Universiteit Leiden

De jaarrekening 2008, de vooruitizchten en de economische crisis

De Universiteit Leiden sluit 2008 af met een negatief resultaat van 15,7 miljoen euro. Begroot was -8,8 miljoen. Oorzaken van dit verschil zijn een aantal grote voorzieningen voor noodzakelijke reorganisaties, een nieuwe voorziening voor asbestverwijdering en een gedaalde marktwaarde van effecten.Eenheden doen het beter dan begroot Zonder deze incidentele posten zou het resultaat juist beter zijn dan begroot, namelijk ongeveer nul. Een strakke financiële planning en control en de operatie Verlaging Kosten Infrastructuur (VKI) hebben in de gewone bedrijfsvoering van faculteiten en expertisecentra geleid tot betere resultaten dan begroot.

Hoofdlijnen van 2008
Op hoofdlijnen kan 2008 als volgt worden weergegeven: De baten zijn toegenomen van 354 miljoen euro tot 377 miljoen. De toename is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de Rijksbijdrage met 15 miljoen (inclusief de loon- en prijscompensatie) en de stijging van de inkomsten uit werk in opdracht van derden (2e en 3e geldstroomonderzoek, contractonderwijs) met 9 miljoen. De lasten zijn toegenomen van 365 tot 391 miljoen euro. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de personele lasten met 19 miljoen. Hiervan bestaat 12,5 miljoen uit voorziengen voor de kosten van reorganisaties. De materiële vaste activa (de gebouwen en andere materiële voorzieningen zoals computers), zijn toegenomen van 179 tot 217 miljoen euro. In 2008 is 41 miljoen euro geïnvesteerd in gebouwen en 22 miljoen in inventaris en apparatuur. Het eigen vermogen is gedaald met het negatieve resultaat over 2008 en ligt nu op 81 miljoen.

