Ministerie van Defensie
Kamerbrief inzake verslag van de RAZEB (inclusief OS) van 18 en 19 mei 2009
Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en
Externe Betrekkingen van 18 en 19 mei 2009.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Drs. A.G. Koenders
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB, inclusief
Ontwikkelingssamenwerking) van 18 en 19 mei 2009
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 18 en 19 juni
De Raad heeft de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van juni 2009
besproken. De Europese Raad wordt verder voorbereid door de Razeb in juni.
Wat betreft het verdrag van Lissabon is geconcludeerd dat op de Europese Raad
van juni overeenstemming moet worden bereikt over de vorm en inhoud van het
pakket Ierse maatregelen. Ierland zal daarbij als uitgangspunt nemen wat is
afgesproken op de ER van december 2008.
De Raad heeft zich vervolgens gebogen over de wijze waarop opvolging zou
moeten worden gegeven aan de aanbevelingen van het De Larosière-rapport inzake
Europees financieel toezicht. Staatssecretaris Timmermans heeft aangegeven dat
Nederland het rapport in algemene zin verwelkomt. De Commissie zal op 27 mei
een mededeling publiceren waarin de aanbevelingen van De Larosière nader
worden uitgewerkt. De aankomende Europese Raad zal, na voorbereiding door de
Ecofin-Raad, het definitieve traject inzake Europees financieel toezicht
bepalen.
De Europese Raad zal spreken over de voorbereiding van de internationale
klimaatconferentie in Kopenhagen in december 2009. Staatssecretaris Timmermans
benadrukte de noodzaak concreter te worden over financieringsmechanismen en
verwees hierbij naar de Ecofin en de Europese Raad. Meerdere lidstaten
benadrukten het belang om in de aanloop naar Kopenhagen nauw contact te houden
met de VS, maar ook met OS-landen.
Het voorzitterschap zei dat nog geen onderwerpen op extern gebied waren
bepaald voor bespreking tijdens de Europese Raad.
Voorbereiding EU-Rusland Top 21, 22 mei 2009
De Raad sprak over de voorbereidingen voor de halfjaarlijkse EU-Rusland top
die gehouden zal worden op 21 en 22 mei in Chabarovsk. Commissaris Ferrero-
Waldner gaf in haar inleiding aan dat de Top vooral in het teken zou staan van
de aanpak van de mondiale financieel-economische crisis. De EU zal met Rusland
in dit kader spreken over de diverse handelsgeschillen die er nog zijn en
tevens het belang van WTO-toetreding van Rusland wederom benadrukken. Met
betrekking tot het Russische voorstel voor een nieuw juridisch raamwerk voor
energiesamenwerking werd door ministers gesteld dit open te willen benaderen
maar dat er zeker niet getornd zal mogen worden aan de essentiële bepalingen
van het Energiehandvest.
Hetzelfde gold voor de Medvjedev-voorstellen op het terrein van Europese
veiligheid. De fundamenten van de bestaande veiligheidsarchitectuur mochten
niet ter discussie worden gesteld.
Enkele ministers gaven aan dat ook de transitlanden zoals Oekraïne betrokken
moesten worden bij de energiediscussie met Rusland. Ook moest de EU intern nog
verder discussiëren over de Russische energievoorstellen. Minister Verhagen
vond dat aandacht moest uitgaan naar de samenwerking op het terrein van
klimaat- en energievraagstukken. Sommige ministers, inclusief minister
Verhagen, vroegen specifiek aandacht voor Georgië omdat Rusland zich nog
onvoldoende coöperatief had opgesteld in deze kwestie. Sommige ministers waren
tevens van mening dat de EU-Rusland Top een goed moment zou zijn om een
oplossing te vinden voor de visakwestie rond Kaliningrad.
