Ingezonden persbericht
Beantwoording Kamervragen 2009Z072541
Vragen van het lid Tang (PvdA) aan de minister van Financiën over de hoge fundingkosten van
banken als gevolg van de hoge spaarrentes die banken in Nederland bieden.
Vraag 1
Kent u het bericht "De spaarder is achterdochtig geworden"?
Antwoord vraag 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat in Nederland gemiddeld hogere spaarrentes worden geboden dan in landen om ons
heen? Betekent dit dat de totale fundingkosten (financieringskosten) van banken die in Nederland
opereren gemiddeld hoger zijn dan die van banken in landen om ons heen?
Antwoord vraag 2
Het klopt dat de spaarrentes in Nederland gemiddeld hoger zijn dan in de ons omringende landen
(zie figuren 1 en 2). Dit betekent echter niet dat de totale financieringskosten van banken in
Nederland hoger zijn. De totale financieringskosten zijn namelijk ook afhankelijk van de andere
vormen van financiering en de daarbij behorende kosten.
Wat betreft spaarrentes kan een onderscheid worden gemaakt tussen vrij-opneembare deposito's
en termijndeposito's. De figuren 1 en 2 geven de gemiddelde spaarrentes weer voor beide vormen
spaarproducten in Nederland, België, Duitsland en voor het eurogebied, op basis van data zoals
deze worden aangeleverd bij de Europese Centrale Bank (ECB). In figuur 1 is te zien dat de rente
op vrij-opneembare deposito's in Nederland structureel hoger ligt dan in de andere landen, hoewel
het verschil met het gemiddelde van het eurogebied tussen begin 2006 en eind 2008 sterk
terugliep.2 Figuur 2 toont dat de rentes op kortlopende (tot één jaar) termijndeposito's elkaar niet
veel ontlopen. Bovendien laat de figuur zien dat de rentes in de afgelopen maanden sterk
afgenomen zijn, in lijn met de verlagingen van de beleidsrente van de ECB. Ook Nederlandse
banken hebben hun rentes op termijndeposito's sterk verlaagd, zij het in iets mindere mate dan
banken in andere landen.
In vergelijking met banken in het eurogebied beschikken Nederlandse banken over relatief meer
vrij-opneembare en termijndeposito's (8,2%, respectievelijk 16,8% van de totale bankbalans in
Nederland tegenover 5,4%, respectievelijk 14,0% in het eurogebied). Banken in de rest van het
eurogebied compenseren dit door relatief meer interbancair te financieren (9,4% van de
bankbalans in Nederland tegenover 21,8% in het eurogebied). De rentes op de interbancaire
geldmarkt laten over de tijd grotere uitslagen zien en lagen bovendien vanaf begin 2006 tot eind
2008 boven de rente op vrij-opneembare deposito's in Nederland (zie ook antwoord op vraag 8).
Op basis van deze overwegingen kan dus niet worden gesteld dat de financieringskosten van
Nederlandse banken hoger zijn. Het is eerder dat Nederlandse banken een meer traditionele
financieringsmix hebben, met een grotere nadruk op retaildeposito's.
1Peildatum voor rentestanden februari 2009. Balansstatistiek loopt tot januari 2009 (zoals beschikbaar in het
DNB Statistisch Bulletin maart 2009).
2 De gemiddelde spaarrente in België is echter in sterke mate vertekend, doordat Belgische banken op vrij-
opneembare deposito's vaak ook een getrouwheidspremie uitbetalen indien de spaargelden een aantal
maanden worden aangehouden. Deze getrouwheidspremie is niet opgenomen in de officiële statistiek. Het
niveau van de getrouwheidspremie, gemiddeld ongeveer 50-100 basispunten, verklaart voor een groot deel het
verschil met de Nederlandse gemiddelde spaarrente.
Figuur 1 Internationale vergelijking rentes op vrij-opneembare Figuur 2 Internationale vergelijking rentes termijndeposito's
deposito's (met een looptijd tot één jaar)
6 6
5 5
4 4
3 3
2 2
1 1
0 0
jan-02 apr-03 jul-04 okt-05 jan-07 apr-08 jan-02 apr-03 jul-04 okt-05 jan-07 apr-08
België Duitsland België Duitsland
Nederland eurogebied Nederland eurogebied
Vraag 3
Is het waar dat er twee andere mogelijkheden voor banken zijn om aan geld te komen, namelijk
via de Europese Centrale Bank (ECB) en direct van andere banken? In welke mate maken banken
gebruik van de drie financieringsbronnen?
