1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
DGLM-2009/2005
Uw kenmerk
Datum 29 mei 2009 -
Onderwerp Certificering zeegaande traditionele zeilschepen Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
U heeft mij verzocht om uw Kamer een reactie te geven over het advies van de
Parlementair advocaat van 12 mei 2009 over de certificering van zeegaande
traditionele zeilschepen en daarbij met name in te gaan op de (juridische)
handelingsopties die de regering thans in dit dossier heeft. Mede namens de
staatssecretaris voor Europese Zaken treft u onderstaand mijn reactie aan.
Het advies onderschrijft mijn standpunt dat zowel het SOLAS Verdrag als Richtlijn
98/18/EG naar alle waarschijnlijkheid in de woorden van de Parlementair
advocaat - niet van toepassing zijn op zeezeilschepen op de grond dat deze niet-
mechanisch worden voortbewogen.
Tevens onderschrijft het advies mijn analyse dat in het geval SOLAS en Richtlijn
98/18/EG niet van toepassing zijn, het stellen van veiligheidsvoorschriften aan
zeezeilschepen tot de bevoegdheid blijft behoren van de diverse lidstaten van de
EU. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moeten de lidstaten, in casu
Denemarken en Duitsland, echter wel blijven binnen de grenzen die met name de
basisregels van het EG-verdrag inzake het vrij verkeer van diensten daaraan
stellen. In mijn brief van 15 april 2009 heb ik aangegeven dat het de vraag is of
de Deense en Duitse overheden wel binnen die grenzen zijn gebleven. Ik heb
daarbij aangegeven dat het eindoordeel over die vraag niet door Nederland kan
geschieden, maar moet plaatsvinden op Europees niveau. Ook dit standpunt
wordt bevestigd in het advies van de Parlementair advocaat waar deze vaststelt
dat het aan de nationale, dat is Deense of Duitse rechter is om, na het
(eventueel) stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EG
over de reikwijdte van de Verdragsbeginselen, vast te stellen of er sprake is van
strijd met het vrij verkeer van diensten.
Dit brengt mij bij de mogelijke handelingsopties die er nog zouden zijn. In het
advies van de Parlementair advocaat worden vier handelingsmogelijkheden
onderscheiden. In de eerste plaats wordt aangegeven dat de Nederlandse
regering de reeds door de BBZ bij de Europese Commissie tegen Denemarken
ingediende klacht zou kunnen ondersteunen door er op aan te dringen deze klacht
a
serieus te nemen. Voor zover er al twijfel over zou bestaan of de Europese
Datum
Commissie de bij haar ingediende klacht wel serieus zou nemen, spreekt het voor
zich dat ik de Europese Commissie op daartoe passende wijze en gelegenheden Ons kenmerk
het belang dat de Nederlandse regering hecht aan deze zaak onder de aandacht DGLM-2009/2005
zal brengen. Aan de als 4de genoemde handelingsmogelijkheid wordt inmiddels
gewerkt in verband met de aanhouding van de Catherina. De Nederlandse
advocaten proberen in die zaak de bevoegde Deense rechter over te laten gaan
tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Europese Hof. Wanneer de Deense
rechter daartoe overgaat, zal de Nederlandse regering in de gelegenheid worden
gesteld opmerkingen in te dienen over deze zaak bij het Hof. Ik zeg u hierbij toe
dat de regering dan van deze gelegenheid gebruik zal maken.
De overige twee genoemde handelingsmogelijkheden zijn in theorie inderdaad
beschikbaar, maar worden in de praktijk niet tot zelden toegepast. Inderdaad
bestaat de mogelijkheid voor Nederland om een klacht in te dienen bij de
Europese Commissie tegen Denemarken en/of Duitsland. Een dergelijke actie is
bepaald niet bevorderlijk voor de onderlinge verhoudingen met deze beide
landen. Dat kan de relatie met deze landen onder druk zetten, en zeker niet
alleen voor wat betreft dit dossier. Deze bedenkingen gelden in overtreffende trap
voor de onder 3 genoemde handelingsmogelijkheid om (te dreigen) zelf een
procedure voor het Hof van Justitie van de EG tegen Duitsland en Denemarken te
initiëren. Dat ligt dan ook ten grondslag aan het gegeven dat, zoals ook terecht
door de Parlementair advocaat wordt opgemerkt, dit soort actie sedert de
inwerkingtreding van het EG verdrag maar sporadisch is ingesteld.
Tegen deze achtergrond meld ik u dan ook dat de regering niet voornemens is
van deze twee genoemde handelingsmogelijkheden gebruik te maken.
Tenslotte maakt het advies ook melding van de optie om op Europees niveau
geharmoniseerde regels voor deze schepen op te stellen, maar dat gezien de
antwoorden van de Europese Commissie op de vragen van het Europees
Parlement ter zake, de uitvoering van deze optie vooralsnog niet waarschijnlijk is.
Echter, ik wil geen kans onbenut laten. Naar mijn mening kan "Europa" in een
kwestie als deze juist een rol spelen. Op ambtelijk niveau is mijn departement
dan ook bezig voorstellen voor te bereiden, uiteraard in goed overleg met de BBZ,
om bij de Europese Commissie in te dienen.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 2 van 2
Ministerie van Verkeer en Waterstaat