Tot slot benadrukte minister Verhagen dat er voldoende ruimte moest zijn om te
spreken over mensenrechten. Hij wees in dat licht op het Russische verbod op
de homorechtendemonstratie op 16 mei en stelde dat rechten van kwetsbare
groepen, zoals homoseksuelen, aan de orde gesteld moeten worden in de
politieke en mensenrechtendialoog met Rusland. Het kan immers niet zo zijn dat
een homorechtendemonstratie nooit zou kunnen plaatsvinden. In dit verband
wordt tevens verwezen naar de Verklaring van de EU van 17 mei jl over de
internationale dag tegen homofobie.
Externe Betrekkingen
Ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie
Bosnië-Herzegovina (incl. EUFOR/Althea)
Tijdens hun gezamenlijke sessie spraken de ministers van Buitenlandse Zaken en
Defensie over de actuele politieke situatie in Bosnië-Herzegovina en over de
toekomst van de militaire EVDB-missie EUFOR/Althea.
Hoge Vertegenwoordiger Solana kondigde aan dat hij op 19 mei samen met
Amerikaanse vice-president Biden Bosnië-Herzegovina zou bezoeken teneinde de
politieke leiders van het land te wijzen op de noodzaak van hervormingen en de
hardheid van de 5+2 voorwaarden die zijn gesteld voor de sluiting van het OHR
kantoor. Ook de ministers toonden zich bezorgd over het voortdurende gebrek
aan vooruitgang in Bosnië-Herzegovina.
De discussie richtte zich vervolgens op de toekomst van EUFOR/Althea waarbij
de Raad goedkeuring verleende aan het Concept of Operations (CONOPS) ten
behoeve van de EU-planning voor een EVDB-trainingsmissie. Het CONOPS werd mede
op verzoek van Nederland nadrukkelijk alleen voor planningsdoeleinden
goedgekeurd en prejudicieert niet op een later te nemen politiek besluit over
de eventuele daadwerkelijke sluiting en omvorming van EUFOR. Dat politieke
besluit zal rekening moeten houden met de alsdan actuele politieke en
veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina.
Somalië operatie Atalanta
Tijdens de gezamenlijke sessie van ministers van Buitenlandse Zaken en
ministers van Defensie bestond brede overeenstemming dat de
piraterijproblematiek niet kan worden opgelost zonder aandacht voor de
problemen op het land. Minister Verhagen wees in dat verband op de noodzaak
van een geïntegreerde benadering voor Somalië: naast aandacht voor beter
bestuur en veiligheid moet de EU ook steun verlenen aan het VN-geleide
Djibouti-vredesproces en humanitaire hulp blijven verstrekken. Om de
Transitional Federal Government van Somalië te kunnen versterken werd de
Europese Commissie gevraagd om nadere mogelijkheden te onderzoeken voor het
leveren van een additionele bijdrage aan het opleiden van de Somalische
veiligheidssector. Nederland onderschreef de noodzaak voor training van de
Somalische veiligheidsdiensten, maar wees daarbij ook op de risico's van de
gebrekkige loyaliteit van opgeleide troepen en mensenrechtenschendingen. Die
elementen zal de Commissie meenemen in haar overwegingen.
Verschillende ministers, evenals Hoge Vertegenwoordiger Solana, benadrukten de
goede en effectieve bijdrage die de operatie ATALANTA levert aan de
bestrijding van piraterij. Daarbij werd ook benadrukt dat er goed moet worden
afgestemd met de NAVO-operatie, evenals met de maritieme aanwezigheid van
andere landen, zoals India, Rusland en China. Slovenië verklaarde deel te
zullen gaan nemen aan ATALANTA.
Minister Verhagen vroeg aandacht voor de noodzaak een einde te maken aan de
straffeloosheid rondom piraterij, hetgeen door vele ministers werd
onderschreven. Gesproken werd over het opnemen van universele jurisdictie voor
piraterij in nationale wetgeving om vervolging mogelijk te maken, ratificatie
en implementatie van relevante internationale verdragen, en het sluiten van
bilaterale uitleveringsovereenkomsten (zoals met Kenia bestaan). Maar ook de
mogelijkheid voor het oprichten van een speciaal tribunaal voor piraten
waarmee berechting in de regio gefaciliteerd wordt zou nader onderzocht moeten
worden.
