Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
PO/OO/121638
Uw brief van
24 maart 2009
Uw referentie
2873
Bijlagen
---
Datum 19 mei 2009
Betreft Aanbieding antwoorden op vragen en opmerkingen van enkele fracties
naar aanleiding van de brief van 19 februari 2009 inzake
impulsgebieden en de gevolgen hiervan voor scholen.
Hierbij treft u aan mijn antwoorden op vragen van enkele fracties uit de vaste
commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake mijn brief van 19
februari 2009 inzake impulsgebieden en de gevolgen hiervan voor scholen (31700
VIII, nr. 143).
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
a
na 1 van 10
Pagi
31 700 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Datum
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar
2009 Onze referentie
PO/OO/121638
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld d.d. ..
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en
opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Dijksma, d.d. 19
februari 2009 inzake impulsgebieden en de
gevolgen hiervan voor de scholen (31700 VIII, nr. 143). Bij brief
van ... heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovi-van Bemmel
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Gewichtenregeling: eenvoudiger en effectiever
Compensatie tijdens de invoeringsperiode
Effecten en gevolgen
Projecten verlenging onderwijstijd
II Reactie van de staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Gewichtenregeling: eenvoudiger en effectiever
De leden van de CDA-fractie hebben zich vorig jaar in het overleg met de
staatssecretaris al positief uitgelaten over het voorstel om de drempel in de
gewichtenregeling aan te gaan passen naar 6%. In vergelijking met de
oorspronkelijke voornemens om deze te gaan verlagen naar 3% lijkt de leden
deze verlaging gepast: het voorkomt versnippering van de inzet van de gelden
vanuit de gewichtenregeling.
Het voorstel om de scholen in gebieden met een hoger aantal kinderen met een
onderwijsachterstand extra financiële middelen ter beschikking te stellen, wordt
ook door de leden positief bejegend. In dat overleg werd door deze leden vooral
aandacht gevraagd voor de manier waarop men kwam tot de aanwijzing van deze
gebieden.
De leden van de PvdA-fractie nemen met instemming kennis van de instelling van
impulsgebieden met betrekking tot het tegengaan van onderwijsachterstanden. In
de wijken waar de mensen met de laagste inkomens en het laagste
opleidingsniveau wonen, wonen ook de meeste achterstandsleerlingen. Door deze
Pagina 2 van 10
wijken als `impulsgebieden' aan te wijzen, krijgen scholen in deze wijken extra Datum
geld om te investeren in de kansen van kinderen. Zo komt het geld voor het
verhelpen van onderwijsachterstanden daar terecht, waar dat het hardst nodig is. Onze referentie
Die aanpak ondersteunen de leden van harte. PO/OO/121638
De leden merken op dat vast blijven houden aan de oorspronkelijk beoogde
drempelverlaging van 3% terwijl dat, zoals uit diverse rekenscenario's blijkt, niet
tot een wezenlijk betere verdeling van de middelen leidt, niet goed is. Vandaar
dat deze leden hebben ingestemd met een drempel van 6%, waardoor de voor de
drempelverlaging beschikbare middelen nu aan de impulsgebieden gegeven
kunnen worden. Zo komt het geld veel meer dan nu het geval is bij de juiste
kinderen terecht. Wel hebben de leden nog een aantal vragen over de
voorgestelde nieuwe regeling.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
uitwerking impulsgebieden in de gewichtenregeling. Er zijn bij deze leden grote
zorgen en vraagtekens met betrekking tot de uitwerking.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de staatssecretaris met informatie over uitwerking impulsgebieden in
gewichtenregeling. De leden hebben in de brief aanleiding gezien tot het stellen
van enkele vragen.
Hou verhouden de impulsgebieden zich tot de 40 probleemwijken? In hoeverre
zijn de impulsgebieden gekoppeld aan deze wijken? Is het verstandig om zoveel
dubbele investeringen in deze gebieden te doen, terwijl andere gebieden buiten
de boot vallen, zo vragen deze leden.
Compensatie tijdens de invoeringsperiode
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de eerstvolgende nieuwe
impulsgebieden met ingang van schooljaar 2013-2014 worden aangewezen. De
nieuwe gebieden worden in het schooljaar 2011-2012 bekendgemaakt en hierbij
wordt gebruik gemaakt van gegevens uit 2008. Naar de mening van deze leden
zijn deze gegevens wel erg oud, is het niet mogelijk om actuelere gegevens toe te
passen?
Effecten en gevolgen
De leden van de CDA-fractie willen met name aandacht vragen voor de
problematiek van het gemiddelde. In een stad als Almere is het gemiddelde
opleidingsniveau en sociaal-economische situatie gemiddeld te noemen. Er is
geen substantieel verschil aan te wijzen met andere steden. Echter, Almere kent
een specifieke bevolkingsopbouw: er is een stevige bovenlaag met een
bovengemiddeld opleidingsniveau en sociaal economische positie en er is een
grote onderlaag, waar het opleidingsniveau ver onder het gemiddelde ligt. In
tegenstelling tot andere steden mist Almere een stevige middenlaag. Door het
berekenen van het gemiddelde lijkt Almere een gemiddelde stad, waardoor ze
buiten de criteria voor de impulsgebieden blijft, maar nog steeds een
bovengemiddeld percentage achterstandsleerlingen heeft. Hoe kan een dergelijke
situatie worden voorkomen, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de precieze definitie is van een
impulsgebied en de `drempel' die daarbij hoort. Begrijpen de leden het goed dat
Pagina 3 van 10
een school in een impulsgebied die met betrekking tot het aantal gewichten niet Datum
over de 6%-drempel heen komt, niet in aanmerking komt voor extra geld? En kan
de staatssecretaris aangeven of er een definitie-`drempel' is, die een gebied of Onze referentie
wijk sowieso over moet om tot impulsgebied verklaard te worden? Kortom: welke PO/OO/121638
rekenkundige modellen liggen aan de definitie van een impulsgebied ten
grondslag?
In het gewichtengeld is ook een bijdrage versleuteld voor voor- en vroegschoolse
educatie (vve). De leden willen graag weten of er kwalitatieve en/of kwantitatieve
afspraken zijn gemaakt over de verdeling van extra geld over vve en primair
onderwijs? De leden vragen wie garandeert dat het extra geld ook daadwerkelijk
naar vve gaat? Voorts vragen zij wat er gebeurt met de subsidieregeling voor vve
2008-2009 na het jaar 2009? Is deels extra geld voor impulsgebieden bedoeld als
`vervanging' van de 10 miljoen euro die met deze subsidieregeling gemoeid was?
De inspectie van het onderwijs zal de komende jaren de basisscholen die in
impulsgebieden staan met bijzondere aandacht volgen. Deze leden vermoeden
dat er voor zowel de inspectie voor het onderwijs als voor scholen sprake zal zijn
van lastenverzwaring. Is deze constatering waar? Zo ja, hoe zwaar is deze dan?
De leden vragen of de volgende casus juist is: indien sprake is van een witte
school in een impulsgebied met bijvoorbeeld 100 leerlingen waarvan drie
gewichtenleerlingen, is het toch voor deze school aantrekkelijk om deze drie
leerlingen aan te melden omdat er drie maal een bedrag van circa 1300,- te
ontvangen valt. De leden vragen of dit de bedoeling is. Is het juist dat deze
school deze drie leerlingen moet financieren uit het regulier budget?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de som die het kabinet voor de gehele
regeling 70 miljoen euro extra investeert, tot stand komt. De leden verzoeken
daar helderheid over te geven. Welk deel van die 70 miljoen euro is een
structurele investering en welk deel tijdelijk? De leden wijzen ook op de
financiering van het Actieplan Leerkracht, dat gedeeltelijk is gefinancierd door
`vrijvallende middelen vanwege de invoering van de nieuwe gewichtenregeling'.1
Hoe groot zijn de middelen die zijn `vrijgevallen' en zijn besteed aan het Actieplan
Leerkracht? Zijn deze `vrijvallende middelen' structureel? Hoe vallen deze
`vrijvallende middelen' te rijmen met de uitspraak van het kabinet dat er 70
miljoen euro extra wordt geïnvesteerd? Of zijn hier investeringen in de
voorschoolse educatie, het inrichten van schakelklassen en trajecten op het
gebied van taal en rekenen meegerekend?
