Samenvatting van de conclusies van de Procureur-Generaal bij de Hoge
Raad in twee herzieningsverzoeken in een incestzaak
Den Haag, 29 mei 2009 - Op 26 mei 2009 heeft Procureur-Generaal mr.
J.W. Fokkens advies aan de Hoge Raad uitgebracht over de aanvragen van
de heer M.T.H. T. (hierna: de vader) en de heer J.J. T. (hierna: de
zoon respectievelijk de broer) om hun veroordelingen door de rechtbank
Rotterdam van 24 oktober 2001 respectievelijk 11 juli 2001 te herzien.
De Procureur-Generaal adviseert in beide verzoeken dat er geen grond
is om de veroordelingen te herzien, omdat er geen sprake is van een
nieuwe omstandigheid die het ernstige vermoeden oplevert dat de vader
of de zoon ten onrechte is veroordeeld.
De achtergrond
Verzoekers tot herziening zijn vader en zoon. De vader is wegens
ontucht met zijn dochter X, meermalen gepleegd, en ontucht met zijn
zoon , meermalen gepleegd, veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf,
met TBS. De destijds minderjarige zoon is wegens verkrachting van zijn
zus X, meermalen gepleegd, veroordeeld tot 450 dagen jeugddetentie
waarvan 148 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Beide mannen hebben destijds in hun veroordeling door de rechtbank
berust, er is geen hoger beroep ingesteld.
Op 20 januari 2009 heeft de rechtbank Rotterdam de vordering tot
verlenging van de aan de vader opgelegde TBS afgewezen en deze
maatregel met onmiddellijke ingang beëindigd.
De zaak van de vader is besproken in onder meer W.A. Wagenaar, H.
Israëls & P.J. van Koppen, De slapende rechter, Amsterdam: Bert Bakker
2009 en in P.J. van Koppen, F. Fernhout & S. van Bergen, Het
maagdenvlies als bewijs, Den Haag: Boom 2009.
Deze boeken zijn niet ten grondslag gelegd aan de verzoeken tot
herziening.
De herzieningsverzoeken
Het verzoek van de vader is ingediend door mr. W.H. van Zundert,
advocaat in Rotterdam.
Het verzoekvan de zoon resp. broer is ingediend door mr. R.J.
Baumgardt, advocaat in Spijkenisse.
Twee eerdere verzoeken tot herziening zijn door de Hoge Raad op 9
september 2003 (nr. 02566/02 H) kennelijk ongegrond verklaard
respectievelijk op 11 oktober 2005 (nr. 00005/05 H, LJN AU4933) ten
dele niet-ontvankelijk verklaard en ten dele afgewezen.
Samenvatting van het advies in de zaak van de vader
In de door mr. Van Zundert ingediende aanvrage wordt in overwegende
mate een beroep gedaan op feiten en omstandigheden die ook ten
grondslag zijn gelegd aan twee eerdere aanvragen tot herziening die
zijn afgewezen. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de
aanvrage in zoverre niet-ontvankelijk is.
In het advies van de Procureur-Generaal is onder andere aan de orde
gekomen:
- aanvrager heeft meermalen bekend en met behandeling ingestemd
De P-G wijst erop dat de vader meermalen bekennende verklaringen heeft
afgelegd.
Tegenover de politie heeft hij bovendien verklaard dat hij graag
behandeling wil hebben voor hetgeen hij zijn kinderen op seksueel
gebied heeft aangedaan. Ter zitting bij de rechtbank heeft de
toenmalige raadsman aangegeven dat zijn cliënt gemotiveerd was om aan
een behandeling deel te nemen en dat zijn cliënt het met alle
gedragsdeskundigen eens was dat een intensieve behandeling
noodzakelijk was. Vervolgens wijst de P-G er in zijn advies op dat de
vader destijds in de veroordeling door de rechtbank heeft berust
terwijl hij werd bijgestaan door een raadsman.