Ministers van Buitenlandse Zaken
Iran
Ministers waren niet optimistisch over de bereidheid aan Iraanse kant om op
korte termijn positief te reageren op het aanbod van de E3+3 een dialoog te
starten die uiteindelijk zou moeten leiden tot oplossing van het nucleaire
probleem. Ondanks herhaaldelijk aandringen, had Iran nog steeds geen
definitief antwoord gegeven, terwijl het land zijn militaire nucleaire
activiteiten gestaag blijft uitbouwen. In dit licht was het volgens minister
Verhagen, daarin breed gesteund, van belang dat de EU haar voorbereidingen
concreet voortzet over mogelijkheden om het op Iran toepasselijke
sanctieregime verder aan te scherpen indien Iran niet met een eenduidige
positieve reactie op het E3+3-voorstel zou komen. De EU zou zich hierbij ook
dienen te buigen over een concreet tijdpad.
Een dergelijke strategie sloot naadloos aan bij het twee-sporenbeleid dat ten
aanzien van Iran werd gevoerd. Daarbij dienden dialoog en druk hand in hand te
gaan.
Georgië
Hoge Vertegenwoordiger Solana stelde dat de actuele situatie in Georgië wordt
gedomineerd door de interne politieke strubbelingen tussen regering en
oppositie, maar dat er inmiddels wel positieve signalen waren die erop wezen
dat de dialoog tussen president Saakashvili en de oppositie binnenkort van
start zou gaan. Hierdoor zou de situatie in Georgië weer kunnen normaliseren.
Het Genève-proces met Rusland verliep echter nog steeds moeizaam, maar moest
hoe dan ook worden voortgezet en ondersteund door de EU. Tijdens de Razeb van
juni zal er volgens hem gesproken moeten worden over het continueren van de
EU-waarnemersmissie in Georgië.
Vele ministers spraken zich uit voor intensivering van de relaties met Georgië
in de vorm van het openen van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord en
van een discussie over een visafacilitatieakkoord met Georgië. Enkele
ministers vreesden dat de situatie met betrekking tot Abchazië en Zuid-Ossetië
voorlopig niet zal worden opgelost en stelden daarom dat het aanbieden van een
Europese handreiking aan Georgië van groot belang was.
Minister Verhagen deelde de visie dat er geen korte termijnoplossing voor
Georgië zal zijn en steunde het voorstel om mits Georgië er zelf ook klaar
voor is - over een vrijhandelsakkoord en visafacilatie met Tiblisi te gaan
onderhandelen. Minister Verhagen onderstreepte echter wel dat de intensivering
van relaties met Georgië niet verder kan gaan dan met die landen die een
lidmaatschapsperspectief hebben.
Moldavië
Op verzoek van Roemenië wisselden ministers van gedachten over de actuele
politieke situatie in Moldavië. De Roemeense minister sprak zijn zorg uit over
de ongewijzigde situatie in Moldavië en stelde dat de EU tijdens de aanstaande
Razeb in juni een stevige boodschap moest afgeven over ondermeer de noodzaak
van politieke dialoog tussen regering en oppositie en het belang van een
onafhankelijke onderzoek naar de recente mensenrechtenschendingen. Ook zou er
volgens Roemenië nagedacht moeten worden over het aanbieden van een hulppakket
aan Moldavië ter bestrijding van de economische malaise. De Roemeense minister
riep tot slot op tot Europese solidariteit nu Roemenië is getroffen door een
door Moldavië ingesteld visaregime.
Enkele ministers onderschreven de Roemeense analyse voor wat betreft de ernst
van de situatie in Moldavië en het belang van versterkte betrokkenheid van de
EU, inclusief het een Europees hulppakket ter bestrijding van de economische
malaise.
Enkele andere lidstaten, waaronder Nederland, vroegen Roemenië wederom om
nadere uitleg over de nieuwe burgerschapswetgeving in Roemenië. De
aangekondigde versoepeling van de Roemeense naturalisatieprocedure voor
Moldaviërs leek niet het juiste antwoord op de anti-Roemeense maatregelen die
Moldavië had genomen.