Antwoord vraag 3
Banken financieren zich via een aantal kanalen. Traditioneel spelen hierbij deposito's van
huishoudens en bedrijven een belangrijke rol. Deze deposito's vertegenwoordigen ongeveer 34%
van de geaggregeerde bankbalans in Nederland. Dit percentage kan worden onderverdeeld in
16,8% termijndeposito's, 9,1% girale deposito's en 8,2% vrij-opneembare deposito's. De leningen
die banken onderling aan elkaar verstrekken en bij de ECB aangaan zijn in vergelijking hiermee
beperkt in omvang, te weten 9,4% van de bankbalans. Ook de centrale overheid houdt deposito's
aan bij de bancaire sector. Met ongeveer 2,4% vertegenwoordigt dit echter een klein deel van de
bankbalans. Hiernaast geven banken ook schuldtitels uit op openbare financiële markten (15,9%
van de bankbalans). Het resterende deel van de geaggregeerde bankbalans bestaat uit externe
passiva (23,0%), overige passiva (11,5%) en kapitaal en reserves (3,6%).3,4
Vraag 4
In hoeverre maken banken gebruik van de garantieregeling?
Antwoord vraag 4
De garantieregeling van de Nederlandse Staat op bancaire leningen, die per 23 oktober 2008 in
werking is getreden, is van toepassing op openbaar verhandelbaar schuldpapier met een looptijd
van 3 tot 60 maanden. Banken met een Nederlandse bankvergunning kunnen een
garantieaanvraag indienen. Op 11 mei 2009 bedroeg het totaalbedrag aan afgegeven garanties
35,2 mld., waarvan 30,5 mld. daadwerkelijk is geëffectueerd door de uitgifte van
staatgegarandeerde leningen. Momenteel maken vijf verschillende banken van de regeling gebruik.
Voor meer informatie verwijs ik u naar de website www.dutchstate.nl.
Vraag 5
Is het waar dat lenen bij de ECB in de marge geen goed alternatief voor spaargeld is, vanwege
eisen omtrent onderpand en de korte termijn? Hoeveel ruimte hebben Nederlandse banken nog om
nog meer bij de ECB te lenen?
Antwoord vraag 5
Het is juist om te stellen dat met name vanwege het verschil in looptijd lenen bij de ECB en het
aantrekken van spaargelden geen perfecte alternatieven zijn.
3Externe passiva beslaan deposito's en leningen van niet-ingezetenen van het eurogebied. De netto externe
passiva, i.e. externe passiva gesaldeerd voor externe activa, bedraagt 4,1% van de bankbalans. De post
"overige passiva" is een sluitpost die een aantal lopende creditposten omvat, veelal resulterend uit de
dagelijkse bedrijfsvoering. Hierbij valt de te denken aan o.a. "te betalen rente op deposito's", "derivaten met
negatieve marktwaarde" en "voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen
(pensioenen, dividenden enz.)".
4 Vanwege afrondingen tellen de percentages niet op tot 100%, maar tot 99,8%.
Banken lenen bij de ECB via de open marktoperaties die met een vaste frequentie worden
uitgevoerd door het Eurosysteem (de ECB en de centrale banken van de eurolanden tezamen).
Banken zijn hiertoe gedwongen, omdat de bancaire sector als geheel met een structureel
liquiditeitstekort kampt, mede door de reserveverplichtingen die het Eurosysteem aan de sector
oplegt. Dit systeem stelt de ECB in staat om indirect invloed op de rentes uit te oefenen en is als
zodanig niet gerelateerd aan de kredietcrisis. De tenderoperaties van het Eurosysteem, waarbij
banken via inschrijving kunnen bieden op leningen, zijn bedoeld om dit liquiditeitsgat te vullen,
zodat de sector als geheel over voldoende liquiditeit beschikt om op een soepele manier aan de
kasreserveverplichtingen over de relevante horizon te voldoen. Feit blijft dat het hier gaat om
liquiditeitsvoorzieningen met een beperkte looptijd en niet om het vervullen van een lange termijn
financieringsbehoefte, waar nieuwe uitzettingen tegenover kunnen staan. Er zijn geen indicaties
dat voor het Nederlandse bankwezen het beschikbare onderpand op dit moment een beperkende
factor is voor de gewenste deelname aan de tenderoperaties van het Eurosysteem.
Vraag 6
Is het voor banken aantrekkelijker om door middel van hoge spaarrentes geld binnen te halen dan
dat ze via de `garantieregeling voor bancaire leningen' zonder risico's geld van elkaar lenen?