Lagere Rijksbijdrage
De afgelopen jaren zijn de te verwachten studentenaantallen voor het hele wo meerdere malen naar beneden bijgesteld, waardoor het totale budget voor het wo kleiner werd dan oorspronkelijk door OCW was begroot. Verder is een belangrijk deel van de onderzoeksmiddelen overgeheveld naar NWO. Deze ontwikkelingen hebben voor de Universiteit Leiden geleid tot een niet voorzienbare verkleining van het budget met ongeveer 16 miljoen euro. Daar komt bij dat de universiteiten niet volledig worden gecompenseerd voor gestegen prijzen. De Universiteit Leiden houdt hier bij het opstellen van de begroting altijd al rekening mee. Economische crisis
Voor de komende jaren heeft het Ministerie van OCW voor de universiteiten middelen vrijgemaakt voor nieuwe activiteiten. Door de bezuinigingen waartoe de economische crisis de overheid dwingt, is echter onzeker dat deze middelen daadwerkelijk beschikbaar komen. Verdere ingrepen in het budget Hoger Onderwijs als gevolg van de crisis - direct of indirect - zijn zeker niet uit te sluiten, Met compensatie voor gestegen lonen en prijzen hoeft, naar het zich nu laat aanzien, niet gerekend te worden. Hogere pensioenpremie's
Het ABP is gedwongen een herstelplan voor de pensioenen op te stellen en te realiseren. Het is vrijwel zeker dat aan een verhoging van de premies niet valt te ontkomen. Voor de universiteit als werkgever moet worden gerekend met een premiestijging die een opwaarts effect van 2% op de salariskosten heeft. Nieuw bekostigingsmodel
In 2011 voert het Ministerie van OCW volgens de huidige planning een nieuw bekostigingsmodel in. In dit nieuwe model dalen de vaste bekostigingsvoeten van de universiteiten en wordt het belang van marktaandeel, en dus de onderlinge competitie tussen universiteiten, aanzienlijk groter. Het marktaandeel wordt in het nieuwe model voornamelijk gemeten op het aandeel ingeschreven studenten gedurende hun nominale studieduur. Het belang van het relatieve aandeel in het aantal diploma's/getuigschriften blijft bestaan, maar wordt fors gereduceerd ten opzichte van de huidige situatie. Financieel risico
Door al deze ontwikkelingen loopt de Universiteit Leiden een flink financieel risico. Het College van Bestuur en de decanen spelen daarop in met een strategie die gericht is op vergroting van het marktaandeel op alle fronten door vergroting van de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van het opleidingsaanbod en versterking van het onderzoek. Hiervoor moeten investeringen worden gedaan. De gelden daarvoor worden vrijgespeeld door kostenbesparing en prioriteitstelling. Voor de bij vernieuwing noodzakelijke aanloopinvesteringen staan het Vernieuwingsfonds en het Fonds Profileringsgebieden ter beschikking. In het nieuwe interne bekostigingsmodel AEG zijn incentives opgenomen die de eenheden belonen als zij de gestelde strategische doelen bereiken. Risicomanagement
De interne beheersorganisatie is erop ingericht om adequaat om te gaan met de eisen die de geschetste ontwikkelingen stellen aan risicomanagement, planning & control, businessplannen, treasury en liquiditeitsbeheer, projectbeheer en scenarioplanning. De vorming van sterke facultaire clusters en een 27-tal integraal verantwoordelijke instituten, ondersteund door onder meer het Financieel Shared Service Centre, is een belangrijke verworvenheid in het risicomanagement. 2009 en verder
Het is nodig de baten en lasten van de universiteit blijvend in evenwicht te brengen en te houden. Het eigen vermogen moet worden versterkt en er dient ruimte te worden geschapen om toekomstige risico's op te vangen. Begin 2008 is door het College van Bestuur en de decanen het project Naar een nieuw financieel perspectief gestart met als doel te komen tot een structurele verbetering van de financiële exploitatie met 30 miljoen euro per jaar. De belangrijkste maatregelen zijn:
Voor de naar NWO overgehevelde onderzoeksmiddelen moet compensatie worden gevonden bij NWO of Europese en andere fondsen. Ter ondersteuning daarvan wordt het universitaire expertisecentrum LURIS uitgebreid. De activiteiten die niet tot de kerntaken van de universiteit horen worden beëindigd. Het aantal afzonderlijke opleidingen wordt gereduceerd door verbreding en samenvoeging van kleine opleidingen. De ondersteunende universiteitsbrede functies, zoals bibliotheken, ict-ondersteuning en administraties worden efficiënter georganiseerd. Langs diverse wegen worden additionele middelen geworven. Daarbij gaat het zowel om subsidies voor nieuwe of bestaande activiteiten als om extra inkomsten door groei van het aantal studenten en promoties, verbetering van het studiesucces en vergroting van het aantal betalende buitenlandse studenten. Het ontwikkelen van een aantrekkelijk onderwijsaanbod is hiervoor absoluut noodzakelijk. Elk van de drie genoemde maatregelen dient een bijdrage van 10 miljoen euro te leveren aan de verbetering van de financiële exploitatie. Positieve exploitatiebegroting 2009
De exploitatiebegroting voor 2009 vertoont een klein positief resultaat. Om dit te bereiken en deze trend te blijven vasthouden zijn in een aantal eenheden reorganisaties ingezet. Zoals hiervoor gesteld zijn daarvoor voor 12,5 miljoen euro voorzieningen getroffen die zijn afgeboekt op het resultaat van 2008. Eindelijk baat van hoge instroom in 2003
In 2010 en de jaren daarna is de situatie relatief gunstig in vergelijking met de achterliggende jaren. Daarvoor zijn enerzijds de ingezette maatregelen verantwoordelijk, anderzijds profiteert de universiteit in 2010 naar verwachting eenmalig van het positieve effect van de hogere studenteninstroom van 2003, de zogenoemde Bamabult. In de Kadernota 2010-2013 is dit effect in detail uitgewerkt. Verder is in deze nota voor 2011 en verder een gematigde groei van het marktaandeel geraamd, die door de ingezette strategie gerealiseerd moet worden. Reserveringen voor vernieuwing en risico's
In de Kadernota 2010-2013 zijn reserveringen opgenomen voor de risico's van de invoering van het nieuwe bekostigingssysteem en voor de risico's die de huidige economische crisis en de daaruit voortvloeiende bezuinigingen en lastenverzwarende maatregelen met zich meebrengen. Verder zijn reserveringen opgenomen om de vernieuwing van het opleidingenaanbod en de versterking van het onderzoek in de profileringsgebieden te ondersteunen. In totaal is voor de periode 2010-2014 circa 40 miljoen aan reserveringen opgenomen. Het gedeelte daarvan dat niet ingezet hoeft te worden wordt gebruikt om het eigen vermogen en de solvabiliteit te versterken, en de kosten van de in 2008 getroffen voorzieningen te compenseren.