NIOD


12.5.2009

Toespraak Evelien Gans dodenherdenking in de Hollandsche Schouwburg

'Wij kunnen - ook met vuile voeten - straks weer naar huis. Maar eigenlijk zouden er, buiten, alarmbellen moeten rinkelen iedere keer als er weer iemand wordt vernederd.' Met deze boodschap sloot Evelien Gans de indrukwekkende toespraak af die zij hield tijdens de dodenherdenking in de Hollandse Schouwburg op 4 mei.

In haar toespraak gaat Gans aan de hand van twee gedichtjes van Jaap Meijer in op het bijna onuitsprekelijk pijnlijke van de herinnering aan de Shoah of Holocaust. De ervaring grenzeloos vernederd te zijn, is daarbij cruciaal. Via dit thema legt Gans een verbinding tussen verleden en heden: vernedering als groepsvorming en zelfverheffing, als voorbode en onderdeel van discriminatie of vervolging.

herkregen vrijheid
maar op zicht
ik wil terug
mijn kamp is dicht

De joodse historicus Jaap Meijer publiceerde dit korte gedicht onder zijn pseudoniem Saul van Messel. Hij noemde het 'juli 1945', maar hij schreef het in 1971: ruim 25 jaar nadat hij, terug uit Bergen Belsen, in Amsterdam aan een nieuw, naoorlogs leven was begonnen. Jaap Meijer, zijn vrouw Liesje Voet en hun baby Ischa waren, in juni 1943, niet via de Hollandse Schouwburg, maar rechtstreeks vanuit Amsterdam Zuid via het Muiderpoortstation naar Westerbork gedeporteerd. Bij het Muiderpoortstation is in 2002 een gedenkteken geplaatst. De plek waar we nu staan, is al heel wat langer wat in de geschiedschrijving lieu de mémoire is gaan heten: plaats van herinnering. Hier hebben tienduizenden Joden een dag, een paar dagen, soms een paar weken, gebivakkeerd, voordat ze in het holst van de nacht wanneer de gemiddelde burger sliep, per gemeentetram naar het Centraal Station, en vervolgens per trein naar Westerbork werden gedeporteerd. Hoe al deze onvrijwillige bezoekers zich destijds voelden, durven wij, vrijwillige bezoekers, ons nauwelijks voor te stellen. Het is een geschiedenis die ons altijd weer met huiver vervult. Maar de eerste tijd na de oorlog was voor dergelijke gevoelens van identificatie met de slachtoffers weinig plaats. De eigenaar van de Hollandse Schouwburg diende kort na de bevrijding een plan in om een bioscoop in het gebouw te vestigen. Die bestemming wekte veel weerstand, en Sam de Wolff, marxistisch socialist én zionist, nam het initiatief tot de oprichting van het Comité Hollandsche Schouwburg. Binnen een jaar werd er drie ton ingezameld voor een waardig alternatief. Toch duurde het nog tot 1962 17 jaar na de bevrijding voordat het tot een officiële herdenkingsplaats kwam. In Nederland bestond tot in de jaren zestig de neiging om de geschiedenis van de oorlog in beelden van opoffering, heldenmoed en wederopstanding te vatten. Kenmerkend zijn de woorden die men in de muur van de Schouwburg had laten graveren: HERDENKINGSPLAATS VAN DE IN 1940-1945 GEVALLEN JOODSCHE LANDGENOTEN. Vooral de term 'gevallen' paste in een nationalistische, militaire context, alsof de joden voor het vaderland, op het veld van eer, waren gesneuveld. Na protesten werd de inscriptie verwijderd. Ook aan joodse kant was men er in die tijd vaak niet van gediend de nadruk op het eigen slachtofferschap te leggen. Het bestuur van de Nederlandse Zionistenbond tikte Sam de Wolff op de vingers, onder andere omdat hij als zionistisch medestander had moeten weten dat de geldelijke inzamelingen van het Comité Hollandsche Schouwburg ten koste zouden kunnen gaan van de joodse fondsen voor Palestina. Hier vertoonde zich het spiegelbeeld van wat er van officiële, niet-joodse kant werd uitgedragen: joden moesten vooruit kijken, niet achteruit, en zich als 'bouwers' en 'strijders' in de joodse staat in wording, een nieuw zelfbewustzijn aanmeten. Vaak was terugkijken eenvoudigweg té pijnlijk. Jaap Meijer drukte in zijn gedichtje uit hoe relatief zijn gevoel van bevrijding was geweest na afloop van de oorlog, hoe geïsoleerd en vervreemd hij zich had gevoeld: 'herkregen vrijheid maar op zicht ik wil terug mijn kamp is dicht'. Maar hij deed dat achteraf: in de tijd zelf hadden hem daarvoor de woorden ontbroken. Toen vertelde hij aan zijn leerlingen liever dat hij in Bergen Belsen in de kampkeuken had gewerkt, dan dat