Sri Lanka
De discussie in de Raad stond in het teken van de humanitaire situatie van de
burgers in het conflictgebied en de berichtgeving dat na een zware strijd het
Sri Lankaanse regeringsleger erin was geslaagd om de laatste bolwerken van de
Tamil Tijgers (LTTE) te overmeesteren. Dit zou het einde betekenen van de
strijd die begin dit jaar in alle hevigheid oplaaide. De Raad sprak zijn
afschuw uit over het enorme aantal slachtoffers als gevolg van de hevige
strijd in het noorden van Sri Lanka; de ministers deden een dringend beroep op
de Sri Lankaanse regering en de LTTE om verder bloedvergieten te voorkomen.
Voorts onderstreepte de Raad het belang van een onafhankelijk onderzoek naar
vermeende mensenrechtenschendingen en berechting van de schuldigen.
Hoeveel burgers precies het conflictgebied inmiddels hadden kunnen
ontvluchten, was vooralsnog onbekend, maar dat het hierbij om aanzienlijke
aantallen ging -schattingen liepen uiteen van 75.000 tot 200.000 burgers-
stond wel vast. In dat kader deed de Raad een beroep op de Sri Lankaanse
regering om de humanitaire situatie in de vluchtelingenkampen drastisch te
verbeteren. Van groot belang daarbij was dat humanitaire hulporganisaties,
waaronder het Internationale Rode Kruis en de VN, vrije toegang werd
verleend tot de ontheemden in de kampen. De berichtgeving dat de secretaris-
generaal van de VN mogelijkerwijs binnen afzienbare tijd een bezoek zou
brengen aan Sri Lanka werd door alle ministers verwelkomd.
Tenslotte spoorde de Raad de Sri Lankaanse regering onder leiding van
president Rajapaksa aan zo spoedig mogelijk een inclusief politiek proces te
starten waaraan ook alle minderheden zouden moeten deelnemen en dat zou moeten
leiden tot een duurzame vrede.
Birma
De Raad besprak de ontwikkelingen in Birma in het licht van de recente
arrestatie van Aung San Suu Kyi. De ministers waren het erover eens dat de
arrestatie wederom aantoonde dat het Birmese regime de mensenrechten met
voeten trad en niet bereid was om democratische hervormingen door te voeren in
het licht van de verkiezingen in 2010. Het Birmese regime diende hier niet
alleen door de EU op aan te worden gesproken, maar ook door de buurlanden van
Birma zelf. De ASEM en EU-ASEAN bijeenkomsten die eind mei in Vietnam en
Cambodja plaatsvinden boden hiervoor een uitermate geschikte gelegenheid. Een
aantal ministers, waaronder minister Verhagen, was van mening dat het voeren
van een dialoog met het Birmese regime en regionale partners slechts één
onderdeel vormde van een breder instrumentarium teneinde democratische
verandering in Birma teweeg te brengen. Het sanctieregime behoorde daar
nadrukkelijk ook toe en de arrestatie van Aung San Suu Kyi vormde voldoende
aanleiding om na te denken over verdere aanscherping van het huidige pakket
aan maatregelen.
Ministers van Defensie
De sessie van ministers van Defensie stond vooral in het teken van de lopende
militaire EVDB-operaties. Veel aandacht ging uit naar de eventuele transitie
van operatie Althea in Bosnië-Herzegovina. De Razeb heeft ingestemd met het
Concept of Operations (Conops) voor een non-executieve trainingsmissie, maar
met dien verstande dat het politieke besluit over het moment van transitie nog
moet worden genomen en mede afhankelijk is van de politieke situatie in
Bosnië.
