Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag

Onze referentie DE/122236

Datum 12 mei 2009
Betreft Vragen van de leden Dibi, Van Gent en Besselink over het lage aantal vrouwelijke hoogleraren

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van de Kamerleden Dibi, Van Gent (beiden Groen Links) en Besselink (PvdA) van uw Kamer inzake het lage aantal vrouwelijke hoogleraren.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2009Z08041.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

a
na 1 van 4 Pagi





Antwoorden op de schriftelijke vragen van Datum de Kamerleden Dibi, Van Gent (beiden Groen Links) en Besselink (PvdA) van

de Tweede Kamer der Staten-Generaal Onze referentie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 24 april


2009 kenmerk 2009Z08041)


1 Vraag: Hebt u kennisgenomen van het artikel "Vrouwen krijgen geen kans op de universiteit"1 en het promotieonderzoek van Marieke van den Brink waar het artikel op gebaseerd is?

Antwoord: Ik heb kennisgenomen van dit artikel in het Onderwijsblad en ben eveneens op de hoogte van het promotieonderzoek van Marieke van den Brink. Zowel uit het artikel als uit het promotieonderzoek blijkt dat er veel goede intenties zijn bij de Nederlandse universiteiten. Zo hebben universiteiten in hun werving- en selectieprotocollen opgenomen dat in de benoemingscommissies minimaal 1 vrouw zitting moet hebben. En ook hanteren universiteiten het beleid dat hoogleraren via open werving moeten worden benoemd. In 44% van de onderzochte gevallen bestond de benoemingscommissie echter uitsluitend uit mannen en gemiddeld 66% van de benoemingen verliepen via een gesloten procedure.

Het onderzoek van Marieke van den Brink toont aan dat alleen het invoeren van protocollen niet voldoende is. Het naleven van protocollen is belangrijk, maar daarnaast is er ook meer bewustwording nodig bij degenen die in de werving en selectie een rol hebben.


2 Vraag: Wat is de stand van zaken met betrekking tot uw streven om het aantal vrouwelijke hoogleraren te verhogen van 10% in 2006 naar 15% in 2010? Deelt u de mening dat die 15% echt gehaald moet worden, aangezien we dan nog steeds onder het Europese gemiddelde zitten?

Antwoord: In 2007 was het aantal vrouwelijke hoogleraren 11,2%. In september 2009 zal het nieuwe cijfer bekend worden. Ik deel uw opvatting dat de 15% doelstelling in 2010 echt gehaald moet worden, en dat we dan nog niet klaar zijn.


3 Vraag: Denkt u dat in Nederland in 2010 15% van de hoogleraren vrouw zal zijn? Zo nee, welke extra maatregelen gaat u nemen om die 15% wel te halen?

Antwoord: Ik verwacht dat er in Nederland in 2010 15% vrouwelijke hoogleraren zullen zijn. Ik zie namelijk een groeiend urgentiebesef en veel goede initiatieven binnen de universiteiten. Zo hebben dit jaar 9 universiteiten en 2 Universitair Medisch Centra het charter `Talent naar de Top' ondertekend, waarmee zij zich vastleggen op het verkrijgen van meer vrouwen in hun top. Een ander goed initiatief zijn de Rosalind Franklin Fellows van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze week werd bekend dat binnenkort weer 19 vrouwelijke wetenschappers (toptalent) als fellow worden geïnstalleerd.


1 Onderwijsblad, 11 april 2009

Pagina 2 van 4





Datum Daarnaast stimuleer ik universiteiten extra. Zo heb ik dit jaar het budget van

het Aspasia-programma verdubbeld, waardoor twee keer zoveel vrouwen Onze referentie hiervoor in aanmerking kunnen komen. Ook subsidieer ik het Landelijk Netwerk

Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). In het kader van deze subsidie bespreekt het LNVH het thema meermalen per jaar met de Colleges van Bestuur van de universiteiten.


4 Vraag: Is onze indruk waar dat een aanzienlijk deel van de vrouwelijke hoogleraren een speciale leerstoel bekleedt? Deelt u de mening dat vermeden moet worden dat speciale leerstoelen een apart benoemingsspoor voor vrouwen wordt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, ik deel de indruk niet dat vrouwelijke hoogleraren met name een speciale leerstoel bekleden. Net als van de mannelijke hoogleraren bezet
73% van de vrouwelijke hoogleraren een `gewone' hoogleraarpost. Wel is er verschil te zien tussen persoonlijke en strategische hoogleraarposten. Van de vrouwelijke hoogleraren zit 17% op een persoonlijke hoogleraarpost en 10% op een strategische hoogleraarpost. Bij mannelijke hoogleraren is deze verdeling precies omgekeerd.


5 Vraag: Welke conclusies trekt u uit het onderzoek waaruit blijkt dat streefcijfers nog al eens worden tegengewerkt door (onbewuste) vooroordelen en voortrekpraktijken?

Antwoord: Zoals ik bij de beantwoording van vraag 1 al aangaf, is het niet voldoende om alleen maar streefcijfers vast te stellen en procedures in te voeren om meer vrouwelijke hoogleraren te verkrijgen. De cultuur moet veranderen; mensen moeten bewust worden van de invloed van hun handelen.

Ik vind dat het onderzoek van Marieke van den Brink goed zichtbaar maakt en illustreert dat (onbewuste) vooroordelen en gedragingen het benoemen van meer vrouwelijke hoogleraren in de weg staan.
Ik ben dan ook zeker van plan om alle universiteiten en umc's van dit onderzoek op de hoogte te brengen.


6 Vraag: Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat zoveel hoogleraren worden benoemd via gesloten netwerken (in de medische wetenschappen geldt dat voor maar liefst 77%)? Zo ja, wat gaat u er aan doen om er voor te zorgen dat benoemingen op meer transparante wijze plaatsvinden?

Antwoord: Ondanks het feit dat uit het onderzoek van Marieke van den Brink niet blijkt dat bij open werving meer vrouwen worden benoemd, ben ik wel van mening dat het niet goed is dat zoveel hoogleraren via gesloten netwerken worden benoemd. Hierbij bestaat namelijk een grote kans dat talent ongezien blijft. Uit het onderzoek blijkt ook dat, doordat scouting voornamelijk door mannen plaatsvindt, mannelijk talent eerder gescout wordt en daardoor meer kansen krijgt. Vrouwelijk talent krijgt door gesloten benoemingen niet eens de kans om zichzelf aan te melden.

Pagina 3 van 4





Ik zal universiteiten aanspreken op hun benoemingenbeleid. Ik kan hierin Datum echter niet ingrijpen. Universiteiten zijn zelf verantwoordelijk voor hun

benoemingen. Onze referentie

Pagina 4 van 4