek is de positie van de leraar in kaart te brengen en op
termijn na te kunnen gaan wat de effecten zijn van het beleid. Om een goed
beeld te krijgen van de zeggenschap van de leraar over zijn beroep, wordt in mei
2009 een `nulmeting' uitgevoerd, op landelijk en op schoolniveau. Op landelijk
niveau gaat het hierbij vooral om de vraag naar de organisatiegraad van leraren
en betrokkenheid van de beroepsgroep bij de beleidsvorming ten aanzien van de
beroepskwaliteit van leraren. Op schoolniveau staat de vraag centraal welke
afspraken er zijn gemaakt over de professionele ruimte van leraren en hoe deze
Verwijderd: 14
Pagina 10 van 14
in de praktijk uitwerken. Naar verwachting worden de resultaten van deze Datum
nulmeting verwerkt in de nota Werken in het Onderwijs 2010.
Onze referentie
Lerarenbeurs DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
Begin dit jaar is een meerjarig onderzoek gestart naar de lerarenbeurs. Voor een referentie¶
deel betreft het halfjaarlijkse analyses van de aanvragen voor een beurs. De Verwijderd: ¶
eerste resultaten zijn vermeld in deze brief. Naast monitoring van de aanvragen
zal ook onderzoek gedaan worden naar de effecten van de lerarenbeurs. Bij dit
onderzoek wordt samengewerkt met het Centraal Planbureau (CPB). De
lerarenbeurs voor scholing is één van de beleidsmaatregelen die geschikt is voor
een effectmeting. Het CPB is inmiddels gestart met de voorbereidingen voor dit
onderzoek. Resultaten van dit deel van het onderzoek zijn op wat langere termijn
te verwachten.
Effectiviteit beloningsmaatregelen
Het onderzoek naar de beloningsmaatregelen uit het convenant zal bestaan uit
twee delen:
1. een onderzoek naar de realisatie van deze maatregelen;
2. een onderzoek naar de effectiviteit hiervan.
Het eerste deel van het onderzoek heeft tot doel zicht te krijgen op de mate
waarin de afgesproken beloningsmaatregelen door onderwijsinstellingen worden
uitgevoerd en, voor zover dat niet het geval is, waarom dat niet zo is. Hierbij is
van belang een onderscheid te kunnen maken tussen de reguliere
loonontwikkeling en de ontwikkeling die het gevolg is van de convenantafspraken.
Bij het tweede deel van het onderzoek is het doel om vast te stellen of, en zo ja,
in welke mate de beloningsmaatregelen bijdragen aan behoud en werving van
(nieuw) onderwijspersoneel ter bestrijding van de (dreigende) lerarentekorten.
Welk effect sorteren de maatregelen uit het convenant (extra beloning
schoolleiders PO, inkorten carrièrelijn, andere functiemix, ophogen schaalmaxima
en de regionale beloningsdifferentiatie) op behoud, extra instroom en het
verlagen van de uitstroom in po, vo, mbo en hbo. Dit onderzoek is in het voorjaar
van 2009 uitgezet.
Functiemix
Naast onderzoek naar de realisatie en effectiviteit van de beloningsmaatregelen
van het convenant wil het ministerie van OCW zicht hebben op welke leraren als
gevolg van de convenantafspraken doorstromen naar een hogere salarisschaal en
op basis van welke criteria dat gebeurt. Het gaat hierbij vooral om de uitwerking
en de uitvoering van de functiemixafspraken op scholen. Speciale betekenis voor
dit onderzoek hebben de vragen die de heer Pechtold ten aanzien van de
beloningscriteria heeft gesteld: hebben alle leraren een eerlijke kans om naar een
hogere schaal te promoveren of promoveren leraren wellicht ook om niet
legitieme redenen? Hiermee wordt de toezegging aan de Tweede Kamer ingelost.
Ook dit onderzoek is in het voorjaar van 2009 uitgezet.
Teambeloning
Op grond van het Actieplan Leerkracht van Nederland worden de mogelijkheden
onderzocht om een experiment te starten op het terrein van teambeloning. Met
het experiment wordt het effect van teambeloning op het functioneren van teams
onderzocht en in het verlengde daarvan de mate waarin teambeloning leidt tot
verbeteringen in het onderwijsproces. Doelgerichte teams kunnen een bijdrage Verwijderd: 14
Pagina 11 van 14
leveren aan verbeteringen in het onderwijsproces, zoals hoger behaalde cijfers, Datum
minder zittenblijvers, maar ook een vermindering van het aantal voortijdig
schoolverlaters. Onze referentie
DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
Opleiding van onderwijspersoneel referentie¶
Op basis van een afspraak uit het Convenant Leerkracht van Nederland wordt in Verwijderd: ¶
alle onderwijssectoren onderzoek gedaan naar de opleiding van het
onderwijspersoneel. Dat onderzoek wordt gehouden om antwoord te kunnen
geven op de vraag of door de maatregelen in het Convenant Leerkracht het
onderwijs aantrekkelijker wordt voor hoger opgeleiden.