1
hij er was geslagen. In april 1945 was het gezin Meijer, na een rampzalige tocht per trein door het stuiptrekkende Derde Rijk, samen met een kleine tweeduizend andere gevangenen, in Tröbitz door de Russen bevrijd. Jaap was daar bijna aan de vlektyfus bezweken, maar in de klas vertelde hij dat hij er met paard en wagen had rondgereden. Pas veel later zou hij het, en dan nog spaarzaam, over de stervenden en doden hebben. Onbespreekbaar, onuitspreekbaar was de vernedering. Die leidt tot schaamte, en schaamte leidt tot zwijgen, zoals psychiater Louis Tas, kampgenoot van Jaap Meijer, meermalen heeft betoogd. Vernedering en schaamte worden even zichtbaar in Meijers dichtregels naar aanleiding van zijn bezoek, in 1969, aan de Salzburger Festspiele: een felle vrouw
kijkt mij aan
instinctief voel ik
of mijn jodenster
wel goed zit
Zoveel vormen, gradaties en variaties van vernedering, toen en nu. Het handjevol scholieren in de trein dat een klasgenootje treitert omdat zij van andere muziek houdt. Marokkaanse voetbalvandalen die als straf het stadion zouden moeten schoonmaken met een tandenborstel. De man met het keppeltje die wordt uitgescholden. Het gaat om groepsvorming en zelfverheffing, om voorbode en onderdeel van discriminatie of vervolging. Vanavond zijn we hier om de rabbijn te gedenken die gedwongen werd naakt, op een stoel staand, een toespraak ter ere van Duitsland te houden. Een historische passage uit het boek Verloren, van Daniel Mendelsohn, een zoektocht naar verdwenen joodse familieleden in een Oekraïens dorp. De joodse mannen bij wie, op straat, door SS'ers, de baard werd afgeknipt u kent de foto's - de vrouwen in lange rijen met hun kinderen op de arm. Ook de Hollandsche Schouwburg was een oord van vernedering. Jacques Presser beschrijft hoe een dronken SS'er 's nachts alle slapers sommeert om op te staan en hun schoenen en kousen uit te trekken. Na inspectie volgt het oordeel. Tien mensen hebben schone voeten; zij mogen de Schouwburg verlaten. De rest moet blijven. Wij kunnen - ook met vuile voeten - straks weer naar huis. Maar eigenlijk zouden er, buiten, alarmbellen moeten rinkelen iedere keer als er weer iemand wordt vernederd. Literatuur
Evelien Gans, Jaap en Ischa Meijer. Een joodse geschiedenis 1912-1956 (Amsterdam 2007). Idem, De kleine verschillen die het leven uitmaken. Een historische studie naar joodse sociaal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland (Amsterdam 1999). Daniel Mendelsohn, Verloren. Op zoek naar zes van de zes miljoen (Amsterdam 2007). 2 3
Saul van Messel (pseud. voor: Jaap Meijer), syndroom. joodse poëzie ('s Gravenhage / Rotterdam 1971). Jacques Presser, Ondergang, (Den Haag 1965).
Loden Vogel (pseud. voor: Louis Tas), Dagboek uit een kamp (waarin opgenomen 'Brief an eine Deutsche') (Amsterdam 2000; oorspr. 1946). Frank van Vree & Rob van der Laarse, Dynamiek van de Herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009). Evelien Gans
4 mei 2009
Hollandse Schouwburg, Amsterdam

Evelien Gans is bijzonder hoogleraar moderne joodse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en als onderzoeker verbonden aan het NIOD.