Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Rijnstraat 50
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Referentie
PO/BS/2009/121938
Datum 19 mei 2009
Betreft Thuisonderwijs
Mede namens staatssecretaris van Bijsterveldt-Vliegenthart stuur ik u hierbij het
onderzoeksrapport `Vervangend onderwijs aan kinderen van ouders met een
richtingbezwaar' zoals ik u dat in mijn brief van 28 maart 2008 (Kamerstuk
30652) heb toegezegd. Dit onderzoek heeft betrekking op het thuisonderwijs. Met
de term thuisonderwijs wordt gedoeld op het vervangend onderwijs voor kinderen
die geen school bezoeken omdat zij zijn vrijgesteld van de leerplicht op grond van
een richtingbezwaar (artikel 5, onderdeel b, van de Leerplichtwet 1969). In deze
brief ga ik in op de hoofdlijnen van het rapport en geef ik daarop een
beleidsreactie.
Kerngegevens thuisonderwijs
De Leerplichtwet 1969 regelt dat ouders een beroep kunnen doen op vrijstelling
van de plicht om hun kind op een school in te schrijven als zij bezwaar hebben
tegen de richting van alle scholen in hun omgeving. Een vrijstelling is alleen
mogelijk indien het kind niet eerder een school in de zin van de Leerplichtwet
heeft bezocht. Een richtingsbezwaar kan daarnaast alleen betrekking hebben op
bezwaren op grond van godsdienst of levensovertuiging en niet op pedagogische
bezwaren. Onder de huidige regelgeving zijn ouders van vrijgestelde kinderen niet
wettelijk verplicht om voor (thuis)onderwijs te zorgen en gelden er geen
wettelijke eisen ten aanzien van de kwaliteit van het thuisonderwijs.
Het aantal kinderen dat vanwege een richtingbezwaar is vrijgesteld van de
leerplicht is relatief klein, minder dan 0,01 procent van het totaal aantal
a
na 1 van 5
Pagi
leerplichtige leerlingen. In het schooljaar 2006-2007 ging het om 235 kinderen,
verspreid over 79 gemeenten.
Hoofdlijnen rapport
Hieronder zijn een aantal hoofdlijnen uit het rapport weergegeven. Voor de
volledige conclusies en een algehele samenvatting verwijs ik naar bijgevoegd
onderzoeksrapport.
Het onderzoek gaat allereerst in op de richtingen waarop vrijstellingen zijn
gebaseerd, het opleidingsniveau van de ouders en de leeftijd van vrijgestelde
kinderen.
· Richtingsbezwaar: binnen de responsgroep is de meest voorkomende
richting die van het `Holisme' (19 van de 51 gevallen), op de tweede
plaats gaat het om `Evangelisten' (6 van de 51 gevallen).
· Opleidingsniveau ouders: het opleidingsniveau van de ouders binnen de
responsgroep ligt relatief hoog. Zo heeft 65 procent van de moeders en
59 procent van de vaders een opleiding op minimaal HBO-niveau afgerond
tegenover een gemiddelde van respectievelijk 23% (moeders) en 26%
(vaders) in het regulier onderwijs.
· Leeftijd vrijgestelde kinderen: 2 van de 3 vrijgestelde kinderen zijn in de
basisschoolleeftijd.
Ontvangen alle vrijgestelde leerlingen thuisonderwijs?
· Er hebben in totaal 51 ouders gereageerd waarmee de conclusies van het
onderzoek betrekking hebben op 86 van 235 vrijgestelde kinderen. Deze
86 kinderen ontvangen allemaal een vorm van vervangend onderwijs, in
vrijwel alle gevallen gaat het om thuisonderwijs door de ouders.
Wat houdt het onderwijs in en waarop is het gericht?
· Van de 51 ouders in de responsgroep zijn 40 ouders goed op de hoogte
van de kerndoelen. Ongeveer evenveel ouders vinden de kerndoelen van
geen enkel of gering belang als van beduidend belang.
· De in de kerndoelen genoemde leerdomeinen komen volgens bijna alle
ouders aan bod in het thuisonderwijs. Er zijn echter ook ouders die
aangeven een aantal leerdomeinen niet aan bod te laten komen: rekenen
2 gevallen, Nederlands 1 geval, bewegen/sport 3 gevallen.
Pagina 2 van 5
Hoe wordt het onderwijs vormgegeven?
· De meeste ouders maken gebruik van een flexibele dagindeling.
· Gemiddeld besteden ouders 15 uur per week aan formeel/gepland leren
en 42 uur aan informeel leren. Hoe minder tijd besteed wordt aan formeel
gepland leren, hoe meer tijd wordt besteed aan informeel/ongepland
leren. Er geven 12 ouders aan minder dan 5 uur per week te besteden
aan formeel gepland leren.
· Van de 51 ouders geven er 16 aan dat zij gebruik maken van
schoolvorderingstoetsen. In de meeste gevallen worden de vorderingen
echter vastgelegd in een logboek of portfolio.
· Veel ouders laten zich ondersteunen door leraren en vakdeskundigen.
· De aanpak is over het algemeen sterk eclectisch met grote variëteit aan
leermaterialen.
Hoe denken ouders over toezicht?
· Het merendeel vindt toezicht in een of andere vorm aanvaardbaar. Voor
een toezichthouder met een sanctionerende rol is echter weinig
draagvlak.
· Als ouders mogen kiezen uit toezicht uitgeoefend door de Inspectie,
Kinderbescherming of Leerplichtambtenaar dan is er een sterke voorkeur
voor de Inspectie.
· Qua mogelijke werkwijze van de inspectie gaat de voorkeur van ouders
uit naar een persoonlijk gesprek met de ouders. Ook voor vragenlijsten en
inzage in lesmaterialen is draagvlak. Verplichte toetsen om de
vorderingen vast te stellen zijn voor bijna alle ouders onaanvaardbaar.
· De ouders zijn gevraagd zich uit te spreken over inhoudelijke criteria
waarop toezicht zou kunnen worden gebaseerd. Voor alle genoemde
criteria blijkt dat het merendeel van de ouders deze acceptabel vindt als
toezichtcriteria. Toch is hier een aantal opvallende uitkomsten. Zo vinden
10 ouders het niet acceptabel als getoetst wordt of het onderwijs
grondrechten en culturele waarden respecteert. Daarnaast vinden 6
ouders het niet acceptabel als getoets wordt op de mate waarin het
onderwijs zich richt op de kernvakken rekenen en taal.
Conclusies voor beleid
Ik heb dit onderzoek laten uitvoeren om een afweging te kunnen maken ten
aanzien van de noodzaak en proportionaliteit van eventuele wettelijk maatregelen
ten aanzien van het thuisonderwijs. Uitgangspunt hierbij is dat ieder kind recht
Pagina 3 van 5
heeft op goed onderwijs en dat het de taak is van de overheid om dit te
waarborgen. Het feit dat er nu geen sprake is van wettelijke eisen en
kwaliteitstoezicht voor het thuisonderwijs vormt wat mij betreft echter niet zonder
meer voldoende grond om wettelijke maatregelen te nemen.
Ik vind het hierbij allereerst van belang dat de noodzaak en proportionaliteit van
wettelijke maatregelen voldoende is aangetoond en de problematiek goed in beeld
is gebracht. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de wijze waarop aan
eventuele wettelijk maatregelen uitvoering kan worden gegeven. Deze zouden
immers niet moeten leiden tot disproportionele kosten en administratieve lasten
in de uitvoering. Hierbij is ook van belang dat het om een zeer klein groep
leerlingen gaat.
Tot slot moet ook rekening worden gehouden met mogelijke ongewenste effecten
die met wetgeving gepaard gaan. Ik zou het onwenselijk vinden als het
thuisonderwijs in de toekomst wordt gezien als een volwaardig alternatief van het
regulier onderwijs en niet als een uitzondering die is voorbehouden voor zeer
specifieke situaties. Door het thuisonderwijs op te nemen in het wettelijke
onderwijsstelsel zou juist een aanzuigende werking kunnen ontstaan.
Het onderzoek biedt onvoldoende basis om scherpe conclusies te trekken over de
kwaliteit van het thuisonderwijs. Ouders binnen de responsgroep geven over het
algemeen op consciëntieuze wijze invulling aan het thuisonderwijs. Tegelijkertijd
hebben niet alle ouders met een richtingbezwaar op het onderzoek gereageerd.
Ondanks dat zij deze kans klein achten, sluiten de onderzoekers niet uit dat de
onderzoeksresultaten niet geheel representatief zijn voor de populatie van alle
ouders met een richtingbezwaar.
De uitkomst van dit onderzoek biedt daarmee naar mijn mening onvoldoende
grond om aan te nemen dat er sprake is van misstanden die wettelijke
maatregelen noodzakelijk maken. Om een goede afweging te maken acht ik
daarom vervolgonderzoek noodzakelijk.
In het vervolgonderzoek wil ik graag twee aspecten nader belichten. Allereerst
gaat het om de kansen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt van
leerlingen die thuisonderwijs hebben gevolgd. Hierbij zal door middel van
casestudies worden ingegaan op de het verloop van een overstap naar het
Pagina 4 van 5
regulier onderwijs, de behaalde resultaten en positie op de arbeidsmarkt van
leerlingen die eerder thuisonderwijs hebben gevolgd.
Daarnaast wil ik meer inzicht in de wijze waarop het eventuele toezicht op het
thuisonderwijs vorm gegeven zou kunnen worden. Hierbij zal worden gekeken
naar de uitvoerbaarheid, administratieve lasten, kosten die met inrichting van
toezicht gepaard gaan en de wijze waarop de voortgang wordt beoordeeld. Hierbij
zal ook worden gekeken naar de wijze waarop in ander landen het toezicht op het
thuisonderwijs is ingebed in het stelsel en wat de resultaten zijn.
Ik verwacht dat de onderzoeksresultaten eind dit jaar beschikbaar komen en zal u
vervolgens een beleidsreactie geven.
Sharon A.M. Dijksma
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 5 van 5