Gemeente Leidschendam-Voorburg
Meer koopkracht voor minima Leidschendam-Voorburg
Het minimabeleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een
positieve invloed op de koopkracht van de huishoudens met een laag
inkomen. In de bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
en de bevordering van participatie loopt de gemeente voorop. Dit
blijkt uit de minima-effectrapportage en de armoedemonitor die de
gemeente opnieuw heeft laten opstellen.
De minimaeffectrapportage geeft inzicht in de koopkracht van de armste
groepen in de gemeente. Het Nibud meet daarvoor het effect van
landelijke en gemeentelijke regelingen op de begroting van
verschillende typen huishoudens. De armoedemonitor geeft inzicht in de
omvang en de kenmerken van de doelgroepen van het minimabeleid. Ook
toont het onderzoek wat het gebruik is van de regelingen die er zijn.
Beide onderzoeken zijn eerder in 2005 uitgevoerd.
Het aantal minimahuishoudens in Leidschendam-Voorburg is in twee jaar
afgenomen tot iets meer dan 2.750 huishoudens. Dit is ongeveer 8% van
alle huishoudens in de gemeente. In 2005 had nog ruim 9% een inkomen
tot 110% van het sociaal minimum. Van de groep huishoudens met een
minimuminkomen heeft 40% een bijstandsuitkering en 23% alleen AOW. Van
alle kinderen in Leidschendam-Voorburg groeit ruim 11% op in een
huishouden met een minimuminkomen. Dat was twee jaar geleden nog ruim
14%.
Goede regelingen voor schoolgaande kinderen
De onderzoeken concluderen dat de gemeente nu goede ondersteunende
regelingen heeft voor huishoudens met kinderen tot 18 jaar. Het gaat
hier bijvoorbeeld om bijzondere bijstand voor schoolkosten en een
vergoeding voor onder meer de aanschaf van sportkleding. Een
eenoudergezin met jonge kinderen is hierdoor in 2007 beter af dan in
2005. Een gezin met oudere kinderen kan van alle minimahuishoudens het
moeilijkst rondkomen. De recente verruiming van de regelingen zorgt er
echter voor dat zij nu ook beter kunnen rondkomen.
Van alle regelingen voor huishoudens met een laag inkomen heeft de
Ooievaarspas het grootste bereik. Ruim 70% van de doelgroep maakt er
gebruik van om met korting te sporten of uit te gaan. Ruim een derde
van de doelgroep maakt gebruik van de regelingen voor jeugd en
jongeren. Het bereik van de collectieve ziektekostenverzekering bij
alle minimahuishoudens is 32%. Bij huishoudens met bijstandsuitkering
is het bereik zelfs ruim 70%. Het gebruik van de diverse vormen van
bijzondere bijstand komt met 12% overeen met vergelijkbare gemeenten.
Hoewel de koopkracht voor veel huishoudens stijgt door het
minimabeleid en de bijzondere bijstand, profiteert niet iedereen. Met
name huishoudens op 120% van het sociaal minimum hebben te maken met
een armoedeval. Ook alleenstaande 65-plussers zijn minder goed af dan
samenwonende senioren. Huishoudens met behoefte aan ondersteuning op
het gebied van zorg profiteren goed van de regelingen die er zijn. Het
is wel belangrijk dat zij ook gebruikmaken van de collectieve
aanvĂșllende verzekering.
Bereik regelingen vergroten
De minima-effectrapportage en armoedemonitor geven een goed inzicht in
het gebruik en de effecten van het minimabeleid. Het beleid hoeft
gezien de aanbevelingen uit de rapportages niet verder aangepast te
worden. In de praktijk wordt een groot aantal aanbevelingen uit beide
onderzoeken al uitgevoerd.
Om het bereik van de regelingen verder te vergroten, wordt bekeken of
gegevensuitwisseling mogelijk is. Bij het opstellen van de
armoedemonitor zijn bij de Belastingdienst eenmalig gegevens
opgevraagd van inwoners met alleen een AOW-uitkering. Zij kunnen
mogelijk in aanmerking komen voor kwijtschelding van gemeentelijke en
waterschapsbelastingen. De doelgroep ouderen kan ook beter bereikt
worden door een verbinding te leggen met Wmo-voorzieningen. Uit de
armoedemonitor blijkt dat 40% van de huishoudens die hulp in de
huishouding krijgen een inkomen heeft tot 120% van het sociaal
minimum.
In het Zorgloket staat meer informatie over de regelingen die er zijn.