Verwijderd: 14
Pagina 12 van 14
Bijlage Arbeidsmarktindicatoren Datum
Openstaande vacatures Onze referentie
DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
In vergelijking met het derde kwartaal van 2007 is het totaal aantal openstaande
referentie¶
vacatures (po, vo en mbo) in het derde kwartaal van 2008 gestegen: van 1.840
in 2007 naar 1.940 in 2008. Verwijderd: ¶
Instroomcijfers lerarenopleidingen
Het aantal studenten dat in 2008 met de lerarenopleiding basisonderwijs is
gestart is 800 minder dan in 2007. Bedroeg het aantal eerstejaars studenten in
2007 nog bijna 7.700, in 2008 is dat gedaald naar iets minder dan 6.900. Volgens
de HBO-Raad spelen bij deze daling mogelijk de strengere eisen die de
lerarenopleidingen aan studenten stellen op het gebied van reken- en
taalvaardigheden een rol.
Tabel B1: instroom van eerstejaars lerarenopleiding basisonderwijs
2004 2005 2006 2007 2008
Totaal 9.390 8.690 8.550 7.670 6.880
voltijd 7.710 7.330 7.450 6.750 6.070
deeltijd 1.680 1.360 1.100 920 810
Bron: ministerie van OCW (1 cijfer HO)
De instroom in de lerarenopleiding voortgezet onderwijs is in dezelfde periode
licht afgenomen: van 5.490 studenten in 2007 naar 5.400 in 2008.
Tabel B2: instroom van eerstejaars lerarenopleiding voortgezet onderwijs
2004 2005 2006 2007 2008
Totaal 5.630 5.270 5.510 5.490 5.400
Hbo-voltijd 4.070 4.040 4.230 4.240 4.160
Hbo-deeltijd 1.560 1.230 1.280 1.250 1.240
Bron: ministerie van OCW (1 cijfer HO)
In de nota Werken in het Onderwijs 2010 zal nader ingegaan worden op de
achtergrondkenmerken van de eerstejaarsstudenten aan de lerarenopleidingen.
Bevoegdheid
Op 1 augustus 2006 is de Wet Beroepen In het Onderwijs (Wet BIO) in werking
getreden. De Wet BIO is geen zelfstandige wet, maar een wet die de regels over
benoemingen uit bestaande wetten heeft gewijzigd. Het gaat om de Wet op het
primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC), en de Wet op het
voortgezet onderwijs (WVO). De twee belangrijkste redenen voor de Wet BIO
waren de introductie van bekwaamheidseisen voor leraren en de plicht voor
schoolbesturen om leraren in de gelegenheid te stellen scholing te volgen zodat
zij hun bekwaamheid op peil kunnen houden. Door de introductie van de Wet BIO
zijn bevoegdheids- en benoembaarheidcijfers van het jaar 2006 niet goed
vergelijkbaar met de cijfers uit voorafgaande jaren.
Met ingang van de inwerkingtreding van de Wet BIO in 2006 kunnen scholen op
eigen gezag besluiten om personeel aan te stellen conform artikel 33.3 van de
WVO, dus zonder dat de school daarvan melding hoeft te maken bij de
Onderwijsinspectie. Hierdoor is er geen onderscheid meer te maken tussen Verwijderd: 14
Pagina 13 van 14
leraren die buiten de kaders van de wet onbevoegd zijn aangesteld en personen Datum
die tijdelijk lesgeven onder de voorwaarden van artikel 33.3 WVO.
Onze referentie
In 2006 werd ruim driekwart (77,4%) van de lessen in het voortgezet onderwijs DL/A/1Verw6ijderd: Onze
2083
gegeven door een bevoegd docent. Ongeveer één op de zes lessen (16,9%) werd referentie¶
in 2006 gegeven door een onbevoegde docent of door een docent die lessen gaf Verwijderd: ¶
op basis van artikel 33.3 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Bijna zes procent van de lessen werd gegeven door een benoembare docent (zie
tabel B3). Dat betekent dat 83 procent van de lessen gegeven wordt door
gekwalificeerde docenten. Onder gekwalificeerde docenten wordt verstaan:
· leraren die via een getuigschrift hebben aangetoond dat ze aan de
bekwaamheidseisen voldoen;
· leraren die nog niet aan de bekwaamheidseisen voldoen, maar volgens de
wet tijdelijk onbevoegd mogen worden aangesteld (bijvoorbeeld zij-
instromers en leraren in opleiding).
Tabel B3: Bevoegdheid naar graad
bevoegd benoembaar Onbevoegd of artikel 33.3
Eerstegraads 81,8% 1,8% 16,4%
Tweedegraads 76,2% 6,7% 17,1%
Totaal 77,4% 5,6% 16,9%
Bron: IPTO VO 2006, bewerking Regioplan
De zogenaamde Integrale Personeelstelling Onderwijs (IPTO) gebeurde tot voor
kort via schriftelijke vragenlijsten. Om de administratieve lasten voor de scholen
zoveel mogelijk te beperken is met ingang van 2006 gestart om deze gegevens te
achterhalen via bestaande administraties. Het betreft dan met name bestanden
als de opleidingen uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs
(CRIHO) en vakinformatie uit de digitale roosterpakketten van scholen.
Verwijderd: 14
Pagina 14 van 14