Operatiecommadant McColl kondigde aan half augustus met een Operatieplan te
komen. McColl pleitte ervoor dat landen zich niet unilateraal terugtrekken
totdat een politiek besluit over de transitie van operatie Althea werkelijk
genomen wordt. Het afgelopen jaar hadden zich al zes lidstaten teruggetrokken;
met de aankondiging dat Zwitserland zijn helikopters uit Bosnië zou
terugtrekken zou de missie wel eens in gevaar kunnen komen, indien hier geen
oplossing voor wordt gevonden. Oostenrijk kondigde hierop aan een
helikopterbijdrage te overwegen. Ook SG/HV Solana riep lidstaten op zich niet
unilateraal terug te trekken en kreeg daarvoor steun van onder andere
Duitsland, Oostenrijk en Griekenland. Minister Van Middelkoop sloot zich
hierbij aan en vermeldde dat de regering recentelijk had besloten tot
verlenging van de nationale bijdrage voor een periode van maximaal een jaar.
Dit besluit zou binnenkort met het parlement worden besproken. Het
voorliggende Concept of Operations was een welkome stap in de planning van de
exit-strategie van de operatie.
Naast operatie Althea werd ook kort teruggeblikt op de inmiddels voltooide
missie EUFOR Tsjaad/RCA. De ministers van Defensie uitten hun tevredenheid
over deze EVDB-operatie die op succesvolle wijze zijn mandaat had uitgevoerd
en de ontplooiing van de VN-missie, MINURCAT II, mogelijk had gemaakt. Toch
vond een aantal lidstaten, waaronder Nederland, dat een grondige evaluatie
nodig was om van de ervaringen in Tsjaad te leren. Hoge Vertegenwoordiger
Solana kondigde aan voor het einde van dit jaar deze evaluatie aan de
ministers te willen voorleggen. Oostenrijk pleitte ervoor dat ook de relatie
met de VN hierin mee zou worden genomen en uitte zijn zorgen over de moeizame
VN-overname. De Europese Commissie onderstreepte dat deze missie een goed
voorbeeld was van een geïntegreerd optreden waarbij de Commissie door middel
van projecten het werk van de Europese militairen heeft ondersteund.
Veruit de meeste aandacht ging uit naar het piraterijprobleem voor de kust van
Somalië. De Operatiecommandant van EUNAVFOR Atalanta, admiraal Jones,
informeerde de ministers over de laatste ontwikkelingen. Volgens hem was de
operatie tot nu toe relatief succesvol geweest; er waren bijvoorbeeld
recentelijk nog vier `moederschepen' van de piraten ontdekt en twintig piraten
opgepakt, en de EU had zich als voortrekker van de internationale inspanningen
tegen de piraterij gepositioneerd. Maar hij signaleerde tevens dat er nog
volop uitdagingen waren: de piraten pasten zich aan en verplaatsten hun
activiteiten, en het was nu aan Atalanta om daarop te reageren. In dat verband
was het nodig om het operatiegebied van de missie uit te breiden en de
bestaande tekorten in de operatie, vooral op gebied van maritieme
patrouillevliegtuigen, zo snel mogelijk op te lossen. Inmiddels is het besluit
tot uitbreiding van het missiegebied naar de Seychellen door het Politiek en
Veiligheids Comité van de EU genomen. Een aantal lidstaten, waaronder
Duitsland, Griekenland, Frankrijk en Spanje, onderstreepte het succes van
Atalanta en riep op te blijven streven naar meer effectiviteit. Deze lidstaten
wezen ook op de wezenlijke noodzaak tot goede coördinatie tussen alle actoren
in de Golf van Aden. Minister Van Middelkoop heeft de operatiecommandant
gesteund in zijn oproep de tekorten op te lossen.
Ook kondigde hij aan dat Nederland vanaf 1 augustus, de datum waarop ons land
de Force Commander levert van deze operatie, zich onder meer zal richten op
verdere optimalisatie van de coördinatie tussen de EU en de NAVO in het
operatiegebied, evenals met derde landen zoals China, Rusland en de Verenigde
Staten. Het VK bood aan om in geval van verlenging van de operatie het
hoofdkwartier in Northwood te blijven gebruiken voor het strategische bevel
over de operatie.
Minister Van Middelkoop zei bereid te zijn om verlenging van het mandaat van
Atalanta, dat thans tot 13 december 2009 loopt, te overwegen.
