Rechtbank Almelo
Veroordeling verdachten van hulp bij zelfdoding
Almelo, 29 mei 2009 - De rechtbank Almelo heeft uitspraak gedaan in de
strafzaken tegen een stichting en haar voorzitter, de heer S. De heer
S. is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan
acht maanden voorwaardelijk. Aan de stichting heeft de rechtbank een
geldboete opgelegd van EUR 25.000,--, waarvan EUR 20.000,--
voorwaardelijk. Verdachten hebben niet voldaan aan de voorwaarden die
de wet stelt, namelijk dat hulp bij zelfdoding uitsluitend mag
geschieden door een arts opdat toetsbaarheid, transparantie en
controle zijn gewaarborgd.
Feitenrelaas
Op 24 november 2007 heeft de 80-jarige mevrouw J. zichzelf gedood door
het innemen van een giftig middel (pentobarbital). Dit feit heeft
plaatsgevonden in verpleeghuis Eugeria te Almelo. Na constatering van
een niet-natuurlijke doodsoorzaak is hiervan door het verpleeghuis
aangifte gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens de stichting
als organisatie én de heer S. als persoon gedagvaard op verdenking van
betrokkenheid bij de voorbereidingen tot en het verlenen van
daadwerkelijke hulp aan deze zelfdoding.
Tenlastelegging
De inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft plaatsgevonden op
12 en 13 mei 2009.
Zowel de stichting als de heer S. werd er door het Openbaar Ministerie
van beschuldigd behulpzaam te zijn geweest bij de zelfdoding van
mevrouw J. en haar het dodelijke middel te hebben verschaft. De
verstrekking van dit middel was bij beiden tevens als overtreding van
de Opiumwet tenlastegelegd. Het aanzetten tot zelfmoord maakte geen
deel uit van de aanklacht.
Ontvankelijkheid OM
De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie ontvankelijk geacht. De
verdediging had gesteld dat het Openbaar Ministerie niet had mogen
besluiten om de verdachten wel te vervolgen en de kinderen van de
overleden mevrouw J. - die ook bij de zelfdoding waren betrokken -
ongemoeid te laten. De rechtbank oordeelt dat dit onderscheid wel mag
worden gemaakt. De rol die de verdachten zouden hebben gehad was meer
sturend en faciliterend dan die van de kinderen. Daarnaast is het
begrijpelijk dat het Openbaar Ministerie rekening heeft gehouden met
de emotionele betrokkenheid van de kinderen bij de doodswens en het
overlijden van hun moeder.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de stichting en de heer S. aan mevrouw
J. het middel pentobarbital hebben verstrekt en haar behulpzaam zijn
geweest door de zelfdoding met haar te bespreken en de pentobarbital
voor haar klaar te zetten. Ook acht de rechtbank bewezen dat beide
verdachten de Opiumwet hebben overtreden.
Beroep op noodtoestand
De verdediging heeft aangevoerd dat de heer S. werd geconfronteerd met
de strijd tussen een plicht om mevrouw J. te helpen en het wettelijke
verbod op hulp bij zelfdoding en dat de heer S., met een beroep op
noodtoestand, mocht kiezen voor deze plicht. Volgens de rechtbank is
dat niet het geval. De wetgever heeft niet-strafbare hulp bij
zelfdoding uitsluitend mogelijk willen maken in gevallen die medisch
worden begeleid en achteraf verplicht worden getoetst. Daarbij heeft
de wetgever nadrukkelijk onderkend dat artsen niet verplicht zijn om
medewerking te verlenen. Een weigerende arts is daarom geen situatie
die een beroep op noodtoestand voor een niet-medicus mogelijk maakt,
hoe schrijnend ook de situatie is van degene die zelfdoding wenst en
daar hulp bij nodig heeft.
Motivering strafoplegging
Over de op te leggen straf overweegt de rechtbank dat mevrouw J.
rustig is overleden, in haar eigen bed en na afscheid te hebben
genomen van haar kinderen. Uit de stukken blijkt dat zij dit heel
graag wilde, en dat ze er lang en goed over had nagedacht. De
verdachten hebben haar geholpen haar wens te realiseren. De rechtbank
voelt in deze zaak de spanning tussen het algemene verbod op hulp bij
zelfdoding en de bijzonderheid van deze concrete casus. Toch volgt er
straf.
Bij de invoering van de euthanasiewetgeving is het verbod op hulp bij
zelfdoding gehandhaafd. Dit betekent dat de wetgever het respect voor
leven als gemeenschapswaarde van hogere betekenis oordeelt dan de
betekenis die het leven voor het individu kent. Onder zeer strikte
voorwaarden kan dat anders zijn. Eén van de doelstellingen van de
wetgeving is het vergroten van de toetsbaarheid en transparantie van
en controle op het handelen van artsen bij euthanasie en hulp bij
zelfdoding. Door als niet-arts hulp bij zelfdoding te verlenen hebben
de verdachten de regelgeving - die zij goed kennen - bewust
overtreden. Van de vereiste toetsbaarheid, transparantie en controle
is in dit geval geen sprake geweest. En die moet er wel zijn. Het
strafrecht dient mensen te beschermen tegen mogelijk slechte
bedoelingen of onzorgvuldigheid van anderen.
Straf
Aan de heer S. wordt dan ook een gevangenisstraf opgelegd van tien
maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De stichting is
veroordeeld tot een boete van EUR 25.000,--, waarvan EUR 20.000,--
voorwaardelijk.
Schadevergoeding
De kinderen van mevrouw J. hebben van de verdachten vergoedingen voor
geleden immateriële schade gevorderd. De rechtbank wijst deze
vordering af. De kinderen verwijten de verdachten dat zij verkeerde
voorlichting hebben verstrekt over de mogelijke consequenties van hun
handelen. Echter, de verdachten stonden niet terecht voor de wijze
waarop zij betrokkenen hebben geïnformeerd. Daarom is niet voldaan aan
het wettelijke vereiste dat de schade rechtstreeks is geleden door een
strafbaar feit.
LJ Nummers
BI5890
BI5891
Bron: Rechtbank Almelo
Datum actualiteit: 29 mei 2009 Naar boven