28 april 2009
Betere hartrevalidatie na computeradvies
Patiënten die na een hartinfarct of een hartoperatie moeten
revalideren, krijgen betere zorg als hun behandelteam gebruik maakt
van elektronische beslissingsondersteuning. Dat blijkt uit onderzoek
van de AMC-afdeling Klinische Informatiekunde dat gepubliceerd wordt
door het British Medical Journal. De afdeling ontwikkelde samen met de
Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Vereniging voor
Cardiologie het computerprogramma CARDSS dat een op maat gesneden
behandeladvies geeft en testte dat in 31 ziekenhuizen. Met de
invoering van het elektronische patiëntendossier zullen de
mogelijkheden voor het gebruik van dergelijke systemen toenemen, menen
de onderzoekers. De publicatie verscheen deze week reeds online;
zaterdag 9 mei staat het in de papieren versie van het BMJ.
De Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Vereniging voor
Cardiologie publiceerden in 2004 een richtlijn voor hartrevalidatie.
Hierin staan adviezen voor het voorschrijven van bewegingstraining,
leefstijlveranderingen, ontspanningstherapie en het geven van
voorlichting aan patiënten die een hartaanval hebben gehad, of een
open hartoperatie hebben ondergaan. Parallel daaraan ontwikkelden
klinisch informatici van het AMC een computersysteem waarin deze
richtlijn werd verwerkt. Behandelaars voeren daar alle gegevens over
een hartpatiënt in, waarna de computer aangeeft wat volgens de
richtlijn de beste behandeling is.
Om het effect van het gebruik te onderzoeken, voerde de afdeling
Klinische Informatiekunde een grote gerandomiseerde studie uit in 31
ziekenhuizen. De helft van de hartrevalidatieteams kreeg de volledige
programmatuur; de overige teams voerden wel alle patiëntgegevens in,
maar moesten het stellen zonder computeradvies. De teams die een
advies van de computer kregen, volgden de richtlijn beter dan teams
die dit niet kregen. Zo was mét gebruik van CARDSS 93 procent van de
therapiebeslissingen over beweging conform de richtlijn. Zonder het
computeradvies was dat 85 procent. Overigens ging het daarbij niet
alleen om onderbehandeling, maar ook om overbehandeling: omdat niet
alle patiënten baat hebben bij ieder onderdeel en zelfs gedemotiveerd
kunnen raken bij onnodige deelname, krijgen zij dat onderdeel volgens
de richtlijn niet altijd voorgeschreven. Dat gebeurde soms ten
onrechte wel.
`Het blijkt keer op keer moeilijk om medische richtlijnen in de
praktijk te brengen,' zegt onderzoeker Niels Peek, die de studie samen
met medisch informatiekundige Rick Goud uitvoerde. `Door met een
elektronisch beslissingsmodel te werken, komt het advies precies op
het moment dat het nodig is. Bovendien geeft het geen algemene
aanwijzingen, zoals een papieren versie van een richtlijn, maar is het
toegespitst op de specifieke patiënt.' Al eerder is aangetoond dat
dergelijke computerprogramma's een individuele arts goed helpen. Door
dit onderzoek is duidelijk geworden dat ook beslissingen van teams -
in dit geval bestaande uit onder andere een verpleegkundige,
fysiotherapeut, psycholoog, diëtist, maatschappelijk werker en een
cardioloog - verbeteren.
Invoering van het elektronisch patiëntendossier zal de mogelijkheden
van het invoeren van beslissingsondersteuning versnellen, vermoeden de
onderzoekers. En dat zal bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit
van zorg.
Persvoorlichting
Voor meer informatie kunnen journalisten contact opnemen met een van
de wetenschapsvoorlichters bij de afdeling Voorlichting van het AMC:
Edith Gerritsma, Connie Engelberts of Andrea Hijmans.
telefoon: (020) 566 2929
e-mail: wetenschapsvoorlichting
Patiëntenvoorlichting
Patiënten kunnen voor informatie terecht bij de afdeling
patiëntenvoorlichting.
telefoon: (020) 566 3355
e-mail: patiëntenvoorlichting
Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam