Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen
De heer dr. R.H.A. Plasterk
Rijnstraat 50

2515 XP 's-Gravenhage

Den Haag, 26 mei 2009
143.644.u/GJH/eos
Hierbij heb ik de eer u te doen toekomen 7 vragen, die door het lid Yildirim (SP), overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde der Kamer bij mij zijn ingediend.




Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008-2009 26 mei 2009

Vragen
Vragen van het lid Yildirim (fractie Yiidirim) op 27 mei 2009 meegedeeld aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toegang tot debatten en publieksvoorlichting van nieuwe politieke partijen in verkiezingstijd
1. Is het de regering bekend dat de publieke media en maatschappelijke organisaties die met gelden van de belastingbetaler worden gefinancierd om belangstelling voor democratie en het deelnemen aan verkiezingen te bevorderen, voor debatten in verkiezingstijd vooral de gevestigde partijen uit de Tweede Kamer uitnodigen en nieuwe partijen daarvan uitsluiten? Zo ja, wat is daarover het oordeel van de regering?
2. Is het de regering bekend dat diverse stem- en kieswijzers geen informatie bevatten over politieke partijen die voor het eerst meedoen aan de verkiezingen? Zo ja, wat is daarover het oordeel van de regering?
3. Deelt de regering de opvatting dat alle politieke partijen die voldoen aan de wettelijke voorschriften, zoals neergelegd in de Kieswet, en die zijn toegelaten om op gelijkwaardige basis mee te doen aan de verkiezingen, evenredig dienen te worden benaderd door de (niet commerciële) media en bedoelde maatschappeiijke organisaties, zulks om te voorkomen dat politieke partijen worden uitgesloten van de kiezer en daarmee het publieke domein?

4. Deelt de regering de opvatting dat het toezicht op de onafhankelijkheid van de publieke media en bedoelde maatschappelijke organisaties ernstig tekort schiet, wanneer het systematische uitsluiting van nieuwe politieke partijen toelaat?

5. Kan de regering informatie verstrekken over de reikwijdte van het toezicht en de controle op een onafhankelijke taakuitoefening door de publieke media en maatschappelijke organisaties die publieke middelen ontvangen om geïnformeerde deelneming aan verkiezingen te bevorderen, en de wijze waarop het toezicht en de controle gestalte krijgen?
6. Wat is het standpunt van de regering inzake de gedachte om vertegen- woordigers van de publieke media jaarlijks te verplichten een korte cursus te volgen met betrekking tot het onafhankelijk omgaan met de publieke belangen?

7. Deelt de regering de opvatting dat het uit democratisch oogpunt ongewenst is, dat, wanneer 17 partijen aan de Europese verkiezingen deelnemen, een aantal van deze partijen systematisch wordt uitgesloten van met publiek geld georganiseerde debatten met en voor de kiezer, als ook van andere publiek gefinancierde informatiekanalen?