Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
Onze referentie
HO&S/BS/122596
Uw brief van
17 april 2009
Uw referentie
2009Z0618/2009D18612
Datum 11 mei 2009
Betreft Nadere reactie n.a.v. brief van de minister van OCW over het
functioneren van QANU en NVAO
De vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer vroeg
een reactie op de brief van mevr. S.O.L.Osterhaus van 1 maart 2009 inzake het
functioneren van QANU en NVAO.
De brief van mevr.Osterhaus is een reactie op mijn brief aan haar van 17 februari
2009. Met mijn brief van dezelfde datum heb ik de Kamer geïnformeerd over de
gang van zaken. Mevr. Osterhaus meldde mij dat zij zorgen heeft over de
kwaliteit van de scriptiebegeleiding bij de opleiding psychologie van de Open
Universiteit en over het onvoldoende functioneren van de controlerende organen
in het hoger onderwijs, met name de NVAO en de visiterende instantie QANU
(Quality Assurance Netherlands Universities). In bovenvermeld antwoord heb ik
de vaste commissie geïnformeerd over het rapport dat de Inspectie over deze
kwestie heeft uitgebracht. Op grond van dit rapport en de door de NVAO
verschafte informatie concludeerde ik dat geen verdere actie mijnerzijds nodig is.
Op de specifieke punten in de brief van 1 maart reageer ik als volgt. De feiten in
deze zaak zijn naar mijn oordeel zorgvuldig onderzocht. In eerste instantie heeft
de QANU de klacht van mevr. Osterhaus onderzocht, welk onderzoek door de
NVAO is gevalideerd. Daarna heeft de Inspectie op mijn verzoek een
onafhankelijk onderzoek ingesteld. De Inspectie heeft de zaak naar mijn oordeel
grondig onderzocht en de relevante informatie bestudeerd.
Ik waardeer het dat mevr.Osterhaus zich verantwoordelijk voelt voor de kwaliteit
van het onderwijs bij de Open Universiteit en zich heeft ingespannen om haar
zorgen bij de diverse instanties naar voren te brengen. Uit het onderzoek is naar
voren gekomen dat de OU de nodige verbeteringen heeft ingevoerd, mede dank
zij de signalen van mevr. Osterhaus.
De vraag wat de grond was voor het ontslag van mevr. Osterhaus valt buiten mijn
beoordeling. Dat is een zaak tussen betrokkene en de werkgever. Indien de
werkgever hierbij onzorgvuldig zou hebben gehandeld, zijn er geëigende
rechtsmiddelen voor betrokkene om dit aan de orde te stellen. Ook reken ik het
niet tot mijn taak om een oordeel te hebben over de vraag of functionarissen van
de OU gelogen zouden hebben tegen een journalist.
a
na 1 van 2
Pagi
Vanzelfsprekend dient het onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs door een Datum
visiterende en beoordelende instantie, in dit geval de QANU, zo te worden
ingericht dat alle betrokkenen hun opvattingen over de kwaliteit van het Onze referentie
onderwijs vertrouwelijk naar voren kunnen brengen, zonder gevaar van HO&S/BS/
repercussies. Dat is ook vastgelegd in de procedures en voorschriften van de
NVAO. Het is de taak van de NVAO om de zorgvuldigheid van de werkwijze van de
VBI's te bewaken en er zijn in dit geval geen tekortkomingen vastgesteld.
De opvatting dat het controleapparaat in het hoger onderwijs "machteloos en
overbodig" is, zoals in de brief wordt gesteld, wordt niet door de feiten
ondersteund. Integendeel, uit meerdere evaluaties is gebleken dat het
accreditatiesysteem goed functioneert en een belangrijke bijdrage levert aan de
kwaliteit van het hoger onderwijs.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2