Antwoord vraag 6
In tegenstelling tot de bancaire leningen onder de garantieregeling (zie het antwoord op vraag 4)
zijn spaardeposito's traditioneel een meer stabiele bron van financiering voor een bank. Zelfs
gedurende de marktonrust zijn er in de afgelopen maanden geen grote verschuivingen in
marktaandelen opgetreden op de markt voor spaardeposito's. Dit onderschrijft het traditionele
belang van een langdurige relatie tussen bank en klant. Het nadeel is echter dat de totaal
beschikbare spaardeposito's binnen een land op een bepaald moment in de tijd beperkt zijn in
vergelijking met wat op de kapitaalmarkt aan middelen beschikbaar is. Hierdoor zijn
spaardeposito's niet altijd een perfect substituut voor andere vormen van financiering voor banken,
zoals via de kapitaalmarkt (met of zonder gebruik van de garantieregeling). Afhankelijk van de
relatieve prijzen van de verschillende financieringsbronnen proberen banken tot een optimale
financieringsmix te komen. Het is hierbij niet zo dat één financieringsbron altijd aantrekkelijker is
dan de andere. Bovendien is de premiestelling op de garantieregeling dusdanig ingericht dat de
kosten van de garantie voor banken op een marktconform niveau liggen.
Vraag 7
Welke factoren beïnvloeden de aantrekkelijkheid van het aantrekken van financiering via:
a. het aantrekken van spaargelden;
b. de ECB;
c. onderling, al dan niet via de garantieregeling.
Antwoord vraag 7
Voor alle bronnen van financiering zijn drie factoren relevant; de beschikbaarheid, de looptijd en de
prijs. Wat betreft de beschikbaarheid is er bij een aantal financieringsbronnen momenteel een
probleem. Ten eerste, dat het interbancaire leenverkeer (het gaat dan om de distributie van
liquiditeit door de sector heen) in de huidige situatie problemen ondervindt. Dit heeft het
Eurosysteem opgevangen door zichzelf voor een groot deel van de distributie beschikbaar te
stellen. Daarnaast is het belangrijk om te onderkennen dat ook de spaardeposito's van het publiek
geen onuitputtelijke bron van financiering zijn voor banken. Dit speelt vooral een rol wanneer
banken op korte termijn een relatief grote financieringsbehoefte hebben. In dit geval bieden zowel
een beroep op het Eurosysteem als een beroep op spaardeposito's mogelijk niet voldoende soelaas
en zal een beroep op overige financiële markten nodig zijn. Bovendien houden banken doorgaans
relatief langlopende activa aan op hun balans (bijvoorbeeld een hypotheekportefeuille). Door
relatief meer kort te financieren vergroten zij de zogeheten "looptijd-mismatch" tussen de activa
en passiva. Omdat dit slechts in beperkte mate mogelijk is, is korte financiering van het
Eurosysteem maar in beperkte mate een alternatief voor bijvoorbeeld langer lopende
kapitaalmarktfinanciering via de garantieregeling.
Onder "normale" marktomstandigheden spelen prijzen een belangrijke rol om de beschikbaarheid
en de behoefte aan financiering op elkaar af te stemmen. Door de marktonrust werd het voor
banken lastiger om nieuwe financiering aan te trekken, met name marktfinanciering met langere
looptijd. De garantieregeling is er op gericht om deze beschikbaarheid te verbeteren, terwijl
banken toch nog steeds een redelijke premie betalen op basis van hun eigen kredietrisico.
Vraag 8
Hoe verklaart u het grote verschil tussen de Euribor en de spaarrentes?
Antwoord vraag 8
In de afgelopen maanden zijn, in lijn met verlagingen van de beleidsrente van de ECB, de tarieven
op interbancaire kredietverlening (Euribor-tarieven) aanzienlijk afgenomen. Dat deze afname tot op
heden niet (volledig) tot uitdrukking komt in retailspaarrentes (zie figuur 3) wordt veroorzaakt,
doordat banken differentiëren tussen rentegevoelige en renteongevoelige klanten.,Banken laten de
rente op termijndeposito's meer en de rente op vrij-opneembare deposito's minder variëren met de
geldmarktrente. Hierdoor zien we een verschil in de ontwikkeling in rentes op vrij-opneembare
deposito's en termijndeposito's.
Het verband tussen Euribor en de rente op vrij-opneembare deposito's is hierdoor historisch niet
sterk. In de afgelopen tien jaar is de spaarrente relatief stabiel geweest terwijl de rente op de
interbancaire geldmarkt zich veel volatieler gedroeg. Bovendien lag de rente op vrij-opneembare
deposito's tot voor kort aanmerkelijk lager dan de interbancaire rente. Hoewel de rente op vrij-
opneembare deposito's in de laatste maanden in enige mate terugloopt, is het op basis van
historische ontwikkelingen niet te verwachten dat deze rente de daling in de beleidsrente volledig
zal volgen.
