Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl 2500 EA Den Haag
Onze referentie PO/121648

Uw brief van 22 april 2009

Uw referentie 2009Z07772

Datum 11 mei 2009
Betreft Lijst van vragen

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Van der Vlies (SGP) van uw Kamer over de kleuterschool.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2009Z07772.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma

a
na 1 van 3 Pagi





Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Van der Vlies van Datum de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 22 april 2009, kenmerk 2009Z07772) Onze referentie PO/121648
1 Vraag: Kent u de berichten "Kleuters op school teveel opgejaagd" en "Kleuters

moeten spelen'?1
Antwoord: Ja.


2 Vraag: Herkent u de ontwikkeling dat kleuters op school steeds vroeger beginnen met lezen, schrijven en rekenen? Zo ja, vindt u deze ontwikkeling gewenst?
Antwoord: Een dergelijke ontwikkeling constateer ik niet. De Inspectie van het Onderwijs heeft vastgesteld dat in Nederland de kinderen aan het einde van groep 2 gemiddeld 10 letters kennen2. Die letters worden aangeleerd door middel van diverse spelactiviteiten. Hierbij is dus geen sprake van "echt" lezen, schrijven en rekenen: dat gebeurt pas in groep 3. Wel is er sprake van het stimuleren van mondelinge taalvaardigheid en woordenschat. Hierbij wordt er gerichte aandacht gegeven aan klanken en letters. Bij "rekenen" gaat het bijvoorbeeld om begrip over tijd en ruimte en over ordeningsvaardigheden.


3 Vraag: Wat is uw reactie op de beweringen van deskundigen dat het weinig zin heeft om kleuters zo vroeg te oefenen in lezen, schrijven en rekenen en dat kleuters meer zouden moeten spelen?
Antwoord: Kleuters leren juist veel door middel van het spelen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld ook hun letterkennis vergroten. Letterkennis blijkt namelijk een belangrijke voorspeller te zijn voor het latere leessucces. Als aan deze vaardigheden in de kleutergroepen veel aandacht wordt besteed, kan dat gunstig zijn voor de leesstart van kinderen. Het is wel van belang dat dit soort vaardigheden tot ontwikkeling komen in speelse en betekenisvolle activiteiten. Dat levert bij kleuters het meeste effect op. Het gaat dan bijvoorbeeld om taalspelletjes bij liedjes, rijmpjes, verhalen voorlezen en allerlei woord- en klankspelletjes.


4 Vraag: Op welke wijze ziet de Inspectie toe op de overgang van kleuters van groep 2 naar groep 3? Is het waar dat de Onderwijsinspectie in de richtlijn voor de overgang naar groep 3 de datum waarop het kind 6 jaar wordt en in aanmerking komt voor overgang, verplaatst heeft naar 1 januari? Zo ja, wat is de reden voor deze wijziging en welke rol spelen ontwikkelingspsychologische argumenten hierin?
Antwoord: De opdracht aan de school is om een kind in een volgende groep te plaatsen als het kind daaraan toe is. Het oordeel van de leerkracht moet daarbij natuurlijk zwaar wegen. De Inspectie ziet erop toe dat scholen hierbij een goed beleid voeren. Er bestond een regel dat 1 oktober als peildatum moest worden gehanteerd voor het toelaten van een kind tot klas 1. Die regel is in 1985 afgeschaft. Sommige scholen hanteren nog wel het jarig zijn voor of na 1 oktober als richtlijn om te bepalen of een kind wel of niet naar groep 3


1 Algemeen Dagblad, 15 en 16 april 2009

2 Iedereen kan lezen, Inspectie van het Onderwijs (2006)

Pagina 2 van 3





gaat. Van een richtlijn van 1 januari is mij niets bekend. Datum

5 Vraag: Hoe bevordert u dat in onderwijs en toezicht zo goed mogelijk rekening Onze referentie gehouden wordt met ontwikkelingspsychologische leeftijden van kinderen? PO/121648 Antwoord: In het Toezichtskader Primair Onderwijs van de Inspectie van het

Onderwijs is opgenomen dat de Inspectie toeziet of de leerkracht het onderwijs voldoende afstemt op de onderwijsbehoeften van leerlingen. Daarbij wordt ten eerste bezien of de leraren de vorderingen van hun leerlingen systematisch volgen. Ten tweede wordt bezien of de leraren de instructie en verwerking afstemmen op de verschillen in ontwikkelingen tussen de leerlingen.

Pagina 3 van 3