Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
>
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Onze referentie BVE/stelsel/135683

Bijlagen
1. AKA-cijfers
2. `Beroepsonderwijs in Datum 1 juli 2009 beweging' van ECBO Betreft Diverse toezeggingen met betrekking tot het mbo

In de afgelopen maanden hebben wij diverse keren met elkaar gesproken over het mbo. In deze overleggen heb ik een aantal toezeggingen gedaan, die ik in deze brief wil behandelen. Daarnaast geef ik aan hoe ik invulling heb gegeven aan de motie uit de laatste begrotingsbehandeling1. Het gaat om zes thema's:
1. Het sterker betrekken van docenten bij de activiteiten van het Coördinatiepunt rond het toetsen en verbeteren van de kwalificatiedossiers ­ nota-overleg van 15 april 2009;

2. Het informeren van de Tweede Kamer over de vorming van de domeinen en de wijze waarop docenten worden betrokken bij de ontwikkeling daarvan ­ nota-overleg van 15 april 2009;

3. Het informeren van de Tweede Kamer over de verdeling tussen allochtone en autochtone deelnemers bij de uitstroom van AKA-opleidingen ­ AO van 18 maart 2009;

4. Evaluatie van competentiegericht onderwijs in 2009 ­ AO van 4 juni 08;
5. Het is gewenst de financiële ondersteuning van de invoering van het competentiegericht onderwijs ook in het schooljaar 2009/2010 te continueren, mogelijkerwijs door voortzetting van financiering uit de FES- innovatieboxmiddelen ­ motie uit begrotingsbehandeling van 11 december
2008;

6. Het informeren van de Tweede Kamer over de mogelijkheden van overheveling van kennisaspecten van deel C naar deel B van de kwalificatiedossiers ­ nota-overleg van 15 april 2009.


1 Kamerstuk 2008-2009, 31700 VIII, nr. 102, Tweede Kamer

Pagina 1 van 7




Toelichting


1. Versterkte betrokkenheid van docenten bij de activiteiten van het Coördinatiepunt rond het toetsen en verbeteren van de kwalificatiedossiers Op dit moment worden docenten al op diverse manieren betrokken bij de doorontwikkeling van kwalificatiedossiers, bijvoorbeeld via de onderstructuren van of in de paritaire commissies zelf, samenwerkingstrajecten tussen kenniscentra en scholen bij de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs en het monitoren door kenniscentra op validiteit en uitvoerbaarheid van kwalificatiedossiers.

Ook het Coördinatiepunt heeft een aantal acties ondernomen om docenten meer bij de ontwikkeling en toetsing van kwalificatiedossiers te betrekken. Voorbeelden daarvan zijn het afleggen van schoolbezoeken, via promotiemateriaal en betrokkenheid bij docentenquêtes en CompetentCity. Het Coördinatiepunt gebruikt ook de evaluatiegegevens van kwalificatiedossiers die MBO 2010 binnen de experimentenclusters uitzet. Opmerkingen die daarin over dossiers worden gemaakt koppelt het Coördinatiepunt in haar toetsing terug aan de kenniscentra en vraagt hen wat kenniscentra daarmee hebben gedaan.

Met u ben ik van mening dat bij de doorontwikkeling van de kwalificatiedossiers de uitvoerbaarheid ervan een belangrijk onderwerp is. In het nota-overleg van 15 april heb ik u dan ook toegezegd dat ik op de een of andere manier, via een panel of iets dergelijks, de docent nadrukkelijker zal betrekken bij het Coördinatiepunt en het steeds actualiseren van de kwalificatiedossiers.

Na overleg met het Coördinatiepunt en Colo blijkt echter dat het betrekken van docenten bij het Coördinatiepunt niet oplevert wat we beoogd hebben. Immers, de ervaringen van docenten moeten al verwerkt zijn in de geactualiseerde kwalificatiedossiers, voordat deze ter toetsing door de kenniscentra aan het Coördinatiepunt worden aangeboden.

Ik heb er daarom voor gekozen kenniscentra opdracht te geven (nog) meer dan voorheen docenten uit te nodigen bij het actualiseren van de kwalificatiedossiers. Kenniscentra leggen vervolgens de ervaringen van docenten met de kwalificatiedossiers vast. Bij het aanbieden van de kwalificatiedossiers aan het Coördinatiepunt leveren zij evaluatiegegevens en een rapportage aan, waarin staat hoe deze gegevens zijn verwerkt in het kwalificatiedossier.

Het Coördinatiepunt zal bij de eindtoets van het kwalificatiedossier beoordelen of er voldoende rekening is gehouden met de ervaring van docenten. Daarbij let het Coördinatiepunt ook op de representativiteit van de vertegenwoordiging door docenten.
Door deze aanpak worden de positie en betrokkenheid van docenten onderdeel van het advies dat het Coördinatiepunt op het desbetreffende kwalificatiedossier aan mij uitbrengt. Deze verstevigde rol van de docenten kan de uitvoerbaarheid ­ en ook de transparantie en herkenbaarheid - van de dossiers verbeteren en dat is wat ik met deze toezegging heb beoogd.

Pagina 2 van 7




Een aantal kenniscentra zal deze versterkte aanpak deze zomer al hanteren. Volgend studiejaar volgen de andere kenniscentra en geldt deze aanpak voor alle kwalificatiedossiers. Het Coördinatiepunt zal in 2010 deze werkwijze met de kenniscentra en het onderwijs evalueren.


2. Opleidingsdomeinen en de rol van docenten hierbij Opleidingsdomeinen zijn uitsluitend bestemd voor de categorie deelnemers, die nog niet weet voor welk beroep en diploma ze wil worden opgeleid. Invoering van opleidingsdomeinen biedt instellingen de mogelijkheid deelnemers breder te laten instromen en daarvoor bekostiging te krijgen. De inschrijving voor een opleidingsdomein vormt de eerste fase van een compleet, regulier opleidingstraject dat altijd moet zijn gericht op het behalen van een mbo-diploma.

Met ingang van de beoogde datum van 1 augustus 2011 van de inwerkingtreding van de - voor de invoering van opleidingsdomeinen benodigde - wetswijziging kunnen instellingen domeinprogramma's aanbieden en deelnemers daarop inschrijven. Docenten zijn vanaf de start betrokken bij de ontwikkeling van domeinprogramma's en de uitvoering ervan. Docenten hebben dus invloed op de concrete invulling van het domeinprogramma en van de pedagogisch-didactische werkwijze bij de uitvoering van het domeinprogramma. Een instelling kan met de betrokken docenten alles zelf ontwikkelen, of samenwerken met andere instellingen of producten en diensten inkopen.

Elke instelling moet zorg dragen voor de realisatie van voldoende kwaliteit van de aangeboden domeinprogramma's en dit ook zelf bewaken. De inspectie houdt vanaf de inwerkingtreding toezicht op de kwaliteit van het onderwijs, waaronder ook die van dit onderdeel van opleidingstrajecten en de doelmatige inrichting van het onderwijs.


3. De verdeling tussen allochtone en autochtone deelnemers bij de uitstroom van AKA-opleidingen
Zoals met u besproken, heb ik het procesmanagement MBO 2010 gevraagd nadere cijfers te leveren. Niet alle door u gevraagde gegevens zijn echter bekend. De beschikbare cijfers treft u in grafieken in bijlage 1 bij deze brief aan. Met MBO
2010 heb ik afgesproken dat in de komende rapportages meer aandacht zal worden besteed aan cijfermatige gegevens. Daarin wordt ingaan op de uitstroom naar arbeid en naar het onderscheid allochtoon en autochtoon.


4. Evaluatie van competentiegericht onderwijs in 2009 De Web voorziet in een evaluatiebepaling ter afronding van de experimenteerperiode (artikel 12.1a.4.). Hierin staat dat een door een onafhankelijke organisatie op te stellen verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de opleidingen naar de Tweede Kamer dient te worden verzonden. Zoals ik in mijn brief van 24 maart jl. aangaf heb ik gekozen voor een stapsgewijze evaluatie gezien het grote aantal representatieve onderzoeken en de volledigheid ervan in het eerste half jaar van 2009. Daarbij heb ik de

Pagina 3 van 7




verantwoordingslast die de sector aan het einde van de experimenteerperiode ervaart, laten meewegen.

De volgende onderzoeken maken deel uit van deze evaluatie: uw onderzoek naar de competentiegerichte kwalificatiestructuur, inclusief het draagvlak hiervoor, de rapportage van MBO 2010 en het onderzoek van de inspectie. Als sluitstuk van deze reeks van onderzoeken bied ik u de cgo-monitor van het expertisecentrum beroepsonderwijs (ECBO) aan. Zijn rapportage vindt u in bijlage 2. Met deze handelwijze voldoe ik aan hetgeen de wetgever met artikel 12.1a.4 heeft beoogd.

Dat wil niet zeggen dat we nu `klaar' zijn. Begin 2010 ontvangt u in ieder geval nog de rapportage van MBO 2010 over de gespreksronde 2009 op basis van de voortgangsrapportages van scholen. Die zal ik samen met het wetsvoorstel competentiegerichte kwalificatiestructuur aan u doen toekomen.


5. Het continueren van de financiële ondersteuning van de invoering van het competentiegericht onderwijs in het schooljaar 2009/2010, mogelijkerwijs door voortzetting van financiering uit de FES-innovatieboxmiddelen Op dit moment loopt er een besluitvormingsprocedure voor de selectieve continuering van (in deze kabinetsperiode) aflopende innovatieprogramma's. Mede met het oog op deze motie heeft OCW een voorstel voor het mbo ingediend, gericht op onder meer ondersteuning bij de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs. Ik wacht de besluitvorming hierover af.


6. De mogelijkheden van overheveling van kennisaspecten van deel C naar deel B van de kwalificatiedossiers
Alle kwalificatiedossiers zijn ingericht op basis van het Format kwalificaties mbo. Dit format heb ik als bijlage bij de Beleidsregel kwalificaties mbo vastgesteld. Zoals u weet, bestaat een kwalificatiedossier uit de delen A, B, C en D. Deel A geeft een korte omschrijving van de beroepengroep en de taken die de beroepsbeoefenaar zoal uitvoert. De verantwoording in deel D heeft tot doel de (reeds doorlopen en toekomstige) ontwikkeling van het kwalificatiedossier toe te lichten en te verantwoorden en de veranderingen ten opzichte van de vorige versie aan te geven.
Hieronder beschrijf ik wat men terugvindt in deel B en in deel C van een kwalificatiedossier.

Beschrijving inhoud van deel B en deel C
In deel B worden op hoofdlijnen de diploma-eisen beschreven. Deze eisen geven weer wat de gediplomeerde moet kunnen en kennen als hij of zij op de arbeidsmarkt start. In deel B worden de eisen ­ kerntaken en werkprocessen ­ beschreven vanuit de beroepengroep. Een beroepengroep is een verzameling sterk verwante uitstromen. In deel C wordt vervolgens per uitstroom een uitwerking gegeven aan hetgeen in deel B is gesteld en die een goede basis biedt om een beroepsopleiding op te bouwen. Met andere woorden, in deel C worden de kerntaken en werkprocessen nader uitgewerkt per uitstroom, plus de bijbehorende competenties en vakkennis en vaardigheden.

Pagina 4 van 7




Voor een aantal zaken in de kwalificatiedossiers is er dus een duidelijke relatie tussen deel B en deel C:

Deel B Deel C Typering van beroepsgroep, loopbaanperspectief en
beschrijving van relevante ontwikkelingen voor de in het kwalificatiedossier beschreven beroepen,
vermelding van in- en doorstroomrechten.
Naam en omschrijving van certificeerbare eenheden. Vermelding van de naam van de certificeerbare eenheid, een nadere uitleg ervan en in proces- competentiematrices worden per kerntaak en werkprocessen de competenties beschreven. Benoemen van de uitstromen die tot het
kwalificatiedossier behoren o.v.v. onder meer:
o niveau van de beroepsuitoefening
o typering beroepshouding
o vermelding of er wettelijke en/ of
branchevereisten gelden
o de te behalen niveaus Nederlands, moderne
vreemde talen en rekenen/wiskunde
Deel B Deel C Overzicht van verwantschap/ verschil tussen de
uitstromen in het kwalificatiedossier.
Beschrijving van de kerntaken vanuit het perspectief Per uitstroom wordt inzichtelijk gemaakt welke van de beroepengroep en het vermelden van de kerntaken en werkprocessen hierbij horen en de werkprocessen die hierbij horen. competenties die men bij het uitvoeren van die werkprocessen dient aan te wenden. Overzicht van de competenties die aangewend worden Een detaillering van hetgeen in deel B hierover is bij de uitvoering van de werkprocessen van een vermeld door te beschrijven hoe competenties worden kerntaak. aangewend t.b.v. het resultaat van het werkproces, uit welke componenten de competenties zijn opgebouwd en welke prestatie-indicatoren van toepassing (kunnen) zijn. Ook worden hier de kennis en vaardigheden vermeld die nodig zijn voor competent gedrag.

Deel C
Gegeven de grote verscheidenheid aan beroepen op de arbeidsmarkt vindt diplomering plaats op het niveau van de uitstromen. In deel C staan hiervoor de relaties beschreven tussen kerntaken, werkprocessen en competenties. De informatie in deel C is zeer relevant en nodig om op te leiden en te examineren voor het behalen van een mbo-diploma waarvan de waarde in heel Nederland gelijk is, ongeacht aan welke instelling het diploma behaald is.

Het overhevelen van aspecten van deel C naar deel B is mogelijk na wijziging van het format. Echter, mijns inziens is dit schuiven met papier waarmee we de werkbaarheid van de kwalificatiedossiers niet verhogen. Met werkbaarheid bedoel ik dat er een goede balans is tussen transparantie voor de student, herkenbaarheid voor de arbeidsmarkt en uitvoerbaarheid door de professional. Dat zijn de drie aspecten waarop ik mijn energie richt en waarop ik de komende periode de puntjes op de `i' wil zetten:

Pagina 5 van 7




Transparantie en herkenbaarheid
In mijn brief van 24 maart jl. heb ik u geïnformeerd over onder meer de doorontwikkeling van de kwalificatiestructuur. Samen met Colo zijn kenniscentra hard bezig om bandbreedtes op te stellen voor het aantal kerntaken, werkprocessen en competenties, die ten goede komen aan de transparantie van de kwalificatiedossiers. Dit verhoogt ook de herkenbaarheid van de kwalificatiedossiers voor het bedrijfsleven. Vertegenwoordigers ervan geven nu immers aan dat bij een aantal kwalificatiedossiers enerzijds deel B te globaal is met te veel ruimte voor de scholen om er eigen invullingen aan te geven en anderzijds deel C te gedetailleerd is. Een ander belangrijk aspect voor het bedrijfsleven zijn de beroepscompetentieprofielen die ten grondslag liggen aan de kwalificatiedossiers. Deze profielen zijn nu al herkenbaar opgenomen in de kwalificatiedossiers.

De kenniscentra verwachten het opstellen van bandbreedtes kort na de zomer rond te hebben. Hierdoor wordt de essentie van een groot aantal kwalificatiedossiers scherper naar voren gebracht, zonder dat hierbij allerlei (discussies over) formats hoeven te ontstaan. Daarbij teken ik aan dat voor de waarde van mbo-diploma's en de vergelijkbaarheid daarvan, het belangrijk is dat de kwalificatiedossiers voldoende basis blijven bieden voor de opleiding en de examinering.

Uitvoerbaarheid
Met het oog op het verhogen van de uitvoerbaarheid van de kwalificatiedossiers heb ik in de zomer van 2008 scholen reeds toegestaan het principe 'pas toe of leg uit' toe te passen. Dit houdt in dat de inspectie rekening zal houden met situaties waarin instellingen voor bepaalde opleidingen op goede gronden zijn afgeweken van de prestatie-indicatoren van deel C, en die zich tegenover de inspectie hierover kunnen verantwoorden. Daarmee kan om legitieme redenen recht gedaan worden aan regionale invulling zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de landelijke vergelijkbaarheid van inhoud en niveau van diploma's. Op dit moment maken overigens nog maar weinig scholen gebruik van de mogelijkheid af te wijken van de vastgestelde prestatie-indicatoren. Ik verwacht overigens dat hiervan steeds meer gebruik gaat worden gemaakt.

Ik wil de opbrengsten afwachten van de ontwikkeling van de bandbreedtes en de mogelijkheid af te wijken van de prestatie-indicatoren. Daarom houd ik voorlopig vast aan het integraal vaststellen van de kwalificatiedossiers. Uiteraard blijft er ruimte voor scholen om regionale inkleuring te geven aan de vrije ruimte binnen het kwalificatiedossiers en aan de beroepspraktijkvorming.

Tot slot
Ik stel u graag in de gelegenheid om uitgebreider kennis te nemen van de manier waarop de kwalificatiedossiers in elkaar steken en de toetsing ervan door het Coördinatiepunt. Indien u daarin bent geïnteresseerd, neem ik het initiatief tot het maken van een afspraak voor een technische briefing.

Pagina 6 van 7




Op 12 oktober organiseren MBO 2010 en Colo voor de derde keer CompetentCity. Dit evenement trok de afgelopen jaren 1800 tot 2000 bezoekers en staat in het teken van competentiegericht onderwijs. Ik nodig u van harte uit dit evenement bij te wonen.

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Pagina 7 van 7