De staatssecretaris schrijft dat de afgelopen jaren sprake is van een afname van
het aantal gewichtenleerlingen. Uit een berekening van de gezamenlijke
Rotterdamse basisscholen blijkt dat het aantal achterstandsleerlingen in
Rotterdam al met 20% is teruggelopen. In 2010 zou het aantal
achterstandsleerlingen met de helft zijn afgenomen (Onderwijsblad 22, december
2008). Om hoeveel geld gaat het hier in Rotterdam? Om hoeveel geld gaat het
hier landelijk? Zijn al deze gelden weer geïnvesteerd in
onderwijsachterstandenbeleid? Kunt u aangeven welk deel daarvan is
geïnvesteerd in:
· het verhogen van de gewichten?
1 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008, nota van wijziging, 31200 VIII, nr. 58
Pagina 4 van 10
· het verlagen van de drempel? Datum
· aan scholen die nu meer geld krijgen dan in de oude gewichtenregeling
(herverdeling achterstandengeld)?
Onze referentie
· de invoering van de impulsgebieden? PO/OO/121638
· de compensatieregeling voor scholen die er op achteruit zijn gegaan?
· Actieplan Leerkracht?
De redenering van de staatssecretaris is dat het opleidingsniveau van de ouders
verreweg de meest relevante factor is voor het voorspellen van
onderwijsachterstanden. Die redering is te volgen, hoewel het in de praktijk voor
directeuren ondoenlijk is het opleidingsniveau van alle ouders te achterhalen.
Hoeveel klachten heeft u in het afgelopen jaar hierover ontvangen van
schooldirecteuren? Wanneer en op welke wijze kunnen de uitvoeringsproblemen
worden opgelost? De vraag is ook of het opleidingsniveau van de ouders de enige
factor is. De leden denken dat het antwoord op die vraag negatief is. Is de
staatssecretaris bereid te onderzoeken of de factor van de gesproken thuistaal
kan worden toegevoegd aan het bepalen van een gewicht? Zo neen, waarom niet?
De leden vragen hoe, wanneer het opleidingsniveau de onderwijsachterstanden
het best voorspelt, de onderwijsprestaties zich dan verhouden tot het
verminderen van het aantal gewichtenleerlingen? Is er sprake van een stijging
van de onderwijsprestaties? Is er in Rotterdam een stijging van het
onderwijsniveau, gezien het afnemen van het aantal gewichtenleerlingen? Is uw
antwoord op deze vraag te verklaren? Hoe verklaart u dat docenten niet het idee
hebben dat er minder onderwijsachterstanden zijn bij hun leerlingen? (zie onder
andere Onderwijsblad 22, december 2008)
Zijn alle leerlingen die in de nieuwe definitie geen gewichtenleerling meer zijn,
opgenomen in een impulsgebied? Zo neen, is aan te geven hoeveel leerlingen niet
meer een gewicht krijgen toebedeeld én niet in een impulsgebied naar school
gaan? Deze leden vragen dit omdat zij willen weten of de daling van het aantal
gewichtenleerlingen het gevolg is van succesvol onderwijsachterstandenbeleid of
van het hanteren van een andere definitie van een gewichtenleerling. Graag
ontvangen deze leden een reactie.
Ten slotte vragen deze leden of het opleidingsniveau voor alle ouders in de
gewichtenregeling is verhoogd. Kunt u een overzicht geven van het
opleidingsniveau van de ouders in de `oude' en in de `nieuwe' gewichtenregeling?
Wat zijn de verschillen? Wordt de daling van het aantal gewichtenleerlingen
veroorzaakt doordat het opleidingsniveau nu ook geldt voor ouders, die niet in
Nederland zijn geboren, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen over de effecten en
gevolgen:
· Wat is de budgettaire dekking van de extra investering van 70 miljoen
euro extra in de gewichtenregeling?
· Waarom heeft de staatssecretaris geen drempel ingebouwd voor het extra
impulsbedrag per gewichtenleerling?
· Wat gaat de compensatie van scholen tijdens de invoeringsperiode
kosten? Hoe wordt dit bedrag gedekt?
· Hoe komt het dat Flevoland er in financiële middelen in totaal 15% op
achteruit gaat terwijl alle andere provincies er op vooruitgaan? Hoe komt
het dat de middelen in Drenthe zelfs met 121% toenemen? Zijn er
bepaalde (autonome) ontwikkelingen in deze provincies die tot de
extreme verschuiving leiden, of heeft het puur te maken met de
demografische samenstelling van de provincie?
Pagina 5 van 10
· Hoe verklaart de staatssecretaris het dat Almere er op achteruit gaat in de Datum
nieuwe regeling, terwijl dit naar verwachting in de toekomst de vijfde stad
van het land zal zijn, met soortgelijke problematiek als in de G4 die meer
Onze referentie
ontvangen? PO/OO/121638
· Hoe moeten scholen zich in de toekomst verantwoorden over de inzet van
de middelen uit de impuls- en gewichtenregeling?
Projecten verlenging onderwijstijd
De leden van de CDA-fractie hebben zich verbaasd over het grote bedrag dat
gereserveerd is voor het nagaan welke effecten deze maatregel heeft. Zo wordt in
de brief gesproken over een bedrag van 15 miljoen euro voor een dergelijk
onderzoek. Deze leden vroegen zich in alle ernst af of een dergelijk groot bedrag
noodzakelijk is voor onderzoek naar de behaalde resultaten. Waar wordt dat uit
betaald? Is dat een goede besteding van de gelden? Hadden die gelden niet beter
ten goede van de achterstandsleerlingen kunnen komen? Door wie wilt u dit
onderzoek laten uitvoeren, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie juichen gerichte acties en investeringen op het
gebied van intensiever onderwijs, extra leertijd en extra leerstof toe, omdat
bewezen is dat extra leertijd behulpzaam kan zijn bij het verhelpen van
onderwijsachterstanden. Het is daarom goed dat, in aansluiting op diverse
adviezen van onder andere de Onderwijsraad en het Cito, pilots worden opgezet
om te bezien welke vormen van intensiever onderwijs effectief zijn. In een reactie
op verschillende mediaberichten over scholen die niet in aanmerking komen als
zijnde een impulsgebied, maar die toch fors te kampen hebben met
achterstandsleerlingen, zegt een woordvoerder van het ministerie van OCW dat
gemeenten scholen die buiten boord vallen aan kunnen melden voor deze pilots.2
Gaat de staatssecretaris deze scholen inderdaad voorrang geven bij aanmelding
voor deze pilots, zo vragen deze leden.
II Reactie van de staatssecretaris
De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is om bij de vaststelling van
de nieuwe impulsgebieden in 2012/2013 gebruik te maken van recentere
gegevens dan die uit 2008.
De Armoedemonitor verschijnt tweejaarlijks. Om mij te baseren op recentere
gegevens dan die uit 2008, zou ik gebruik moeten gaan maken van de
Armoedemonitor die in 2012 verschijnt en gebaseerd zal zijn op gegevens uit
2009.
Dit zou echter betekenen dat scholen pas vlak voor het begin van het schooljaar
2013/2014 de nieuwe indeling van de impulsgebieden te horen krijgen. Dit is te
laat voor de scholen om hier nog tijdig op te kunnen anticiperen.
Om de scholen op tijd duidelijkheid te verschaffen voor het schooljaar 2013/2014
dient in de loop van 2011 de nieuwe indeling helder te zijn. Ik heb op dat moment
2 NRC, "Geld voor achterstand verkeerd verdeeld", 6 maart 2009
Pagina 6 van 10
beschikking over de gegevens uit de Armoedemonitor die in 2010 beschikbaar Datum
komt en gebaseerd is op gegevens tot 2008.
Onze referentie
De leden van de CDA-fractie vragen of voorkomen kan worden dat door de PO/OO/121638
specifieke bevolkingsopbouw van Almere, deze gemeente grotendeels buiten de
criteria van de impulsgebieden blijft.
In Almere leiden autonome ontwikkelingen tot een afname van de omvang van de
gewichtenmiddelen. In deze gemeente wonen relatief weinig (zeer) laag
opgeleiden en de inkomens behoren evenmin tot de laagste categorie. Daarom
gaan er minder gewichtenmidddelen naar Almere.
Wel heb ik voor Almere (en voor Rotterdam: de twee gemeenten die het meest
achteruit zijn gegaan met hun achterstandsmiddelen) expliciet een bedrag
gereserveerd in de Subsidieregeling onderwijstijdverlenging basisonderwijs
(Staatscourant 23 april 2009, nr. 77). Hiermee kunnen onderwijsachterstanden
worden bestreden door het aanbieden van extra onderwijstijd.
De leden van de PvdA-fractie hebben vragen over hoe de drempels in
impulsgebieden werken en vragen welke rekenkundige modellen hieraan ten
grondslag liggen.
