Speech bij presentatie Onderwijsverslag
Tekst bij de presentatie van het Onderwijsverslag over het schooljaar
2007-2008 zoals uitgesproken op 12 mei 2009 door mw. drs. A.S.
Roeters, inspecteur-generaal van het Onderwijs.
Dames en heren,
Graag begin ik deze bijeenkomst met een uitspraak: 'Hoe dan ook, het
is een helse opgave om ze wat te leren'. Een leerkracht van de
Gunningschool in Haarlem, een school voor speciaal onderwijs, deed
deze uitspraak. En eigenlijk geeft hij hiermee een treffend beeld van
één van de belangrijke boodschappen van het Onderwijsverslag
2007/2008. Wij constateren dat jongeren die extra zorg en aandacht
nodig hebben vaak geen toegesneden onderwijs krijgen.
We kunnen deze leerlingen uiteraard niet over één kam scheren, juist
deze jongeren niet. Er zijn grote verschillen in achterstand. We
kennen kinderen in het speciaal onderwijs, in het gewone onderwijs met
een rugzakje of met een indicatie voor leerweg ondersteunend onderwijs
en eigenlijk ook wel 'gewoon' in de gewone klassen, tussen de andere
kinderen. Bijvoorbeeld een kwart van de leerlingen in het
basisonderwijs heeft extra aandacht nodig voor de basisvaardigheden
volgens hun eigen leraar.
Juist in deze tijden van crises wordt het nog duidelijker hoe
belangrijk onderwijs en vakkennis is. Het binnen boord houden van alle
leerlingen, goed onderwijs en waardevaste examens en diploma's zijn
van groot belang. Ik vraag uw aandacht vandaag voor leerlingen die
extra zorg nodig hebben en voor de waarde van onze examens en
diploma's.
Het lukt scholen steeds beter om problemen van leerlingen te
signaleren, maar we zien ook dat dit niet altijd tot effectieve acties
leidt. Ze hebben dan wel het etiket 'zorgleerling', maar krijgen
onvoldoende onderwijs. We hebben het over een groep van 300.000
leerlingen, oftewel 10 procent van de leerlingen in het basisonderwijs
en 17 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Een kwart
van de basisscholen biedt geen planmatige zorg, maakt geen goede
handelingsplannen voor leerlingen. Ze beschrijven bijvoorbeeld wel de
problemen van leerlingen, maar geen concrete doelen zoals: waar moet
deze leerling naar toe worden begeleid? Daarmee lukt het niet om deze
leerlingen goed te helpen en ontstaan achterstanden of blijven
achterstanden onnodig bestaan. Toegesneden onderwijs is onmisbaar voor
deze groep, juist in deze tijden.
Zij hebben niet alleen een leerplicht, ze hebben niet alleen zorg
nodig, ook deze kinderen hebben recht op goed onderwijs, onderwijs dat
tot resultaat leidt, op welke school ze dan ook zitten. Dat dat soms
een helse opgave is, zal duidelijk zijn.
Alle leerlingen moeten `aan boord' blijven. Het onderwijs moet dus
voor iedere leerling aan de maat zijn. We houden het kabinet voor dat
dat een voorwaarde is voor een succesvolle invoering van het concept
Passend Onderwijs in 2011. Dat betekent dat scholen, leraren meer oog
moeten hebben voor de verschillen tussen leerlingen. Goed onderwijs
voorkomt uitval. Ongediplomeerde jongeren blijven meestal onder aan de
ladder en goede passende scholing betaalt zichzelf terug.
Het afgelopen schooljaar hebben we geconstateerd dat het aantal
voortijdig schoolverlaters is afgenomen. Op dit moment zijn het er
48.800 maar dat zijn er nog steeds erg veel. Scholen en instellingen
verschillen aanzienlijk in de aantallen voortijdig schoolverlaters,
dit hangt nauw samen met de kwaliteit van het onderwijs. Op zeer
zwakke scholen voor voortgezet onderwijs is de voortijdige uitval
bijvoorbeeld twee keer zo groot als op andere scholen.
Sinds 3 jaar publiceren we maandelijks de lijst zeer zwakke scholen.
Het afgelopen jaar is het aantal scholen op de lijst nagenoeg
onveranderd (166 scholen in het basis- en voortgezet onderwijs). Wel
is de samenstelling veranderd. We zien de eerste vruchten van onze
andere aanpak. We zien wel dat het tijd nodig heeft, op veel scholen
werkt het - zoals een schooldirecteur eens verwoordde - als een
rouwproces; eerst schrik en ongeloof, dan boosheid, dan berusting en
dan de echte verbetering die in gang wordt gezet. Veel scholen hebben
zich verbeterd (100 in het basisonderwijs en 17 in het voortgezet
onderwijs).
Anderen werden zwak of zeer zwak. Over die laatste groep scholen maken
wij ons zorgen. Als inspectie zitten we hier bovenop. We maken
afspraken over verbetering en al naar gelang de ernst van de situatie
komen we tenminste 2 keer per jaar terug. Onderzoek onder zeer zwakke
scholen, die zich verbeterd hebben, maakte duidelijk dat scholen vaak
al een tijd problemen hadden, voordat ze zeer zwak werden. Vanaf nu
leggen we in het toezicht meer nadruk op preventie en zullen we eerder
ingrijpen op de zwakke scholen om te voorkomen dat ze afglijden naar
zeer zwak. Ik ben het dan ook van harte met de minister eens dat we in
Nederland geen zeer zwakke scholen zouden moeten kennen. Daar zetten
we ons als inspectie voor in.
Uitgangspunt daarbij is slagvaardigheid in optreden, effectief
handhavend optreden, doorzetten als dat nodig is. Daar heb ik me het
afgelopen jaar sterk voor gemaakt.
Achteraf vertellen scholen en leerlingen vaak dat het onderwijs en de
processen wel degelijk beter zijn. We horen daar verhalen over bij
scholen en in januari had het jeugdjournaal hier een uitzending over.
Een school had zich verbeterd en leerlingen vertelden dat er nu nieuwe
leraren waren gekomen, er veel beter werd uitgelegd en dat het
strenger was dan voorheen. Ze konden niet meer doen 'wat we wouwen',
zei een jongen en hij waardeerde dat. We zien dat het de meeste
scholen lukt om binnen de afgesproken tijd te verbeteren.
Voor een leerling kan het dus erg veel uitmaken op welke school hij
zit. Wij vinden dat alle leerlingen gelijke kansen moeten krijgen om
zich te ontwikkelen. De kwetsbare leerlingen, waarover ik u zojuist
vertelde, die extra zorg nodig hebben zijn op zwakke en zeer zwakke
scholen nog slechter af.
Het is niet zo dat leerlingen die een leerachterstand op een zeer
zwakke basisschool oplopen dit later inhalen. Dit wreekt zich in het
voortgezet onderwijs. Ze kunnen hierdoor wellicht later niet het
beroep uitoefenen waar ze van dromen, terwijl ze de capaciteiten wel
in huis hebben.
Er zijn ook de leerlingen die méér kunnen dan hun leeftijdsgenoten.
Leerlingen die extra aandacht nodig hebben aan de bovenkant, ook die
zijn kwetsbaar. De Onderwijsraad signaleerde dat het Nederlandse
onderwijs weinig gericht is op excellerende leerlingen en studenten.
We zien bijvoorbeeld dat havo-leerlingen die bovengemiddeld presteren
maar weinig kans van de school krijgen om vakken op vwo-niveau te
kiezen. In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs
melden studenten dat ze diepgang en uitdaging missen. Wij vinden dat
scholen en besturen meer aandacht moeten besteden aan het vraagstuk
van goede en heel goede leerlingen, die te weinig worden uitgedaagd.
We hebben gekeken naar examens en examinering in het voortgezet
onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs. In deze meimaand een
actueel onderwerp. Daar is reden tot bezorgdheid. Een deel van de
instellingen en scholen heeft problemen met de samenstelling van
examens, correcte afname of goed toezicht op de examens. Daardoor is
de rechtsgelijkheid in behandeling van examenkandidaten in het geding
en komt het civiel effect van diploma's onder druk te staan. We hebben
geconstateerd:
* Dat in de basis beroepsgerichte leerweg van het vmbo sommige
examinatoren hun leerlingen er door heen slepen en onvoldoende
zakelijke afstand in acht nemen;
* Dat 15% van het voortgezet onderwijs een verschil van meer dan een
half punt laat zien tussen het schoolexamen (dat een school zelf
maakt) en het centraal examen. (Bij het VWO gaat dit om 40 % van
de scholen)
* Vooral bij particuliere instellingen treffen we dat aan. (86 % van
de particuliere VWO-instellingen scoort gemiddeld lager dan een 6
voor het centraal schriftelijk)
* In het middelbaar beroepsonderwijs zien we dat een op de vijf
opleidingen niet aan de kwaliteitsstandaarden voldoet.
* In het hoger onderwijs zeggen leden van de examencommissies niet
te weten of ze wel voor hun taak berekend zijn.
Maatregelen zijn hard nodig. We achten het van het grootste belang dat
elke sector voortvarend verbeteringen doorvoert.
Want, de maatschappij, de werkgevers en het vervolgonderwijs moeten
erop kunnen vertrouwen dat het niveau van een leerling overeenkomt met
het uitgereikte diploma. We zien steeds vaker dat hogescholen en
universiteiten hun aangemelde studenten taal- of rekentoetsen laten
afnemen. In principe zou het schooldiploma hier een goede indicatie
voor moeten geven. De inspectie vindt het maatschappelijke vertrouwen
in de examens van groot belang.
Als Inspecteur-Generaal van het onderwijs krijg ik vaak de vraag
voorgelegd of de kwaliteit van het onderwijs nu gedaald is of niet.
Deze vraag is niet met een eenvoudig ja of nee te beantwoorden, hoe
graag ik dit ook zou willen. We stellen vast dat de meeste scholen in
het schooljaar 2007/2008 onderwijs van voldoende kwaliteit bieden,
maar ook daar profiteren niet alle leerlingen hier evenveel van. Het
aantal zwakke en zeer zwakke scholen is vergelijkbaar met het jaar
daarvoor. Bij verschillende internationale vergelijkingen van lees- en
rekenprestaties tot en met 2007, blijkt dat we nog behoorlijk scoren
maar ook dat er sprake is van een geleidelijk dalende trend. Als we
dat eenvoudige ja of nee antwoord willen geven op de vraag of
leerlingen beter of slechter zijn gaan presteren, hebben we in
Nederland normen en leerstandaarden nodig.
Ten slotte: goed presteren is niet vanzelfsprekend en blijvende
bewaking van de kwaliteit van het onderwijs blijft hard nodig. Daarom
hebben we onderzocht wat kenmerken van goede scholen zijn. We zien dat
op goede scholen leraren goed uitleggen en aandacht hebben voor de
leerlingen. Deze scholen kennen een goede zorgstructuur en een
evenwichtige kwaliteitszorg. Wat we ook zien is dat ze voldoende
onderwijstijd bieden. Sterke scholen analyseren hun gegevens,
vergelijken die met gelijksoortige scholen. Hier liggen zeker kansen
voor verbetering in het Nederlandse onderwijs. Scholen maken immers
het verschil!
Na mijn eerste jaar als inspecteur-generaal zie ik dat op alle fronten
in het onderwijs, het afgelopen jaar veel werk is verzet. Ik ben mijn
speech begonnen met aan te geven dat veel leerlingen speciale aandacht
nodig hebben. Ik hoop dat ook duidelijk is geworden, dat de kwaliteit
van onderwijs in het algemeen dringend aandacht verdient.
Ik pleit ervoor te blijven investeren in de kwaliteit van onderwijs.
Financieel, maar er is meer nodig dan alleen financiële middelen.
Aandacht voor, maar ook van, leerlingen en ouders, genoeg en goede
docenten, onderwijskundig leiderschap en kwaliteitsbesef van besturen,
die daarin hun verantwoordelijkheid nemen.
De inspectie zal zich sterk en scherp voor de kwaliteit van onderwijs
blijven inzetten.
Graag wil ik nu het Onderwijsverslag 2007/2008 aanbieden aan minister
Plasterk, staatssecretaris van Bijsterveldt en staatssecretaris
Dijksma.
Inspectie v/h Onderwijs