De ministers van Defensie hebben tijdens de lunch kort gesproken over de EU-
NAVO samenwerking. Als bijlage bij deze brief treft u de stand van zaken aan
betreffende deze samenwerking.
EDA Bestuursraad
De ministers van Defensie bespraken als Bestuursraad van het EDA onder andere
het concept-werkplan 2010-2012 en het bijbehorende driejarig financieel
raamwerk. Alle lidstaten waren positief over het concept-werkplan, waarvan de
Bestuursraad in dit stadium overigens alleen kennis nam. Wat betreft het
beoogde `rolling' budget voor de komende drie jaren, stuurden de meeste
lidstaten aan op het handhaven van het huidige budgetniveau. Stijging van het
budget bleek, mede als gevolg van de economische crisis, voor de meeste
lidstaten niet wenselijk.
Het VK en Ierland vonden handhaving van het huidige budgetniveau echter geen
vanzelfsprekendheid, maar Nederland benadrukte dat een verlaging van het EDA-
budget evenmin de juiste weg zou zijn. Samenwerking binnen het EDA biedt
immers juist in deze tijd kansen voor een meer doelmatige ontwikkeling van
defensiecapaciteiten, al moet het EDA wel prioriteiten stellen. Nederland
kreeg daarvoor steun van onder andere Frankrijk en Duitsland. Het EDA zal een
voorstel doen tot aanpassing van de procedures (vastgelegd in het
Gemeenschappelijk Optreden van het EDA) en tevens een voorstel doen voor het
eerste driejarige `rolling' budget, dat aan de Razeb in november ter
goedkeuring zal worden voorgelegd.
EDA-voorzitter Alexander Weis bevestigde dat het initiatief voor de
ontwikkeling van een breed samenwerkingskader op het gebied van luchttransport
(European Air Transport Fleet) de komende maanden verder wordt uitgewerkt. Er
wordt thans onderhandeld over een `Letter of Intent', die zo mogelijk in
november van dit jaar door de deelnemende landen getekend zou moeten worden.
Ook informeerde Weis de Bestuursraad over het voorspoedige verloop van de EDA-
initiatieven op het gebied van tactische helikoptertrainingen en het
`upgraden' van Mi-helikopters. De Bestuursraad gaf tevens goedkeuring aan de
start van een Frans-Duits project voor de ontwikkeling van een Europese zware
transporthelikopter. Nederland neemt vooralsnog niet actief aan dit project
deel. Ook keurde de Bestuursraad de start van het BIO-EDEP programma goed,
waarbij een geïntegreerd systeem wordt ontwikkeld tegen biologische
dreigingen.
Ten slotte toonden zowel het EDA als de Europese Commissie zich voorstander
van een gecoördineerd onderzoeksprogramma over `situational awareness'. De
activiteiten van het EDA en het zevende Kaderprogramma van de Commissie zijn
complementair. Nederland heeft laten weten positief te zijn over deze
samenwerking, zolang er geen vermenging ontstaat van de institutionele
verantwoordelijkheden van beide organisaties. Volgens Nederland moeten de EDA-
activiteiten zich blijven richten op de operationele behoeften van de
strijdkrachten.
Ministers van Ontwikkelingssamenwerking
Impact crisis op OS-landen
De discussie van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking over de EU-aanpak
van de crisis in ontwikkelingslanden spitste zich toe op de afspraken over
verhoging van de officiële hulpuitgaven (ODA). In de uiteindelijke
raadsconclusies bevestigen de lidstaten de toezeggingen van 2005 over ophoging
van de ODA tot 0.7% BNI in 2015 via de tussenstap van 0.56% BNI (0.51% voor
`oude' lidstaten) in 2010. Samen met onder meer het VK, Spanje en Denemarken,
drong Nederland erop aan dat alle lidstaten deze afspraken zouden uitvoeren en
waar nodig hun inspanningen drastisch zouden verhogen. Om de druk op de ketel
te houden zal de Commissie daarom voorafgaand aan de bijeenkomst van de
ministers van Ontwikkelingssamenwerking in november dit jaar een inschatting
maken van de hulpbegrotingen van alle lidstaten in 2010. Gezien de grote
verschillen tussen huidige hulpuitgaven en het tussendoel voor 2010, lijkt het
echter onwaarschijnlijk dat bepaalde landen, zoals Italië, Griekenland,
Portugal en mogelijk ook Duitsland en Frankrijk, in de buurt zullen komen van
de afgesproken percentages. Positief is wel dat er nu meer lidstaten zijn,
waaronder VK en Spanje, die in het licht van de EU afspraken de hulp hebben
uitgebreid en schema's hebben opgesteld om de 0.7% BNI te behalen.
