Universiteit Leiden

Proza als experiment

Ooit was proza een gewaagd experiment. Tot aan de dertiende eeuw was de Nederlandse literatuur berijmd. Toen begonnen Nederlandse auteurs het proza te ontdekken. Dr. Joost van Driel gaat in zijn Veni-project onderzoeken waarom auteurs voor proza kozen.

Van Driel studeerde Nederlands in Leiden waar hij in 2006 promoveerde. Zijn Veni-project is in zekere zin een vervolg op zijn proefschrift. Van Driel: 'Lang bestond het idee dat alle Middelnederlandse epische poëzie in een en dezelfde conventionele stijl was geschreven. Ik heb laten zien dat auteurs wel degelijk van elkaar verschilden in stijl. Ook de Middelnederlandse literatuur kende het verschil tussen een Thomas Roosenboom en een Martin Bril.'

Van Driel concludeerde dat de verschillende stijlen voortkwamen uit verschillende literatuuropvattingen van de auteurs. Nu onderzoekt hij de beweegredenen van auteurs die voor proza kozen in een tijd dat proza helemaal niet gangbaar was. 'Het is nu nauwelijks voor te stellen maar tot aan de dertiende eeuw was er nauwelijks proza, de meeste literatuur was in verzen. Proza was dus een experimentele vorm.'

Moeilijk

Proza kon ook moeilijker dan rijm zijn. Van Driel: 'Bij rijmteksten rijmt iedere versregel, dus je hebt houvast, je kunt lekker doorlezen. Bij proza is dat niet zo.' Sommige prozateksten bevatten bovendien ingewikkelde beeldspraak, of abstracte woorden waarvan de lezer moest weten waarnaar ze verwezen om ze te kunnen begrijpen. Proza kon alleen door een selecte groep mensen geschreven en begrepen worden. Dat waren vooral de geestelijken, want die waren het beste opgeleid en konden dus het makkelijkste met de prozavorm omgaan. Daaronder waren ook veel vrouwen.'

Serieus

Proza werd vooral gebruikt voor religieuze of spirituele teksten met een abstracte thematiek: preken over hoe je moest leven, en mystieke literatuur, van met name Hadewych, over de eenwording met God. Een ander voorbeeld is het Bestiaire d'amour, waarin de liefde werd geïllustreerd aan de hand van het gedrag van dieren. Van Driel: 'Voor liefdesliteratuur op spiritueel niveau werd dus proza gebruikt, voor de aardse liefde de rijmvorm, zoals in Floris ende Blancefloer. Hetzelfde geldt voor het vecht- en knokwerk, de ridderepiek.'

Literatuuropvatting

Het lijkt er dus op dat auteurs voor proza kozen omdat ze rijm associeerden met vermaak en lichtzinnigheid. Van Driel: 'Schrijvers van proza zeggen daar heel weinig over, maar sommigen distantiëren zich wel van de schrijvers van verzen. Eén auteur zegt: "Ik ga niet dichten, want dat is te werelds en te lichtvaardig." Die auteur vergelijkt rijmen met het zingen van een zwaan: die zingt en vervolgens sterft hij. Een andere vergelijking die hij maakt is met een krekel die zo bezig is met geluid maken dat je hem dan kan vangen omdat hij vergeet waar het echt om gaat. Over wat er echt toe doet, ga je niet rijmen.'

Auteurs

Van Driel heeft de beschikking over vijftien à twintig prozateksten uit de dertiende eeuw. Sommige zijn slechts fragmentarisch overgeleverd, en meestal is er maar één exemplaar van. Informatie over de context ontbreekt veelal. Van Driel: 'We weten nauwelijks iets van de auteurs. Soms kennen we een naam maar daar schiet je meestal niets mee op. Met mijn onderzoek probeer ik via een omweg iets over die auteurs te weten te komen.'

Door alle teksten bij elkaar te zetten wil Van Driel kijken of er overeenkomsten te vinden zijn die iets zeggen over de beweegredenen van auteurs om proza te gebruiken. Van Driel: 'Als de auteur zijn best heeft gedaan iets buitenissigs van zijn tekst te maken, dan zegt dat iets over hem. Dat is de enige manier om achter zijn literatuuropvatting komen, want we hebben geen biografieën of teksten met literatuuropvattingen.'

Dialect

De teksten zijn in heel Nederland en Vlaanderen gevonden en in verschillende dialecten geschreven. Zo is het mogelijk om een tekst aan een regio toe te schrijven, bijvoorbeeld aan Gelderen, Brabant of Vlaanderen. Van Driel is in de eerste maanden van zijn onderzoek al op iets opvallends gestuit: proza was populair in Brabant, Limburg en Gelderen, maar niet in Vlaanderen. Daar was de rijmvorm dominant, al werd proza wel gebruikt voor ambtelijke teksten.

Historische ontwikkeling

De prozavorm is waarschijnlijk ouder dan de dertiende eeuw, maar daarover is bij gebrek aan materiaal weinig met zekerheid te zeggen. In de veertiende eeuw neemt het religieus proza explosief toe dankzij religieuze bewegingen die heel veel proza produceren. Toch blijft in de Nederlanden de rijmvorm tot in de vijftiende eeuw dominant. Elders, bijvoorbeeld in Frankrijk, gaat men veel eerder ook proza gebruiken voor verhalende teksten. Van Driel hoopt hier met zijn onderzoek een verklaring voor te vinden: 'In de Nederlanden is er in de dertiende eeuw dus iets gebeurd waardoor die twee vormen zo vast zijn komen te liggen en zo populair zijn geworden dat ze beide naast elkaar voort zijn blijven bestaan. Ik wil weten wat.'

(26 mei 2009/Annemarike Stremmelaar)