- vermeende ongeoorloofde druk om tot bekennende verklaringen te komen
De aanvrage berust onder meer op de stelling dat de vader tot zijn
bekennende verklaringen is gekomen doordat op hem ongeoorloofde druk
is uitgeoefend. Ter staving daarvan wordt een beroep gedaan op
deskundigenrapportages. In het rapport van prof. dr. Wagenaar is
echter, zo stelt de P-G, geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de
veronderstelling dat er tijdens de verhoren van de vader en zijn zoon
een dergelijke druk is uitgeoefend. Hierbij wordt erop gewezen dat bij
de behandeling bij de rechtbank geen verweer is gevoerd dat er sprake
zou zijn geweest van onjuiste, onder druk afgelegde verklaringen
terwijl de vader toen door een raadsman werd bijgestaan.
- de zoon is teruggekomen op zijn beschuldigende verklaringen
Langs twee wegen wordt in de aanvrage aangevoerd dat de verklaringen
van de zoon, dat zijn vader hem seksueel heeft misbruikt,
onbetrouwbaar zijn. De zoon zou onder druk zijn gezet om zijn vader te
beschuldigen. Voorts wordt aangevoerd dat de zoon zijn voor de vader
belastende verklaringen later, ten overstaan van een notaris, heeft
ingetrokken. De P-G wijst er in zijn advies op dat de zoon heeft
verklaard dat hij onder druk is gezet om bij de notaris zijn
beschuldigende verklaringen in te trekken, maar dat hij nadien heeft
verklaard dat hij toch bij de intrekking blijft. De P-G wijst erop dat
in de aanvrage nauwelijks wordt gemotiveerd waarom de zoon terugkomt
op zijn verklaring dat hij onder druk is gezet om bij de notaris zijn
verklaring in te trekken. Voorts is voor de stelling, dat de zoon
onder druk is gezet om zijn verklaring ten overstaan van een notaris
in te trekken, steun te vinden in de wijze waarop die intrekkende
verklaring, in gesprekken op het kantoor van mr. Van Zundert, tot
stand is gekomen. Tevens wordt erop gewezen dat de zoon destijds zelf
het initiatief heeft genomen om de voor zijn vader belastende
verklaring af te leggen nadat zijn raadsman hem daarover had
geadviseerd.
- verklaringen van de dochter X zouden onbetrouwbaar zijn
In verband met de aangevoerde onbetrouwbaarheid van de aangiftes die
de dochter heeft gedaan, wordt opgemerkt dat de betrouwbaarheid van
die aangiftes steun vindt in verklaringen van een toenmalige vriendin
van X, in de verklaringen van een vrouw die werkzaam was op de school
die X bezocht en in briefjes van X. Ook het volgende is daarbij van
belang.
- gynaecologe heeft het maagdenvlies van X intact bevonden
In de aanvrage wordt, net als in eerdere aanvragen, aangevoerd dat een
gynaecologe het maagdenvlies van X als `intact' heeft beoordeeld,
enkele dagen nadat X voor de laatste keer seksueel zou zijn misbruikt.
De Procureur-Generaal wijst er in zijn advies op dat twee deskundigen
van mening zijn dat het feit dat er sprake is geweest van seksueel
misbruik gedurende vele jaren niet onverenigbaar is met het gegeven
dat er geen afwijkingen aan het hymen (maagdenvlies) worden
geconstateerd. Wel is een van deze twee gynaecologen van oordeel dat
het onwaarschijnlijk is dat het maagdenvlies enkele dagen voor het
gynaecologisch onderzoek door penetratie beschadigd is, indien bij dat
onderzoek wordt geconstateerd dat het maagdenvlies intact is. Dat
levert echter nog niet een ernstig vermoeden op dat de verklaring van
het slachtoffer, dat haar vader enkele dagen voor het onderzoek
geslachtsgemeenschap met haar heeft gehad, niet waar is. Uit het
rapport van dezelfde gynaecologe kan immers ook worden opgemaakt dat
recente penetratie niet onder alle omstandigheden hoeft te betekenen
dat aan het hymen beschadigingen worden geconstateerd.
