Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Rijnstraat 50
De voorzitter van de Tweede Kamer Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
IB/119938
Datum 24 april 2009
Betreft EU-Raad voor Onderwijs, Jeugd en Cultuur
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd- en
Cultuurraad van 12 mei aanstaande (op 11 mei wordt het onderdeel Jeugd
besproken in de OJC-Raad). In deze brief worden de onderwerpen die betrekking
hebben op het beleidsterrein van mijn ministerie nader toegelicht.
Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve
standpuntbepaling van Nederland in de OJC-Raad nog afstemming in de
ministerraad zal plaatsvinden.
Tevens is het verslag van de Informele Raad te Praag van 23 maart 2009
bijgevoegd. Belangrijke punten uit deze informele Raad waren de economische
crisis en de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
na 1 van 7
Pagi
Datum
Geannoteerde agenda OJC-Raad 16 februari 2009 24 april 2009
Onze referentie
IB
Op de agenda van de OJC-Raad staan voor wat betreft de portefeuille van het
ministerie van OCW de volgende onderwerpen op de agenda:
Onderwijs:
· Strategisch Raamwerk Onderwijs & Training na 2010
· Partnerschappen onderwijsinstellingen bedrijfsleven
Cultuur:
· Cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie
· Formele goedkeuring van twee juryleden in selectiepanel voor
Europese Culturele Hoofdstad
· Informatie over stand van zaken m.b.t. uitbreiding van OMC
werkgroepen naar derde landen
Voor het deel Audiovisueel zijn voor deze OJC-Raad geen onderwerpen
geagendeerd waarover raadsconclusies worden aangenomen.
Het Strategisch Raamwerk Onderwijs & Training is politiek het meest interessant.
De onderhavige raadsconclusies komen in voldoende mate tegemoet aan de
bezwaren die door mij tijdens de OJC-Raad van 16 februari 2009 zijn
opgeworpen.
Het Cultuurdeel van de Raad bevat geen zwaarwegende onderwerpen. De
ontwerpconclusies van de Raad over Cultuur als katalysator voor creativiteit en
innovatie zijn in lijn met het Nederlandse beleid.
Onderwijs
Strategisch Raamwerk `Onderwijs en Training na 2010' - gedachtewisseling
en aannemen raadsconclusies.
Nr fiche: Tweede Kamer (2008-2009) 22112, 788
Tijdens de OJC-Raad staan de raadsconclusies over het Strategisch Raamwerk
Onderwijs en Training na 2010 op de agenda. De raadsconclusies zijn gebaseerd
op de mededeling die door de Commissie op 19 december 2008 uitgebracht is. In
mijn brief van 2 februari jl. bent u geïnformeerd over het Nederlandse standpunt
ten aanzien van het nieuwe Strategisch Raamwerk Onderwijs en Training ná
2010. Tevens hebben uw Kamer en ik hierover van gedachten gewisseld op 12
februari 2009.
In de raadsconclusies zijn 4 strategische uitdagingen benoemd voor de periode
tot en met 2020. Het betreft (1) leven lang leren en mobiliteit, (2) kwaliteit en
efficiëntie, (3) kansgelijkheid en burgerschap en (4) innovatie en creativiteit
inclusief ondernemerschap. In de oorspronkelijke mededeling van de Commissie
werden deze strategische uitdagingen ondersteund door benchmarks. De
Pagina 2 van 7
Datum
Commissie stelde voor de huidige 5 benchmarks (uit het werkprogramma 24 april 2009
Onderwijs en Training tot 2010) uit te breiden naar 10. Onze referentie
IB
De Raad stelt nu na uitvoerige bespreking twee categorieën acties voor. In de
eerste categorie staan 5 benchmarks die meteen van kracht worden en de tweede
categorie acties betreft terreinen waar de Commissie uitgenodigd wordt te
onderzoeken of benchmarks zinvol zijn.
Bij de eerste actie gaat het om de volgende benchmarks:
1. Leven Lang Leren In 2020 neemt 15% van de volwassenen (25-64 jaar) deel aan Leven
Lang Leren- activiteiten
2. Basisvaardigheden Het aandeel 15-jarige leerlingen met lage vaardigheden in lezen, rekenen
en natuurwetenschappen is in 2020 maximaal 15%
3. Hoger opgeleiden In 2020 moet ten minste 40% van de 30-34 jarigen een diploma behaald
hebben op tertiair niveau
4. Voortijdig In 2020 moet het aandeel voortijdig schoolverlaters onder 18-24 jarigen
schoolverlaters minder zijn dan 10%
5. Voor- en In 2020 moet ten minste 95% van de groep 4-jarigen tot de leerplichtige
vroegschoolse educatie leeftijd deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie
De tweede actie bestaat zoals gezegd uit onderwerpen waarvoor de Raad de
Commissie uitnodigt te onderzoeken of eventuele benchmarks zinvol zijn. De
volgende terreinen worden genoemd:
- Mobiliteit
Europa heeft een duidelijk toegevoegde waarde wat betreft het stimuleren van
mobiliteit. Europa heeft een instrument in de vorm van het Leven Lang Leren
programma.
- Inzetbaarheid op de arbeidsmarkt
Onderwijs en training spelen een cruciale rol bij de voortdurende veranderende
vraag naar vaardigheden en kennis van werknemers. Nader onderzocht moet
worden hoe de Europese samenwerking op dit gebied vorm kan krijgen.
- Vreemde talen
Gezien de oproep van de van de regeringsleiders in Barcelona in 2002 wordt veel
belang gehecht aan de kennis van twee vreemde talen. Thans vindt een
taalvaardigheidsonderzoek plaats. Mogelijk wordt op dit terrein een benchmark
ontwikkeld.
In de raadsconclusies wordt aangegeven dat het gaat om terreinen waarop
mogelijk benchmarks ontwikkeld kunnen worden. Nieuwe benchmarks op deze
terreinen zijn niet vanzelfsprekend.
Inzet Nederland
Nederland ondersteunt de strategische uitdagingen. Tijdens het algemeen overleg
van 12 februari 2009 heeft uw Kamer steun uitgesproken voor de positie dat
samenwerking op het gebied van onderwijs belangrijk is om good practices te
delen en te leren van elkaar, maar dat we daar geen Europese gemiddelden in de
vorm van benchmarks voor nodig hebben. Zoals besproken heb ik mij in de OJC-
Pagina 3 van 7
Datum
Raad van 16 februari 2009 dan ook verzet tegen het voorstel van de Commissie 24 april 2009
om het aantal huidige benchmarks van 5 uit te breiden naar 10. Nederland stond Onze referentie
met deze positie relatief alleen in het Europese krachtenveld. IB
Desondanks is in de huidige raadsconclusies op veel punten rekening gehouden
met de Nederlandse bezwaren. Zo is het aantal benchmarks fors beperkt (5) en
zijn de voorgestelde input-benchmarks geschrapt.
Daarnaast wordt nu conform het subsidiariteitsprincipe de vrijwilligheid van de
benchmarks in de raadsconclusies benadrukt. Er zal geen verplichting zijn voor
het vertalen van de Europese doelstellingen naar nationaal beleid. Immers,
onderwijs blijft primair de verantwoordelijkheid van een lidstaat. Nadrukkelijk is in
de raadsconclusies opgenomen dat de benchmarks geen concrete doelen zijn die
door individuele lidstaten behaald moeten worden in 2020.
Met de raadsconclusies die nu voorliggen, kan ik daarom instemmen.
Partnerschappen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven gedachtewisseling
en aannemen raadsconclusies
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
De samenwerking tussen onderwijsinstellingen en werkgevers is één van de
onderwijsprioriteiten van het Tsjechische EU-voorzitterschap. Met de onderhavige
raadsconclusies wordt beoogd de samenwerking tussen instellingen op het gebied
van onderwijs en training enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds te stimuleren.
Achterliggende doelen hiervan zijn de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van alle
individuen en (indirect) het stimuleren van de Europese economie.
In de raadsconclusies worden de lidstaten uitgenodigd een aantal maatregelen te
nemen:
· Rekening houden met de behoeften van de arbeidsmarkt, op lokaal,
regionaal, nationaal en Europees niveau.
· Het stimuleren van dialoog tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven.
· Het wegnemen van (mogelijke) barrières die de samenwerking kunnen
belemmeren.
· Het stimuleren van werkgevers om hun werknemers scholing te bieden.
· Het bevorderen van samenwerking tussen werkgevers en andere relevante
partijen met betrekking tot bijvoorbeeld het erkennen van eerder verworven
competenties (EVC).
Inzet Nederland
Het belang van een goede samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het
bedrijfsleven onderstreep ik. In Nederland zijn we al een eind op weg wat deze
samenwerking betreft. Zo wordt de kwalificatiestructuur voor het mbo tripartiet
vormgegeven door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Een ander
voorbeeld is het kenniscentrum EVC met ambitieuze doelstellingen (waarvan de
realisatie op schema ligt). Voor Nederland geldt dat reeds wordt voldaan waartoe
we in het document worden uitgenodigd.
Pagina 4 van 7
Datum
De Europese economie is erbij gebaat als meer lidstaten de samenwerking tussen 24 april 2009
onderwijsinstellingen en bedrijfsleven stimuleren. Derhalve ga ik akkoord met Onze referentie
deze raadsconclusies. IB
CULTUUR
Cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie gedachtewisseling en
aannemen raadsconclusies
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
Nederland is één van de Europese landen met een samenhangende strategie voor
de creatieve industrie. Ook in Europa staat dit onderwerp inmiddels op de agenda.
Na de agendering van de creatieve industrie tijdens het Nederlandse
voorzitterschap in 2004, volgde een Commissiemededeling over cultuurbeleid in
mei 2007, waarin dit onderwerp als prioritair werd benoemd. Ook de Europese
Raad onderkende in een tweetal conclusies het potentieel van de creatieve
bedrijfstakken. In het bijzonder gaat het hierbij om de bijdrage van de creatieve
sector aan de Lissabonagenda.
In de voorliggende raadsconclusies wordt voor een bredere benadering gekozen.
De rol van cultuur wordt nu geagendeerd in het kader van het Europees Jaar
2009 van de creativiteit en innovatie. Belangrijke overweging is dat cultuur de
creativiteit stimuleert en een factor kan zijn om het hoofd te bieden aan de
uitdagingen waarmee Europa momenteel wordt geconfronteerd, zoals
demografische veranderingen, sociale samenhang, mondialisering en duurzame
economische ontwikkeling.
In voorliggende raadsconclusies worden de Commissie en de lidstaten opgeroepen
de ontwikkeling van de culturele en creatieve bedrijfstakken te stimuleren, `met
name door hun gemakkelijker toegang tot financiering te verschaffen'.
Inzet Nederland
Deze conclusies stroken met het Nederlandse beleid de creatieve bedrijfstakken te
stimuleren. Beter gebruik van het creatieve potentieel zal kunnen bijdragen aan
de versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese
industrie. Nederland is als co-voorzitter van de Werkgroep Creatieve Industrie
(samen met Portugal), één van de `trekkers' op dit gebied in Europa. In deze
werkgroep delen en bestuderen lidstaten via de Open Methode van Coördinatie
(OMC) ervaringen en goede praktijken.
Met de ontwerpconclusies van de Raad betreffende Cultuur als katalysator voor
creativiteit en innovatie kan ik derhalve akkoord gaan.
Pagina 5 van 7
Datum
Verslag Informele Raad Praag 23 maart 2009 24 april 2009
Onze referentie
IB
Op 23 maart 2009 hebben de onderwijsministers van de lidstaten van de
Europese Unie (inclusief de kandidaatlidstaten) en de lidstaten van Europese
Vrijhandelsassociatie tijdens een informele vergadering met elkaar gesproken.
De gespreksonderwerpen die door het Tsjechische voorzitterschap waren
geagendeerd betroffen:
- de bijdrage van onderwijs en opleiding aan het oplossen van de huidige
economische crisis;
- de openheid van onderwijsinstellingen en het onderwijssysteem voor de
behoeften van werkgevers, ondernemingen en de arbeidsmarkt.
De discussie tussen de onderwijsministers richtte zich in hoofdlijnen op de
volgende punten:
- De noodzaak om beschikbare middelen beter te benutten en het overeind
houden danwel versterken van investeringen in het onderwijs.
- Meer aandacht voor vaardigheden en sleutelcompetenties ter
ondersteuning van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, flexibiliteit en
het aanpassingsvermogen van mensen.
- Het koesteren van ondernemerschap en het stimuleren van creativiteit en
innovatie.
- Het verder ontwikkelen van de dialoog en samenwerking met sociale
partners, in het bijzonder met werkgevers en ondernemingen.
- Het versterken van de rol van onderwijs, bezien vanuit het perspectief
van de kennisdriehoek en zijn verbinding met onderzoek, ontwikkeling en
innovatie.
- Stimuleren van leven lang leren en het ondersteunen van
vervolgonderwijs.
- Het ondersteunen van sociale cohesie, actief burgerschap en het besef
van sociale verantwoordelijkheid.
- Het stimuleren van Europese samenwerking in onderwijs en opleiding.
Van Nederlandse zijde werd het belang van versterkte samenwerking tussen
onderwijsinstellingen en de werkgevers beklemtoond, met name op het niveau
van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Verschillende
beleidsinitiatieven die reeds zijn genomen voor de verschillende
onderwijssectoren werden nader toegelicht. Bij de ontwikkeling van het
curriculum moet er aandacht zijn voor mobiliteit, ondernemerschap en de exacte
vakken. Voor versterkte samenwerking met werkgevers is het ook van belang om
te profiteren van ervaringen die reeds in andere landen zijn opgedaan.
Om sterker uit de crisis te komen moet worden gewerkt aan een
onderwijsstructuur die is gebaseerd op competenties. Het Europees Kwalificatie
Kader (EKK) kan ons daarbij behulpzaam zijn als gemeenschappelijk
vertaalinstrument. Nederland heeft benadrukt dat bij Europese
Pagina 6 van 7
Datum
onderwijssamenwerking te allen tijde de subsidiariteit voorop staat. In dit kader 24 april 2009
moet dan ook op nationaal niveau bepaald worden welke (onderwijs-) Onze referentie
maatregelen te implementeren om de crisis te bestrijden en er bij voorkeur ook IB
sterker uit te komen. Door voorbeelden van goede (en slechte) praktijken kan in
Europees kader van elkaar worden geleerd. Daarvoor is het noodzakelijk om
voortdurend aandacht te hebben voor de `evidence-base'.
Pagina 7 van 7