Humanistisch Verbond: dicht lacune in euthanasiewetgeving

15/05/2009 11:48

Humanistisch Verbond

Het op 12 en 13 mei gevoerde proces tegen Stichting Vrijwillig Leven (SVL) en Gerard Schellekens legt een lacune in de wet bloot die ontoelaatbaar is. De stichting en Schellekens stonden voor de rechter vanwege overtreding van artikel 294 Wetboek van Strafrecht: het artikel dat hulp bij zelfdoding verbiedt. Schellekens verstrekte hulp aan een 80-jarige vrouw, die na 15 jaar ziekte van Parkinson vrijwel niets meer kon en een diepe doodswens had. Schellekens hielp haar omdat de verpleeghuisarts, die wel hulp mag verlenen bij euthanasie, dit weigerde te doen. Het openbaar ministerie eist een boete voor de stichting en een jaar cel voor Schellekens. De verpleeghuisarts is de grote afwezige in dit verhaal. Het Humanistisch Verbond pleit voor meer rechten voor de hulpvrager en meer plichten voor de artsen.

De problemen die deze zaak blootlegt zijn duidelijk:


- het zelfbeschikkingsrecht van de patiënte is door de verpleeghuisarts gefrustreerd;


- de arts die deze hulp wel mag bieden op grond van de euthanasiewet heeft een monopoliepositie bij het al dan niet verlenen van hulp;


- de hulpvrager kan geen kant op na weigeren van hulp. De arts hoeft zijn beslissing niet te motiveren, er is geen mogelijkheid tot beroep, de arts heeft geen verwijsplicht.

De gebeurtenissen die tot dit proces hebben geleid zijn een gevolg van falende wetgeving in combinatie met falen van een deel van de medische stand, waarbij geen rekening gehouden wordt met het zelfbeschikkingsrecht van hulpvragers. Het onthouden van legale hulp door artsen leidt tot 'oplossingen' waarvoor SVL en Schellekens nu terecht staan. Dat zou als probleem centraal moeten staan in het proces. Daarom zou deze rechtszaak gezien moeten worden als proefproces om te bekijken of de bestaande wetgeving wel voldoende humane oplossingen biedt als artsen hun taak verwaarlozen. Het geeft geen pas in een proefproces gevangenisstraf te eisen. Het Humanistisch Verbond is van mening dat de rechter die uitspraak doet in deze zaak dit moet meewegen in zijn of haar oordeel.

De huidige euthanasiewet is eigenlijk een gedoogwet voor artsen: hulp bij zelfdoding is verboden, maar een arts kan onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van rechtsvervolging. De wet geeft feitelijk geen rechten aan patiënten. Het Verbond roept de wetgever dan ook op om expliciet het patiëntenrecht op zelfbeschikking bij een waardig levenseinde op te nemen in de wet. Bij voldoende indicatie zou dit een afdwingbaar recht moeten zijn. Natuurlijk met verschoningsrecht voor de individuele arts, die vervolgens wel voor een verwijzing moet zorgen. Bij blijvende weigering van hulpverlening, zonder alternatief moet een arts vervolgd kunnen worden wegens verwaarlozing van zijn medische plicht.

Een tweede proefproces zou in dit verband op zijn plaats zijn: het vervolgen van de verpleeghuisarts op basis van artikel 255 van het wetboek van strafrecht, vanwege het opzettelijk iemand tot wiens verpleging hij verplicht is, in hulpeloze toestand te laten. Artikel 255 bepaalt: Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren of geldboete van de vierde categorie.

Het zou interessant zijn de 'Almelose zaak' aan deze wet te toetsen: De verpleeghuisarts heeft een monopoliepositie, de patiënt is hulpbehoevend, kan niet op eigen kracht een levensbeëindigende actie ondernemen en doet een beroep op een wettelijke mogelijkheid. In zo'n situatie niets doen en eenvoudig weigeren lijkt erg op de situaties waarvoor artikel 255 bedoeld is.






Noot voor de redactie:


Noot voor de redactie