Onder druk van Nederland, het VK en Spanje, kreeg de Commissie meer ruimte om
met voorstellen te komen voor een mechanisme (vulnerability FLEX) om
ontwikkelingslanden met oplopende begrotingstekorten financieel bij te staan
vanuit de middelen van het tiende EOF (Europees Ontwikkelingsfonds 2008-2013).
Nederland benadrukte het belang van een dergelijk instrument gezien de actuele
gevolgen van de crisis in Afrikaanse landen. Wel zou de Commissie goed moeten
coördineren met Wereldbank en IMF.
Als speciaal gezant informeerde ministers Koenders zijn collega's over de
voorbereidingen van de VN-conferentie over de crisis op 1-3 juni 2009 en drong
hij aan op deelname aan deze conferentie op een zo hoog mogelijk niveau.
Transatlantische samenwerking op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
Tijdens hun diner spraken de ministers van Ontwikkelingssamenwerking over de
transatlantische samenwerking op het gebied van ontwikkelingsamenwerking. Het
aantreden van de nieuwe administratie biedt kansen om de samenwerking te
intensiveren. De eerste signalen uit Washington daartoe zijn hoopgevend.
Nadere samenwerking is mogelijk ondermeer op de terreinen van
klimaatadaptatie, de VN, de 3D-benadering en de harmonisering van de hulp
(implementatie van de Accra-agenda). Minister Koenders deelde de bevindingen
van zijn bezoek aan Washington eind april. De Amerikaanse houding ten opzichte
van seksuele en reproductieve (gezondheids)rechten is bijgesteld. Ook is de VS
voornemens de hulpvolumes te verhogen, al zijn de details van de groei nog
niet bekend.
Minister Koenders onderstreepte dat het wel van belang is dat de EU op het
gebied van Ontwikkelingssamenwerking met één mond blijft spreken. Daarmee
wordt de Europese invloed (en geloofwaardigheid) in Washington groter.
Economische Partnerschapsakkoorden
Commissaris Catherine Ashton informeerde de Raad over de EPA-onderhandelingen.
Zij had de door de Raad gewenste flexibele opstelling in de onderhandelingen
het afgelopen half jaar actief toegepast, onder meer in de onderhandelingen
met Zuidelijk en Oost-Afrika. Er was beperkte voortgang. De focus lag nu op de
ondertekening van de interim-EPA's en het monitoren van de akkoorden. Veel
lidstaten spraken hun waardering uit over het optreden van de commissaris.
Sommige lidstaten wilden dat de flexibiliteit aan EU-zijde niet te groot werd
en benadrukten dat WTO kaders gerespecteerd moesten worden. Dit laatste werd
uiteraard door de commissaris bevestigd. Ook Nederland complimenteerde
commissaris Ashton met haar inzet en vroeg haar de flexibele en pragmatische
benadering in alle EPA-regio's toe te passen. Nederland vroeg specifiek om
versterking van de ontwikkelingsdimensie door in alle akkoorden stevige
voedselzekerheidsclausules op te nemen en clausules ter bescherming van jonge
industrieën ("infant industry"). Ook riep Nederland de commissaris op om
alleen daar waar ACS-landen erom vragen afspraken na te streven over diensten,
investeringen en andere handelsgerelateerde onderwerpen; zo nodig zouden
rendez-vous clausules opgenomen kunnen worden. Ten slotte wees Nederland op
problemen met betrekking tot de oorsprongsregels omdat er verschillende
handelsregimes met Afrikaanse landen naast elkaar bestaan (EPA, Algemeen
Preferentieel Stelsel en Everything-but-Arms). De commissaris zei dat dit
laatste haar volledige aandacht had, terwijl versterking van voedselzekerheid
en bescherming van `infant industries' nu standaard onderdeel van EPA's zouden
zijn. Ook zou de Commissie flexibel zijn over de reikwijdte van de EPA's,
afhankelijk van de wensen van de regio's.