Zoals bekend zijn de impulsgebieden gebaseerd op de door postcodes
gedefinieerde gebieden zoals gebruikt in de tweejaarlijkse Armoedemonitor van
het SCP/CBS. In de impulsgebieden hanteer ik met opzet geen drempel voor het
impulsbedrag: juist om de betrokken gebieden zo optimaal mogelijk te laten
profiteren van de middelen bestemd voor impulsgebieden.
Verder vragen de leden van de PvdA-fractie of er afspraken zijn gemaakt over de
verdeling van de VVE-middelen en wie garandeert dat deze middelen
daadwerkelijk voor dit doel worden ingezet en wat er gebeurt met de
subsidieregeling VVE na 2009.
Er zijn geen afspraken over de verdeling van extra geld voor vroegschoolse
educatie gemaakt. De genoemde regeling betrof een extra impuls voor de
vroegschoolse opvang in 2008/2009 en wordt daarna onderdeel van het
gewichtenbudget. Dit budget stijgt hierdoor, waardoor scholen hun investeringen
in de vroegschoolse opvang kunnen doorzetten.
De Inspectie van het Onderwijs kijkt uiteraard of er voldoende aandacht aan
vroegschoolse educatie wordt besteed door de scholen. Dit is een regulier
onderdeel van de taken van de Inspectie van het Onderwijs en zij zal door het
kiezen van een themagericht onderzoek dit voorjaar en door het extra focussen
op de impulsgebieden de verrichtingen van de scholen aandachtig volgen.
Voor de voorschool is aan gemeenten een apart budget beschikbaar gesteld.
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of het klopt dat scholen in
impulsgebieden met een beperkt aantal gewichtenleerlingen toch extra budget
krijgen.
Dit klopt. In overleg met uw Kamer is besloten om in de impulsgebieden geen
drempels te hanteren voor het impulsgeld, juist omdat deze gebieden met een
opeenstapeling van problemen te maken hebben.
De leden van de SP-fractie vragen waar het budget van 70 miljoen vandaan
komt en of deze middelen net als de (vrijgevallen) middelen voor het Actieplan
Leerkracht structureel zijn.
Het bedrag is afgesproken in het coalitie-akkoord en is afkomstig uit de
(structurele) enveloppemiddelen en was in eerste instantie bedoeld om het
Pagina 7 van 10
verlagen van de drempel naar 3% te bekostigen. In overleg met de Tweede Datum
Kamer is besloten deze drempel op 6% te houden en de impulsgebieden in te
voeren. Vanaf 2012 wordt 18 miljoen ingezet voor het Actieplan Leerkracht. Onze referentie
Voor schakelklassen en voorschoolse opvang is budget gereserveerd via het PO/OO/121638
gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. De trajecten op het gebied van taal
en rekenen worden gefinancierd uit budget van de enveloppemiddelen.
Vervolgens stellen de leden van de SP dat het aantal achterstandsleerlingen in
Rotterdam met 20% is teruggelopen en dat het aantal achterstandsleerlingen in
2010 met de helft zal teruglopen en de leden vragen wat dit budgettair betekent.
Vervolgens vragen de leden of hierdoor opnieuw gelden geïnvesteerd worden in
het verhogen van de gewichten, het verlagen van de drempel, aan herverdeling
tussen scholen, aan invoering van impulsgebieden, aan de compensatieregeling
voor scholen en voor het Actieplan Leerkracht?
Het klopt dat het aantal gewichtenleerlingen terugloopt. Dit is een gevolg van
autonome ontwikkelingen, maar ook door het invoeren van een nieuw systeem.
De "prijs" per gewichtenleerling neemt daarentegen toe door het verlagen van de
drempel en de invoering van de impulsgebieden.
Vervolgens zijn de herverdeeleffecten van de wijziging uit 2006 zo goed mogelijk
gereguleerd door de compensatiemaatregelen en door de pilots
onderwijstijdverlenging basisonderwijs. Door deze verschillende ontwikkelingen is
het budget gewichtenmiddelen voor schooljaar 2006/2007 van 399 miljoen
verhoogd naar 440 miljoen voor schooljaar 2009/2010.
De leden van de SP-fractie merken op dat het voor schooldirecteuren bijna
ondoenlijk is het opleidingsniveau van de ouders te achterhalen.
De gewichtenregeling werkt al sinds 1986 op basis van ouderverklaringen, maar
ik heb hier inderdaad tientallen klachten over ontvangen. Zoals eerder toegezegd
laat ik onderzoeken welke werkwijze het beste is om onderwijsachterstanden
beter te registreren. Ik denk dan in eerste instantie aan de mogelijkheden die de
invoering van het onderwijsnummer mij zullen bieden. Ik denk niet meteen aan
het criterium thuistaal, omdat uit veelvuldig onderzoek blijkt dat dit een moeilijk
te hanteren criterium is. Het is duidelijk dat het niveau van de thuistaal ten
opzichte van het Nederlands van veel meer invloed is, dan het feit dát er een
andere thuistaal wordt gesproken.
Verder vragen de leden van de SP of het criterium opleidingsniveau van ouders
veroorzaakt dat het aantal gewichtenleerlingen daalt en of er sprake is van een
stijging van de onderwijsprestaties als gevolg van een succesvol
onderwijsachterstandenbeleid?
Er is aan de ene kant sprake van een autonome ontwikkeling die veroorzaakt dat
het opleidingsniveau als geheel stijgt in Nederland. Daarnaast zien we het aantal
achterstandsleerlingen dalen. Er zijn scholen met een hoge populatie
achterstandsleerlingen die al jaren goed scoren op de CITO-eindtoets. Ook zijn er
tekenen dat Nederland internationaal niet slecht scoort als het gaat om de
koppeling tussen hoog onderwijsniveau en een geringe mate van ongelijkheid in
het onderwijs (PISA onderzoek, OECD). Er tekent zich voorzichtig het beeld af dat
het terugdringen van de grootste achterstanden bij de zwakste leerlingen aan het
lukken is, maar tegelijkertijd geldt dat de problematiek er niet minder op wordt.
Om het effect van het onderwijsachterstandenbeleid niet te laten wegebben zullen
structurele interventies nodig blijven. In mijn ogen aanleiding genoeg om het
budget te handhaven.
Pagina 8 van 10
Datum
De leden van de SP vragen of gewichtenleerlingen die niet onder de nieuwe
definitie van gewichtenleerling vallen, automatisch zijn opgenomen in een Onze referentie
impulsgebied. PO/OO/121638
Nee. De definitie van gewichten is leerlingafhankelijk en heeft in de nieuwe
definitie te maken met het opleidingsniveau van de ouders. Bij de vaststelling van
het impulsbedrag in een impulsgebied wordt gebruik gemaakt van
postcodegebieden, zoals gebruikt in de Armoedemonitor 2008 van het SCP/CBS.
Hiervoor is het adres van de school bepalend. Maar in een impulsgebied krijgen
scholen geld op basis van het aantal kinderen met een gewicht.
Tot slot vragen de leden van de SP naar de verschillen tussen de oude en de
nieuwe definities van gewichtenleerlingen en of de daling van het aantal
gewichtenleerlingen mede wordt veroorzaakt doordat nu ook het opleidingsniveau
van niet in Nederland geboren ouders wordt meegeteld.
Het verdwijnen van de factor `etniciteit' hetgeen uw Kamer heeft besloten in
2006, is inderdaad het meest opvallende verschil tussen de oude en de nieuwe
definitie van gewichtenleerling. Het is moeilijk te zeggen of en hoe groot de
invloed hiervan is op de daling van het aantal gewichtenleerlingen. Daarvoor
zouden een aantal jaren twee registratiesystemen van de verschillende
gewichtendefinities door scholen moeten worden bijgehouden. Ik wil de scholen
niet met deze administratieve lasten opzadelen. Ik hecht meer waarde aan het
feit dat uit onderzoek blijkt dat opleidingsniveau een veel betere voorspeller is
voor het ontstaan van onderwijsachterstanden, dan etniciteit.
Een ander verschil met de oude definitie is dat het aantal categorieën waar een
leerling onder kan vallen teruggebracht is van vier naar twee: een gewicht van
0,3 wordt toegekend aan leerlingen waarvan beide ouders laag zijn opgeleid
(maximaal VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en 1,2 als één van de
ouders zeer laag is opgeleid (maximaal basisonderwijs) en voor de andere ouder
hetzelfde opleidingsniveau of lager geldt, óf maximaal VMBO basis- of
kaderberoepsgerichte leerweg heeft.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de budgettaire dekking van de 70
miljoen voor de gewichtenregeling.