Samenvatting van het advies in de zaak van de broer
Aan de door mr. Baumgardt ingediende aanvrage ligt ten grondslag dat
de bekennende verklaringen die de broer destijds heeft afgelegd,
alsmede de aangifte van het slachtoffer, zijn zus X, niet betrouwbaar
zijn.
In het advies van de Procureur-Generaal is onder andere aan de orde
gekomen:
- aanvrager heeft meermalen bekend en heeft in zijn veroordeling
berust
In zijn advies wijst de P-G erop dat aanvrager meermalen bekennende
verklaringen heeft afgelegd en dat tegen de veroordeling door de
rechtbank geen hoger beroep is ingesteld, terwijl aanvrager destijds
door een raadsman werd bijgestaan. Ook na zijn veroordeling heeft
aanvrager toegegeven handtastelijk jegens X te zijn geweest.
- onbetrouwbaarheid van de bekennende verklaringen van aanvrager zelf
en van de aangifte van het slachtoffer
Ter staving van de onbetrouwbaarheid wordt een beroep gedaan op
overgelegde deskundigenrapportages. Hierbij is van belang dat
aanvrager de feiten waarvan hij werd beschuldigd herhaaldelijk heeft
bekend, niet alleen bij de politie maar ook ter terechtzitting terwijl
hij door een raadsman werd bijgestaan. Aanvrager geeft geen
aannemelijke verklaring voor het feit dat hij op zijn bekentenissen
terugkomt.
Voor de stelling dat aanvrager pas is gaan bekennen toen hij niet meer
tegen de op hem uitgeoefende druk kon, is geen enkele steun te vinden
in de gang van zaken zoals die blijkt uit de processen-verbaal die van
de verhoren zijn opgemaakt. Evenmin blijkt dat door de raadsman bij de
rechtbank enig verweer is gevoerd ten aanzien van de juistheid van de
bekentenissen van aanvrager. Ook is geen verweer gevoerd ten aanzien
van eventuele druk die op aanvrager tijdens de verhoren zou zijn
uitgeoefend.
Voorts is van belang dat de aangiftes van het slachtoffer steun vinden
in verklaringen van een toenmalige vriendin van het slachtoffer, in
verklaringen van een vrouw die werkzaam was op de school die het
slachtoffer bezocht en in briefjes van het slachtoffer. Voor het
overige berusten de deskundigenrapporten op feiten en omstandigheden
van feitelijke aard welke bekend waren dan wel geacht kunnen worden
bekend te zijn geweest aan de rechter die de uitspraak heeft gewezen
waarvan herziening wordt gevraagd.
Conclusie van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal komt in beide zaken tot de conclusie dat de
verzoeken moeten worden afgewezen.
Zie voor de volledige adviezen:
de zaak van de vader, zaaknr. 02901/06: LJN BI5020
de zaak van de broer, zaaknr. 00623/07: LJN BI4940
Verdere gang van zaken
De Hoge Raad zal nu mede op basis van het advies van de
Procureur-Generaal beslissen over de herzieningsverzoeken. Er wordt
naar gestreefd om op 1 september 2009 uitspraak te doen, deze datum
kan worden gewijzigd.
Indien de Hoge Raad tot herziening beslist, zal hij de zaken verwijzen
naar een gerechtshof dat nog niet over de zaak heeft geoordeeld. Dat
hof zal de zaak dan opnieuw moeten onderzoeken en beoordelen.
Den Haag, 29 mei 2009
mr. J.W. Fokkens,
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Contactpersoon voor de pers:
mw. mr. P.C. Koopmans,
kabinet van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
tel 070-3611267
Positie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad maakt geen deel uit van het
College van procureurs-generaal en evenmin van het openbaar
ministerie. De Procureur-Generaal staat aan het hoofd van en geeft
leiding aan het Parket bij de Hoge Raad. Het Parket bij de Hoge Raad
bestaat uit de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, de
plaatsvervangend Procureur-Generaal en Advocaten-Generaal bij de Hoge
Raad. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is voor het leven benoemd
en onafhankelijk. Hetzelfde geldt voor de plaatsvervangend
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad en de Advocaten-Generaal bij de
Hoge Raad.
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 29 mei 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie