ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob aan het plenaire debat over de nieuwe
sociaaleconomische orde
Bijdrage Arie Slob aan het plenaire debat over de nieuwe sociaaleconomische
orde
woensdag 10 juni 2009 19:00
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. We hebben in de afgelopen maanden regelmatig
debatten gevoerd over de financiële en economische crisis waarin ook
ons land terecht is gekomen. Die debatten waren vooral gericht op de
aanpak op de kortere termijn. Het is goed dat wij nu een debat voeren
waarin wij de spade iets dieper kunnen steken of, misschien beter
gezegd, proberen te steken. De Eerste Kamer ging ons daarin voor met
de motie-Schuurman c.s., waarmee ook bredere aandacht werd gevraagd
dan alleen voor de financieel-economische crisis.
Gelet op de beperkte spreektijd, beperk ik mij tot zeven punten die
wat ons betreft in de toekomst aan de orde en van belang zijn. Die
punten vragen uitvoering; dat vraagt tijd en bezinning, maar ook
internationale samenwerking. Het is ook niet alleen een
overheidsverantwoordelijkheid. Ook het bedrijfsleven, de financiële
wereld en niet te vergeten individuele burgers zullen daaraan een
bijdrage moeten leveren.
Het eerste punt: de financieel-economische crisis waarmee wij nu te
maken hebben maar ook de onlosmakelijke verwevenheid met wereldwijde
vraagstukken zoals de klimaatverandering, de uitputting van de aarde,
de blijvende en wijdverbreide armoede en de toenemende mondiale
ongelijkheid dwingen ons tot een ingrijpende bezinning op onze huidige
sociaaleconomische orde. Wij moeten nadenken over een
gemeenschappelijk gedragen toekomstbeeld, dat zeer prachtig is
verwoord in bijvoorbeeld in de Verklaring van Tilburg en het Appel van
Antwerpen.
De heer Van der Vlies sprak al over mentaliteitsverandering. Dat
betekent dat je met elkaar in gesprek moet gaan en dat moet niet
alleen in het kringetje van de politiek gebeuren. Is het kabinet
bereid om een bredere maatschappelijke bezinning op dit soort
vraagstukken te stimuleren? Ik denk dat het kan; het kabinet is al
bezig met de uitwerking van het een en ander. We moeten dit met elkaar
oppakken.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dit klinkt mij als muziek in de oren. Het is voor de eerste keer
vanmiddag dat iemand probeert na te denken over een nieuwe orde. De
heer Slob spreekt over een breed welvaartsbegrip. Hij verwijst
daarnaar met de Verklaring van Tilburg en de Verklaring van Antwerpen,
die door een groot aantal economen zijn opgesteld. De heer Slob weet
dat wij al heel lang pleiten voor een breed welvaartsbegrip. Het
kabinet heeft echter al een aantal goede stappen gezet en is eigenlijk
het stadium van maatschappelijke bezinning allang voorbij. Het heeft
een duurzaamheidsmonitor opgesteld en daar aandacht aan besteed in het
eerste hoofdstuk van de Miljoenennota. Dat heeft alleen tot nu toe
geen enkele beleidsconsequentie gehad. Ik ga zo meteen een motie
indienen als dat nodig is, om het kabinet te verzoeken om bij de
komende Miljoenennota een brede welvaartsdefinitie te gaan hanteren
voor het beleid voor het jaar daarna. Is de heer Slob bereid om die
motie te steunen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Moties worden pas in tweede termijn ingediend, maar het is het goed
recht van mevrouw Halsema om dit onderwerp in eerste termijn aan de
orde te stellen. Ik zal zelf straks ook nog iets zeggen over de
indicatoren die we hebben om te meten waar we staan en wat het
welvaartsniveau is. Dat kun je niet alleen in klinkende euro's
weergeven. Laten we het debat eerst voortzetten; wij spreken elkaar
ongetwijfeld in tweede termijn nader.
Maatschappelijke bezinning is belangrijk. Het kabinet kan daarbij
stimulerend zijn. Niet minder belangrijk is het benutten van
mogelijkheden om wereldwijd veranderingen door te voeren. Een heel
belangrijk moment is de top van Kopenhagen in december 2009. Wij
rekenen op een grote inzet van ons land bij deze top. Die inzet is
toegezegd en we zullen er in het najaar verder over spreken met het
kabinet.
Mijn tweede punt is dat economische groei belangrijk is -- ik wil er
niet geringschattend over spreken -- maar nooit een doel in zichzelf
kan en mag zijn. Ik vind dat we er vaak een geforceerde fixatie op
hebben. In dat opzicht is het ook nodig om eens na te denken over
andere sturingsinstrumenten dan alleen het bbp. Die traditionele
indicator geeft namelijk slechts aan hoe hard we geld verdienen,
ongeacht of dat nuttige producten en diensten oplevert of schade
toebrengt aan mens en milieu. We hebben ook hoogtemeters nodig, die
aangeven hoe ver we verwijderd zijn van een duurzame en solidaire
economie. Het zou mooi zijn als het kabinet dit onderdeel bij de
uitwerking van de motie-Schuurman zou meenemen en nadenkt over een
traject om een en ander verder uit te zetten. Ik vraag een toezegging
op dit punt. Het kabinet heeft immers toegezegd verschillende
scenario's te ontwikkelen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wil niet vervelend zijn, maar ik heb toch nog een vraag. In de
duurzaamheidsmonitor is dit al helemaal uitgewerkt. De verschillende
planbureaus hebben, samen met het CBS, al helemaal laten zien wat de
bronnen van onze welvaart zijn en wat de tekortkomingen zijn van het
uitsluitend rekenen met het bruto binnenlands product. Het probleem is
dat het kabinet er geen beleidsconsequenties aan wil verbinden. Het
kabinet zou, bijvoorbeeld in de komende Miljoenennota, moeten gaan
rekenen met betere maten voor welvaart. Ik geef een voorbeeld: van
onderwijs moeten niet alleen de kosten worden berekend, maar ook de
baten op de lange termijn.
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw Halsema zegt terecht dat er al een aantal mogelijkheden zijn
-- ik noemde de hoogtemeters -- die meer inzage geven in de
consequenties van de dingen die bijvoorbeeld in de economie gebeuren.
Ik denk ook aan de index voor het Duurzaam Nationaal Inkomen, die in
het verleden al eens is toegepast. Ik wil heel graag dat we het verder
met elkaar oppakken en met het kabinet in discussie gaan. We moeten
kunnen aangeven wat we anders willen op punten waarop we
tekortschieten. Daarvoor moeten we wel de gegevens scherp hebben. Ik
ben er nog niet van overtuigd dat hetgeen we nu gekregen hebben, al
optimaal is ontwikkeld.
Ik was bij mijn derde punt. Consumenten worden zich er steeds meer van
bewust -- daar ben ik blij om -- dat hun eigen levensstijl direct te
maken heeft met deze crisis. Door de groeiende belangstelling voor
eerlijke handel krijgen consumenten bovendien een dieper begrip voor
oneerlijke handelsafspraken en arbeidsvoorwaarden die het mogelijk
maken dat producten zo goedkoop op de markt komen. Consumenten eisen
transparantie in de handelsketen, zodat zij weten waar producten
vandaan komen en door wie ze zijn geproduceerd. Het kabinet legt de
primaire verantwoordelijkheid voor het ketenbeheer bij de bedrijven
neer. Lopen de bedrijven inmiddels harder sinds wij in het najaar
spraken over het SER-advies? Neemt het aantal koplopers toen? Merkt de
consument er al iets van?
Het vierde punt. Bankiers, ondernemers en werkgevers zullen ervan
doordrongen moeten zijn dat zij een groter belang moeten dienen dan
het inkomen dat zij zelf kunnen verwerven. Er is ook nog zoiets als
werknemersbelangen en maatschappelijk belang. Het gaat om het besef
dat managers en CEO's geen eigenaars van bedrijven zijn, zelfs niet
als ze aandelenpakketten hebben. Een fundamentele bezinning, onder
andere op de vraag welke positie een CEO eigenlijk heeft in een
bedrijf, is daarom van belang. De Adviescommissie Toekomst Banken
onder voorzitterschap van de heer Maas is daarvan een goed voorbeeld,
maar papier is geduldig. Het komt er nu aan op de praktijk, op daden.
Wij vragen het kabinet om daarop scherp toe te zien en deze bezinning
breder te stimuleren. De bankwereld is belangrijk, maar binnen de
financiële sector zijn er nog veel meer deelsectoren.
Mijn vijfde punt is dat de financiële markten de afgelopen jaren
grotendeels in handen zijn gekomen van private actoren: multinationale
banken, durfinvesteringsfondsen en multinationale bedrijven. Wij
hebben gezien dat daardoor de verbinding met de sociaaleconomische
omstandigheden van de mensen die de producten maken, de omgevingen
waarin producten worden vervaardigd inclusief de
milieuvriendelijkheid, toch wel is verminderd. Hierdoor zijn producten
en economische processen ontwikkeld die de reële economie aantasten,
natuurlijke hulpbronnen aantasten en de sociaal-menselijke omgeving
onder druk zetten. Het zou goed zijn als de financiële markten weer
meer werden gekoppeld aan de reële economieën waarbinnen ze operen.
Wij hebben -- het is vanmiddag al vaker gezegd -- goede marktmeesters
nodig, ook om duurzame en reële groei te waarborgen. Deelt het kabinet
onze opvatting dat het publiek belang ook op dat punt gewaarborgd moet
worden?
Een zesde punt dat ik wil noemen, is dat bij het werken aan een nieuwe
sociaaleconomische orde ook een verdere vergroening van het
belastingstelsel hoort. Fiscale maatregelen -- ik verschil daarover
van mening met de heer Rutte -- kunnen worden gebruikt om duurzame
initiatieven te stimuleren. De deze week verschenen vergroeningsbrief
van het kabinet biedt daarvoor heel goede aanzetten. Wij herkennen een
deel van onze inzet bij de begrotingsbehandelingen van vorig jaar
daarin terug. Ook hier geldt dat het er uiteindelijk aankomt op daden,
op de praktijk.
Tot slot. De regulering van handel, investeringen en belastingheffing
dient op termijn vanuit het oogpunt van duurzame en rechtvaardige
mondiale ontwikkelingen bezien te worden om tegenstrijdigheden met
ontwikkelingsdoelen op te heffen. Al een aantal jaren is er een
groeiende roep om verlichting van de schuldenlast van de armste
landen. Dit is om meerdere redenen van groot belang, onder meer omdat
veel van de financieel-economische middelen die de landen in het
Zuiden tot hun beschikking hebben, zoals accijnzen en heffingen, aan
banden liggen door hun schulden bij het IMF en de Wereldbank. Kunnen
wij ervan op aan dat het kabinet zijn positie in zowel het IMF als de
Wereldbank gebruikt om ook deze problematiek verder aan te pakken?