Dit is onderdeel van de afspraken uit het coalitieakkoord.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie waarom er geen drempel is
ingebouwd voor het extra impulsbedrag per leerling.
De keuze om geen drempel in te stellen in de impulsgebieden is in overleg met de
Tweede Kamer gedaan. Juist in deze gebieden, die te kampen hebben met een
opeenstapeling van problemen is het van belang om ieder kind te laten profiteren
van extra budget (via zijn of haar basisschool).
Verder vragen de leden naar de precieze kosten van de compensatieregeling. De
precieze kosten zijn mede afhankelijk van prijsbijstelling die in de loop van juni
bekend zal worden. Wel kan ik aangeven dat er een budget van ruim 20 miljoen
hiervoor is gereserveerd, dat wordt gedekt uit het budget voor de
gewichtenmiddelen.
De leden van de VVD vragen hoe het komt dat de middelen in de provincie
Drenthe zo veel toenemen en in de provincie Flevoland zichtbaar afnemen?
Pagina 9 van 10
De provincie Drenthe heeft relatief weinig allochtone leerlingen en veel leerlingen Datum
met ouders met een relatief laag opleidingsniveau. Dit in combinatie met de
aanwezigheid van veel gebieden met een opeenstapeling van problemen zoals Onze referentie
hoge werkloosheid en lage inkomens (plattelandsgebieden) veroorzaakt de PO/OO/121638
toename van het budget.
Voor Flevoland geldt, met name als gevolg van de invloed van de gemeente
Almere, dat er relatief veel allochtone leerlingen wonen met ouders met een
gemiddeld opleidingsniveau. Dit veroorzaakt mede de afname van het budget
voor deze provincie.
Het specifieke aan de stad Almere is het volgende: aan de ene kant kent Almere
een aantal problemen dat hoort bij een typische grootstedelijke problematiek.
Maar Almere lijkt niet in alles op de G4. Zo is het opleidingsniveau van de
bevolking in Almere gemiddeld. Men kent een gelijkmatige mix per
postcodegebied van lage inkomens en uitkeringen met hoge inkomens. Relatief
weinig echte armoedegebieden dus, zoals bedoeld in de Armoedemonitor 2008.
En deze dient weer als basis voor de vaststelling van de impulsgebieden.
Tot slot vragen de leden van de VVD of scholen zich in de toekomst moeten
verantwoorden over de inzet van de middelen uit de gewichtenregeling en de
impulsgebieden.
Ik onderschrijf deze behoefte om beter in beeld te krijgen wat er met de
verschillende achterstandsmiddelen wordt gedaan en vooral welke aanpak het
meest effectief is. Daar staat tegenover dat het grootste deel van deze middelen
onderdeel uitmaakt van de lumpsum, juist om een zo gericht en zo effectief
mogelijke inzet mogelijk te maken met zo min mogelijk administratieve lasten.
Toch ga ik mij beraden op een aanpak die tegemoetkomt aan het beste van deze
twee uitgangspunten.
De leden van de CDA-fractie hebben zich verbaasd over het grote bedrag van
jaarlijks 15 miljoen dat gereserveerd zou zijn voor onderzoek naar de
effectiviteit van achterstandenbeleid.
Dit berust op een misverstand: ik heb op 23 april 2009 de Subsidieregeling
onderwijstijdverlenging basisonderwijs gepubliceerd, waarmee door het inzetten
van verlenging van de onderwijstijd, onderwijsachterstanden bij
achterstandsleerlingen kunnen worden bestreden. Bijvoorbeeld door het
aanbieden van zomerscholen, weekendscholen of een verlengde schooldag. Voor
deze subsidieregeling is voor een periode van vier jaar gemiddeld 15 miljoen
per jaar beschikbaar gesteld. Een bescheiden deel van dit budget zal gebruikt
worden om de effecten van deze interventies wetenschappelijk te laten meten,
zodat kan worden aangetoond welke interventie onder welke voorwaarden
aantoonbaar helpt om onderwijsachterstanden te bestrijden.
In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie reserveer ik in deze
subsidieregeling een bedrag dat met name bestemd is voor projectaanvragen uit
Almere en Rotterdam. Deze twee gemeenten hebben jaarlijks meer dan 1
miljoen euro ingeleverd op hun achterstandsmiddelen als gevolg van de
aangepaste definities van de gewichtenregeling in 2006.
Pagina 10 van 10