De rente op termijndeposito's (met een looptijd tot één jaar) laat een veel sterker verband zien
met Euribor. Deze rente is echter in de laatste maanden ook sterk gedaald, in lijn met verlagingen
van interbancaire tarieven. De tarieven op termijndeposito's laten historisch gezien wel een lichte
vertraging zien ten opzichte van interbancaire tarieven.
Figuur 3 Rentes op spaarproducten vs. Euribor
6
5
4
3
2
1
0
1999 2001 2003 2005 2007 2009
Euribor (3-maands)
Vrij-opneembare deposito's
Termijndeposito's
Vraag 9
Is het waar dat het rechtstreekse gevolg van de hoge fundingkosten voor banken is dat het voor
ondernemers en huizenkopers duur is om geld te lenen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er om de
fundingkosten van banken te verlagen? Is het denkbaar en is het nodig om de garantieregeling
aantrekkelijker te maken?
Antwoord vraag 9
In principe is het juist dat hoge fundingkosten voor banken ertoe leiden dat lenen voor
particulieren en bedrijven duurder wordt. Wanneer banken de hogere financieringskosten niet meer
kunnen doorberekenen in duurdere kredieten worden de bancaire activiteiten minder rendabel of
zelfs verliesgevend. De huidige hoge financieringskosten zijn een gevolg van de slechte financiële
en economische omstandigheden. Het is aan de markt en niet zozeer aan de Staat om op basis van
vraag en aanbod tot een prijsstelling van financiering te komen. Wel heeft de Nederlandse Staat
met het doel de financiering van financiële instellingen weer op gang te brengen een
garantieregeling opgezet, waarbij Nederlandse bancaire instellingen tegen een marktconforme
premie van de garantieregeling gebruik kunnen maken. Ook gezien het gebruik van de
garantieregeling (zie het antwoord op vraag 4) is er geen reden om de regeling aantrekkelijker te
maken.
De figuren 4 en 5 geven de uitleenrentes weer die banken rekenen op nieuw aangegane kredieten
(inclusief oversluitingen en opnieuw onderhandelde rentes) tot februari 2009. De figuren laten
duidelijk zien dat banken in staat zijn geweest om bij kortlopende leningen hun rentes sterk te
verlagen, in lijn met de verlagingen van de beleidsrente van de ECB. Voor langer lopende leningen
is deze omslag vooralsnog minder sterk aanwezig (hoewel ook lange rentes lager liggen dan op
hun piek in november 2008). Dit is deels een normaal cyclisch fenomeen. Lange uitleentarieven
reageren doorgaans in mindere mate op de beleidsrente dan korte rentes. Bovendien passen
banken op dit moment hun marges, het verschil tussen uitleen- en inleenrentes, aan. Deze marges
waren echter in aanloop naar de crisis op een zeer laag niveau terecht gekomen. Een ontwikkeling
naar hogere marges betekent dus deels een aanpassing richting een meer houdbare
bedrijfsvoering van banken. Op dit moment liggen bancaire marges op een vergelijkbaar niveau als
eind 2003 het geval was. De huidige ontwikkeling in bancaire uitleentarieven is daarmee
vergelijkbaar met de voorgaande conjuncturele neergang.
In lijn met de recente verlagingen van de beleidsrente van de ECB zijn de financieringskosten die
nauw aan deze rente gerelateerd zijn afgenomen (bijvoorbeeld de rente op termijndeposito's). Wat
betreft de kosten voor marktfinanciering, spelen algemene marktomstandigheden een belangrijke
rol. In de afgelopen weken is hierin langzaam maar zeker enige verbetering opgetreden. Ook de
kosten voor de garantieregeling nemen hierdoor af. Deze zijn immers gerelateerd aan enkele
marktindicatoren voor kredietrisico. Deze premiestelling garandeert dat banken een marktconforme
premie voor gegarandeerde leningen blijven betalen. Algemeen is van belang dat banken het
proces van deleveraging (minder vreemd vermogen ten opzichte van eigen vermogen) en
herstructurering voortzetten, waardoor de sector sterker uit de crisis zal komen. Dit is echter een
gradueel proces wat niet over één nacht voltooid is.
Figuur 4 Rente op nieuwe hypothecaire kredieten Figuur 5 Rente op bedrijfskredieten
8 7
7 6
6
5
5
4
4
3 3
2 2
1 1
0
1999 2000 2001 2002 2004 2005 2006 2007 2009 0
1999 2000 2001 2002 2004 2005 2006 2007 2009
Euribor (3-maands) Euribor (3-maands) Kort bedrijfskrediet
Korte hypotheekrente (variabel, incl. tot één jaar rentevast)
Lange hypotheekrente (langer dan 5 jaar) Lang bedrijfskrediet
---- --