Nederland en het Verenigd Koninkrijk vroegen commissaris Ashton om vaart te
maken met het onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Sri Lanka met het oog
op de APS+ status van dit land. Commissaris Ashton antwoordde dat dit
onderzoek tijd nam, omdat het grondig en zorgvuldig diende te gebeuren.
Goed bestuur / beleidsdialoog
De Raad discussieerde op verzoek van Nederland over versterking van de
beleidsdialoog rond begrotingssteun. Minister Koenders gaf in zijn introductie
aan dat uitbreiding van begrotingssteun gepaard zou moeten gaan met een veel
intensievere dialoog over de volle breedte van het beleid van het partnerland,
voortbouwend op het contractuele karakter van begrotingssteun. EU-donoren en
andere donoren die begrotingssteun geven, zouden daarbij samen moeten
optrekken en eventuele problemen (bijvoorbeeld corruptiekwesties) krachtiger
aanpakken, zoals in sommige landen al gebeurt (bijvoorbeeld Tanzania). Daarbij
zou ook de verhouding verhelderd moeten worden tussen deze brede
beleidsdialoog over begrotingssteun en de politieke dialoog die de EU op grond
van het Cotonou-verdrag (artikel 8) kan voeren in ACS-landen. Ook bepleitte
minister Koenders dat Commissie en lidstaten nauwer zouden coördineren over de
omstandigheden waaronder begrotingssteun (nog) verleend kan worden, zowel in
het betreffende partnerland als in Brussel. Tevens zouden lidstaten en
Commissie nauwer samen moeten werken bij het analyseren en documenteren van de
resultaten en impact van begrotingssteun.
In de reacties van de lidstaten en de Commissie klonk waardering voor het
agenderen van dit onderwerp en het belang van het debat, maar er waren ook
aarzelingen over de mogelijke consequenties. Verschillende lidstaten en de
Commissie waren bang dat een dergelijke benadering zou leiden tot eenzijdige
politieke voorwaarden die als neokoloniaal zouden worden ervaren. Vertrekkend
commissaris Louis Michel wees (in lijn met hetgeen hij op 10 februari 2009 aan
de Tweede Kamer mededeelde) op het belang van voorspelbaarheid van hulpstromen
voor het bereiken van de Millenniumdoelstellingen; door sterkere nadruk op
randvoorwaarden voor hulpverstrekking zou de voorspelbaarheid verloren gaan en
zou de hulp daarmee aan impact kunnen inboeten. Lidstaten en Commissie waren
het er over eens dat dit debat voortgezet zou moeten worden, waarbij de
Commissie werd gevraagd om een paper voor te bereiden voor bespreking in een
volgende Raad.
Kenia (diversenpunt op verzoek van Nederland)
Minister Koenders vroeg aandacht voor de situatie in Kenia en uitte zijn
bezorgdheid over de stagnatie van de uitvoering van de hervormingen, die na de
golf van verkiezingsgeweld vorig jaar zijn afgesproken onder leiding van
bemiddelaar Kofi Annan. Kenia mag niet terugvallen in chaos en grootschalig
geweld. In vervolg op brieven van commissaris Michel aan de politieke leiders
van beide partijen en aansluitend bij de activiteiten van Kofi Annan zou de EU
duidelijke signalen moeten blijven afgeven aan de regering in Kenia om de
hervormingsagenda uit te voeren.
---- --