Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties




2009Z07884 

Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over 
de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). (Ingezonden 23 april 2009) 

Vraag 1: 
Deelt u de mening dat de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) in het leven is geroepen om zoveel 
mogelijk openbaarheid aan besluiten en handelingen van bestuursorganen te geven? Deelt u de 
mening dat, om dit te bereiken, er zo min mogelijk drempels dienen te zijn om toegang te krijgen tot 
deze informatie? Zo nee, waarom niet? 

Antwoord vraag 1: 
Uitgangspunt in de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) is inderdaad dat overheidsinformatie in 
beginsel openbaar dient te zijn. Dit brengt met zich mee dat gevraagde informatie binnen de daartoe 
in de wet gestelde grenzen dient te worden verstrekt en dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is 
bepaald geen aanvullende belemmeringen mogen worden opgeworpen. 

Vraag 2: 
Wat is uw reactie op het feit dat een aantal gemeenten leges heffen bij het doen van een WOB
verzoek voor onder andere 'zoeken in het archief', 'het verstrekken van een digitaal bestand', 'het 
nemen van een beslissing', vaak tegen zeer uiteenlopende tarieven? 1) 

Vraag 3: 
Deelt u de mening dat dit ongewenst is en in strijd is met de WOB, waarin is opgenomen dat alleen 
kosten in rekening mogen worden gebracht voor het verstrekken van kopieën en samenvattingen en 
de maximum tarieven van die kosten? 2) Zo nee, waarom niet? 

Vraag 6: 
Is het u bekend dat enkele gemeenten weigeren over te gaan tot het vergaren van documenten 
totdat de indiener van een WOBverzoek zich akkoord verklaart met leges, weigert documenten te 
verstrekken totdat betaald is voor het kopiëren of documenten te verstrekken in digitaal formaat, 
ook al zijn die wel beschikbaar? Wat is uw reactie hierop? 

Antwoord vraag 2, 3 en 6: 
In artikel 12 van de WOB staat dat voor de centrale overheid met betrekking tot het in rekening te 
brengen vergoedingen voor het verstrekken van informatie op verzoek regels kunnen worden 
gesteld. Aan dit artikel is met het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur uitvoering gegeven. In 
het besluit is bepaald welke vergoedingen in rekening kunnen worden gebracht bij het verstrekken 
van informatie op verzoek.  

In overeenstemming met hetgeen in artikel 12 is bepaald, beperkt het Besluit tarieven openbaarheid 
van bestuur zich echter tot de Rijksoverheid. De tarieven van decentrale bestuursorganen vallen niet 
onder de werking van het besluit. Aanvankelijk was in het voorgestelde artikel 12 wel voorzien in de 
mogelijkheid om voor alle bestuursorganen nadere regels over vergoedingen vast te stellen. Op 
aandringen van de Tweede Kamer is hier echter verandering in gebracht1. Het werd niet nodig 
geacht dat de Rijksoverheid de gemeentelijke tarieven zou reguleren.  

Op grond van de WOB kunnen de gemeenten, provincies en waterschappen wel zelf een regeling 
vaststellen ter uitvoering van de wet. Daarbij schrijft de wet uitsluitend voor dat de regeling door het 
bestuur dient te worden vastgesteld. Dit betekent dat sprake dient te zijn van een verordening. Voor 

1 Tweede Kamer, 19881989, 19 859, nr. 18 


het overige worden door de wet geen voorwaarden of maxima aan de regeling gesteld. Het is aan 
provincies, gemeenten en waterschappen zelf om op dit punt vorm en inhoud aan de verordening te 
geven. In de verordening kan ook worden bepaald welke kosten in rekening  kunnen worden 
gebracht bij het verstrekken van informatie op verzoek en op welke wijze dit gebeurt. 

Vraag 4: 
Deelt u de mening dat het heffen van leges bestemd is voor een geleverde dienst met een duidelijk 
toegevoegde waarde, terwijl het beantwoorden van een WOBverzoek een recht op informatie is? 
Bent u van mening dat dit het belang van de gemeentewet overstijgt? Zo nee, waarom niet? 

Vraag 5: 
Deelt u de mening dat dit ongewenste drempels opwerpt om de bestuursorganen te controleren? Zo 
nee, waarom niet? 

Vraag 8: 
Bent u bereid deze bestuursorganen te wijzen op de uitgangspunten van de WOB en het 
gehanteerde tarievenbeleid en hen te verzoeken geen kosten meer in rekening te brengen buiten 
mogelijk te verstrekken kopieën en andere documenten, zoals beschreven in de wet? Zo nee, 
waarom niet? 

Antwoord vraag 4, 5 en 8: 
Zoals reeds in het voorgaande antwoord is aangegeven, staat het de gemeenten vrij om zelf een 
verordening vast te stellen inzake de kosten die bij een verzoek op grond van de WOB in rekening 
kunnen worden gebracht. Het is dus aan de gemeenten om op dit punt vorm en inhoud aan het 
beleid te geven. Dit betekent ook dat de kaderstellende en controlerende bevoegdheden op dit punt 
aan de gemeenteraad toekomen. Het Rijk heeft daarover geen zeggenschap. Vanzelfsprekend is het 
niet de bedoeling van de WOB dat winst wordt gemaakt met de kosten die bij een verzoek in 
rekening worden gebracht. Het is echter aan de gemeenteraad een oordeel over het beleid van de 
gemeente uit te spreken en bij eventuele misstanden op te treden.  

Vraag 7: 
Hoeveel bestuursorganen voeren een dergelijk beleid rond het beantwoorden van WOBverzoeken? 

Vraag 9: 
Bent u op de hoogte van het feit dat sommige gemeenten bij het beantwoorden van hetzelfde WOB
verzoek de gevraagde informatie binnen een dag kunnen leveren, terwijl andere gemeenten hiervoor 
aan twee termijnen van twee weken nog niet voldoende hebben? Bent u ervan op de hoogte dat 
sommige gemeenten in hun rekeningen een kwartier blijken te hebben gezocht, terwijl anderen 
volgens opgave dagen nodig hebben? Zo ja, wat is hierover uw mening? Hoe verklaart u deze 
verschillen?  

Antwoord vraag 7 en 9: 
Mij is niet bekend welk beleid er door de verschillende gemeenten wordt gevoerd en welke kosten er 
door de gemeenten in rekening worden gebracht. Gezien de gemeentelijke autonomie in deze, zie ik 
ook geen aanleiding hier onderzoek naar te doen. Van belang is wel dat de inwerkingtreding van de 
Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen voor alle bestuursorganen aanleiding is geweest 
om de interne procedures bij de afhandeling van verzoeken op grond van de WOB nog eens goed 
onder de loep te nemen. Ook gemeenten en provincies hebben aangegeven hun interne procedures 
nog eens kritisch te bezien.  




Vraag 10: 
Bent u van mening dat in het licht van artikel 3 van de Archiefwet de burger erop mag vertrouwen 
dat een archief zich in een `goede en geordende staat' bevindt en de extreme discrepantie tussen 
vergelijkbare bestuursorganen een probleem vormt? Zo nee, waarom niet? 

Vraag 11: 
Bent u bereid de Archief Inspectie de problemen met de toegankelijkheid van informatie te laten 
onderzoeken? Zo nee, waarom niet? 

Antwoord vraag 10 en 11: 
Colleges van burgemeester en wethouders dragen op grond van de Archiefwet zelf zorg voor hun 
archiefbescheiden. Het toezicht op deze zorg wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Dit 
gebeurt via de provinciale archiefinspecteur. Het Rijk heeft daar geen zeggenschap over. 

Vraag 12: 
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een gezamenlijk digitaal 
rijksarchief, met als doel de doorzoekbaarheid te vergroten en de kosten per instelling te verlagen? 

Antwoord vraag 12: 
Op Rijksniveau vinden reeds voorbereidingen plaats voor het inrichten van een digitaal archief voor 
de tijdelijke en permanente bewaring van rijksarchieven. Dit gebeurt door het Nationaal Archief. Mij 
is bekend dat ook een aantal gemeenten met dergelijke voorbereidingen bezig zijn voor de 
archiefbescheiden van gemeentelijke organen. Door de digitalisering zullen archieven in de nabije 
toekomst immers meer en meer digitaal worden aangeboden. Zowel voor papieren als digitale 
archiefbescheiden geldt echter dezelfde algemene eis van goede, geordende en toegankelijke staat. 
Dit staat geheel los van het kostenaspect. 

1) O.a. Alphen aan de Rijn, Goirle, Apeldoorn, Anna Paulowna 
2) Besluit tarieven openbaarheid van bestuur  







---- --