Aanwijzing nevenzittingsplaatsen voor megastrafzaken niet onverbindend
Den Haag, 7 juli 2009 - De Hoge Raad heeft op 7 juli uitspraak gedaan.
De kern van de uitspraak is dat de aanwijzing, door de Raad voor de
rechtspraak, van Arnhem als nevenzittingsplaats van het hof
âs-Gravenhage is gebaseerd op art. 7 van het Besluit nevenvestigings-
en nevenzittingsplaatsen.
Deze regeling van de nevenzittingsplaatsen is niet onverbindend. Het
hof âs-Gravenhage was dus bevoegd deze megastrafzaak te behandelen in
Arnhem.
Achtergrond
De verdachte is vervolgd voor een omvangrijke fraudezaak. Vanwege het
te verwachten beslag dat de behandeling van de zaak zou leggen op de
zittingscapaciteit van de rechterlijke colleges, was deze zaak
aangeduid als zgn. âmegastrafzaakâ.
De rechtbank Rotterdam was bevoegd deze zaak in eerste aanleg te
behandelen. De behandeling door de rechtbank Rotterdam heeft buiten
het arrondissement Rotterdam plaatsgevonden, namelijk in Zutphen.
Tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam heeft de verdachte hoger
beroep ingesteld. Het hof âs-Gravenhage was bevoegd op dit beroep te
beslissen. De behandeling in hoger beroep heeft buiten het ressort van
het Haagse gerechtshof plaatsgevonden, en wel in het Paleis van
Justitie in Arnhem. De zaak is in hoger beroep berecht door raadsheren
van het hof Arnhem, die ieder raadsheer-plaatsvervanger in het Haagse
hof waren.
Op 4 juni 2007 heeft het hof âs-Gravenhage, zitting houdende in
Arnhem, de verdachte voor deze fraude veroordeeld.
De regeling van de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen
Een gerechtshof is gevestigd in de hoofdplaats van het ressort. In
art. 59 van de Wet op de rechterlijke organisatie staat dat bij
algemene maatregel van bestuur nevenzittingsplaatsen kunnen worden
aangewezen en regels kunnen worden gegeven voor de verdeling van zaken
over de hoofdplaats en de nevenzittingsplaatsen. Het Besluit
nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen is deze algemene maatregel
van bestuur. Artikel 7 van dit besluit regelt dat bij gebrek aan
voldoende zittingscapaciteit de Raad voor de rechtspraak
nevenzittingsplaatsen buiten het ressort kan aanwijzen met het oog op
een snellere behandeling van een zaak. De nevenzittingsplaatsen buiten
het ressort zijn de plaats van vestiging van de andere gerechtshoven,
de hoofdplaatsen dus van de andere ressorten. Voor de behandeling van
megastrafzaken heeft de Raad voor de rechtspraak de hoofdplaatsen van
de andere gerechtshoven aangewezen (artikel 2 Aanwijzingsbesluit
nevenzittingsplaatsen megastrafzaken).
Procedure in cassatie
De verdachte in deze zaak heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de
uitspraak van het hof. De advocaten van de verdachte zijn mr. B.P. de
Boer in Amsterdam en wijlen mr. G.P. Hamer. Een van de klachten is dat
het hof âs-Gravenhage niet bevoegd was de zaak te behandelen in
Arnhem, een plaats die buiten het eigen ressort van dat hof ligt.
Volgens de verdediging is de regeling van de aanwijzing van
nevenzittingsplaatsen onverbindend en dus juridisch niet geldig.
Advocaat-generaal mr. G. Knigge heeft op 12 mei 2009 in zijn conclusie
de Hoge Raad geadviseerd te oordelen dat het hof âs-Gravenhage niet
bevoegd was de zaak in Arnhem te behandelen, omdat de regeling van de
nevenzittingsplaatsen onverbindend is.
Uitspraak
De regeling van de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen is niet
onverbindend. Het Haagse hof was dus bevoegd om de megastrafzaak te
behandelen in Arnhem.
Volgens de Hoge Raad zijn in artikel 59 van de Wet op de rechterlijke
organisatie voor elk van de gerechtshoven de hoofdplaatsen van de
andere ressorten als nevenzittingsplaatsen aangewezen. Aan deze
aanwijzing heeft de Raad voor de rechtspraak in overeenstemming met
artikel 7 van het Besluit nevenzittingsplaatsen verdere uitvoering
gegeven door voor de behandeling van megastrafzaken de andere
hoofdplaatsen aan te wijzen.
Gevolg van de uitspraak
Megastrafzaken kunnen ook in de hoofdplaats van een ander hof worden
behandeld.
Den Haag, 7 juli 2009,
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel. 070 â 3611236
LJ Nummer
BI3413
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 7 juli 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie