Steekmuggen en knutten bij
klimaatverandering en nattere omgeving
12 mei 2009
Onderdeel: Alterra
We weten maar weinig over de ecologie en de verbreiding muggen en
bijna niets over knutten. Toch hebben we steeds meer met ze te maken,
onder meer als gevolg van globalisering en klimaatverandering. Extra
onderzoek is dan ook nodig, zowel als feitelijke basiskennis maar ook
om meer inzicht te krijgen in de risicoâs op overlast en (eventuele
toekomstige) ziekten. Dat concludeert Piet Verdonschot,
zoetwater-ecoloog bij Alterra, Wageningen UR in een vandaag officieel
verschenen rapport.
Het rapport âVerkenning van de steekmuggen- en knuttenproblematiek bij
klimaatverandering en vernattingâ werd uitgevoerd in opdracht van het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Het geeft
een beschrijving van de huidige situatie met steekmuggen en knutten,
van mogelijke nieuwkomers binnen deze families. Daarnaast gaat het
rapport in op de effecten van internationalisering, globalisering,
klimaatverandering en herinirichtingsprojecten die te maken hebben met
de natte natuur (de zogenaamde vernattingsopgaven).
Oorzaken
Als gevolg van globalisering komen nieuwe soorten makkelijker dan
voorheen ons land binnen, bijvoorbeeld in importproducten. Door de
klimaatverandering kunnen zij zich vervolgens makkelijker dan voorheen
in ons land vestigen. Toch gebeurt dat laatste nog maar zelden volgens
onderzoeker Piet Verdonschot: âDe tijgermug bijvoorbeeld is hier wel
in kassen gesignaleerd, meegekomen met de import van de kweekplant
âlucky bambooâ, maar heeft zich nog niet buiten de kassen kunnen
vestigenâ. Wel stelt Verdonschot in zijn rapport dat de hogere
temperaturen uiteindelijk zullen leiden tot de komst van nieuwe en tot
verkorting van de levenscyclus van onze eigen soorten. âDaardoor
zouden we uiteindelijk wel met andere en mogelijk hogere aantallen
muggen en knutten te maken kunnen krijgen. Dat laatste geldt dan zeker
voor de huidige âNederlandseâ soorten, zoals de huissteekmugâ.
Maatregelen
Uit de bevindingen blijkt onder meer dat de overlastveroorzakende
steekbeestjes zich erg prettig voelen in een natte omgeving die
ondiep, tijdelijk en warm is. In de directe leefomgeving van mensen
komt dit voor in bijvoorbeeld regentonnen, bloempotten en dakgoten.
Zorgen voor een goede afwatering daarvan voorkomt veel overlast zoals
slapeloze nachten en jeukende bultjes.
Ook de overheid kan maatregelen nemen om het leefmilieu voorÂ
overlastveroorzakende muggen en knutten zo onaantrekkelijk mogelijk te
maken. Bij de herinrichting van gebieden tot natte natuur is het
belangrijk hieraan aandacht te besteden. Het rapport geeft een
overzicht van herinrichtings- en beheermaatregelen die sturend zijn op
de ontwikkeling van de muggen- en knuttenpopulaties.
Overlast
Volgens de onderzoeker leidt een toename van het aantal steekmuggen en
knutten niet automatisch tot meer overlast. âZolang iedereen
verantwoord met de muggen omgaat zijn meer muggen niet perse
onverantwoord of gevaarlijkâ, zegt Verdonschot. âEén mug in een
slaapkamer kan een enorme overlast geven, terwijl hele zwermen in een
onbewoond natuurgebied voor niemand tot overlast leidenâ.Â
Ziekten
In het rapport staan de ziekten (veelal ziekten die ons land nog niet
hebben bereikt) die muggen kunnen overbrengen opgesomd. Dit zijn over
het algemeen ongevaarlijke ziektes, die hooguit griepverschijnselen
veroorzaken. Wel is het zo, dat net zoals bij iedere griep, de
zwakkere mensen er ernstig ziek van kunnen worden of in incidentele
gevallen zelfs overlijden. Toch worden de in West-Europa door
steekmuggen overgedragen virussen en andere ziekteverwekkers niet als
een groot gezondheidsprobleem erkend.
Nader onderzoek
De onderzoeker constateert een gebrek aan kennis die relevant is voor
de muggenproblematiek. De aanbevelingen van het rapport beschrijven
nader onderzoek naar recente incidentele plagen, referentieonderzoek
en ook gedegen taxonomisch ecologisch onderzoek, dat is basiskennis
over de soorten muggen en vooral de nog erg onbekende groep van
knutten, voortplanting, leefomgeving etc. De kern van de
kennisbehoefte is om hiermee, op een gekwantificeerde wijze,
voorspellingen van risicoâs te kunnen doen bij vernatting en
herinrichting en zodoende vooraf overlast en plagen te voorkomen. Â
Contact
Onderzoekinformatie:
dr.ir. P.F.M. (Piet) Verdonschot
0317 486552
piet.verdonschot@wur.nl
Persinformatie:
F.M. (Francine) Loos
0 317 477 825 (ook mobiel)
francine.loos@wur.nl
Wageningen Universiteit en Researchcentrum