4. Geïntegreerde eerstelijnscentra in VINEX-gebieden
Geïntegreerde eerstelijnscentra in VINEX-gebieden
Kamerstuk, 15 mei 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-EKZ-2925530
15 mei 2009
Geachte voorzitter,
Middels dit schrijven bericht ik u over de wijze waarop ik de motie
van kamerlid Van Gerven zal gaan uitvoeren. In zijn motie verzoekt de
heer Van Gerven om de publieke regeling voor geïntegreerde
eerstelijnscentra VINEX-gebieden voort te zetten totdat een
bevredigende reguliere financiering is geregeld.
Specifieke problematiek
Geïntegreerde eerstelijnssamenwerkingsverbanden worden meestal
opgestart voor een beoogde populatie vanaf ca. 8.000 inschrijvingen.
Deze schaalgrootte is doorgaans voldoende om een breed geïntegreerd
zorgaanbod te organiseren. Het opstarten van gezondheidscentra in
VINEX -gebieden gaat gepaard met specifieke aanloopproblemen. Zo zijn
zorgverzekeraars terughoudend met het doen van investeringen omdat het
onduidelijk is of er voldoende van zijn verzekerden in de wijk komen
wonen. Door uitgestelde oplevering van huizen loopt de instroom van
bewoners en dus ingeschreven patiënten dikwijls vertraging op.
Daarnaast verstrekken banken vaak onvoldoende krediet of tegen te hoge
rentelasten om de aanloopfase van het centrum gefinancierd te krijgen.
Overgangsregeling
Met de introductie van het nieuwe zorgstelsel zijn voor bepaalde
gesubsidieerde samenwerkingsverbanden en gezondheidscentra
overgangsregelingen opgesteld. Zo is er een tijdelijke
subsidieregeling ingesteld voor samenwerkingsverbanden in
VINEX-gebieden voor de periode 2007-2008. In de toelichting op deze
regeling is opgenomen dat deze centra in de overgangsperiode
gefinancierd worden via een subsidie hoewel het aan zorgverzekeraars
is om voor hun verzekerden te investeren in zorgvoorzieningen. Daarom
is afgesproken dat de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn
(LVG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in dezelfde periode met een
voorstel komen op welke manier de samenwerkingsverbanden op
grootschalige nieuwbouwlocaties bekostigd kunnen worden. Daarbij is
aangegeven dat deze oplossing vanaf 2009 voldoende prikkels voor
zorgverzekeraars en zorgaanbieders bevat om een samenwerkingsverband
op te zetten en is bij voorkeur gefinancierd onder de Wet
marktordening gezondheidszorg.
Het voorstel dat de partijen mij gedaan hebben bevatte weliswaar een
grotere rol voor de verzekeraar, maar de financiering van deze
regeling zou geheel op subsidiebasis plaatsvinden. Hoewel ik van
mening ben dat een dergelijke financieringswijze niet past in het
zorgstelsel, vind ik ook dat er voortzetting van financiering moet
plaatsvinden totdat er een bevredigende lange termijnoplossing
gevonden is.
Maatregel
Daarom heb ik op verzoek van de Tweede Kamer besloten om de
financiering van de centra die eerder gebruik gemaakt hebben van de
subsidieregeling voor gezondheidsheidscentra in VINEX-gebieden
gedurende twee jaar voort te zetten via de Begrotingswet. Hiervoor
stel ik drie miljoen euro per jaar beschikbaar in 2009 en 2010.
Samenwerkingsverbanden die zich in 2009 en/of 2010 in de opstartfase
bevinden (de eerste vijf jaar na de start van het
samenwerkingsverband) kunnen subsidie aangevragen voor de
praktijkkosten, zijnde kosten voor personeel, huisvesting en
automatisering, voor zover deze niet gedekt worden door de NZa
tarieven en waarbij het verschil tussen opbrengsten en praktijkkosten
voor subside in aanmerking komt. De aanvraag zal getoetst worden aan
voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de oude regeling, die op een
aantal punten vereenvoudigd is op verzoek van de veldpartijen. Voor
deze voorwaarden verwijs ik naar de bijlage. In een enkel geval kan
het voorkomen dat een geïntegreerd eerstelijnscentrum niet eerder
subsidie aangevraagd heeft, maar wel voldoet aan de in de bijlage
genoemde voorwaarden. Ik zal dan per geval beoordelen of dit centrum
in aanmerking kan komen voor opname in de Begrotingswet.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport