Veroordeling in zaak van lekkende AIVD-er blijft in stand
Den Haag, 7 juli 2009 - De kern van de uitspraak van de uitspraak van
de Hoge Raad is:
De verdachte zou als medewerker van de AIVD staatsgeheime informatie
hebben gelekt. Een AIVD-er heeft een geheimhoudingsplicht. Hij mag dus
in zijn strafproces geen gegevens noemen die onder zijn
geheimhoudingsplicht vallen, zoals namen van AIVD-medewerkers. Het kan
zijn dat een verdachte AIVD-er zich door die geheimhoudingsplicht niet
behoorlijk kan verdedigen en dat daardoor zijn recht op een eerlijk
proces wordt geschonden. In dit geval is daarvan echter geen sprake
geweest. De Hoge Raad laat de veroordeling van de verdachte in stand.
Achtergrond
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij als medewerker van de
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) staatsgeheime
informatie heeft prijs gegeven aan personen die tot kennisneming van
die informatie niet gerechtigd waren. Zo heeft de verdachte een deel
van een zogenoemde âstand van zaken week 31â dat circuleerde binnen de
AIVD, twee telefoontapverslagen van de AIVD in het kader van een
onderzoek naar terroristische activiteiten, een deel van een voorlopig
observatieverslag afkomstig van de AIVD en een emailbericht met
staatsgeheime informatie ter beschikking gesteld aan niet gerechtigde
derden.
De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte op 14 december 2005
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden (AU8207).
De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld
bij het hof âs-Gravenhage. Het hof heeft op 1 maart 2007 de verdachte
veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf (AZ9644).
De procedure bij de Hoge Raad
De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Zijn advocaat in
cassatie is mr. A.A. Franken in Amsterdam. De verdachte meent dat hij
bij het hof geen eerlijk proces heeft gekregen. Door zijn
geheimhoudingsplicht als AIVD-er zou hij zich niet behoorlijk hebben
kunnen verdedigen: het hof heeft hem ten onrechte niet in de
gelegenheid gesteld achter gesloten deuren vrijelijk, dus zonder de
aan hem opgelegde geheimhoudingsplicht, te verklaren, waaronder het
noemen van personalia van medewerkers van de AIVD.
Daarnaast klaagt de verdachte dat hij onvoldoende inzage heeft gehad
in door de AIVD opgemaakte stukken en dat hij daarover geen getuigen
heeft kunnen ondervragen. De verdachte betwist dat de informatie die
hij gelekt zou hebben âstaatsgeheimâ was.
Advocaat-generaal mr. A. Machielse heeft op 16 december 2008 in zijn
conclusie in deze zaak de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te
verwerpen.
Uitspraak van de Hoge Raad
Medewerkers van de AIVD hebben een geheimhoudingsplicht. Volgens de
Hoge Raad geldt die geheimhoudingplicht ook als de medewerker zelf
verdachte is. Hij mag dus in zijn strafproces geen gegevens noemen die
onder zijn geheimhoudingsplicht vallen, ook niet achter gesloten
deuren. Denkbaar is dat de verdachte door de geheimhoudingsplicht in
zijn verdediging wordt beperkt. Als de rechter vindt dat daardoor van
een eerlijk proces geen sprake kan zijn, zal hij de officier van
justitie niet-ontvankelijk moeten verklaren in de vervolging.
In deze zaak vond de verdediging het noodzakelijk dat de verdachte
namen van andere medewerkers van de AIVD zou noemen, zodat deze als
getuigen konden worden gehoord.
Die namen vielen onder de geheimhoudingsplicht van de verdachte. Het
hof achtte het niet noodzakelijk dat de verdachte namen noemde omdat
de codenummers van de betreffende personen bekend waren en zij dus
onder codenummer konden worden gehoord.
De verdediging had verder verzocht om stukken uit het interne
onderzoek van de AIVD. Het hof wees dat verzoek af omdat dat interne
onderzoek geen opsporingsonderzoek was dat onderdeel is van de
strafvervolging tegen de verdachte.
Ook voerde de verdediging aan dat het de resultaten van het interne
onderzoek van de AIVD niet voldoende had kunnen betwisten. De daarover
gehoorde getuigen waren afgeschermd en hadden voor een deel een beroep
gedaan op hun verschoningsrecht. Het hof vond dat de verdediging die
getuigen in voldoende mate vragen had kunnen stellen.
Tenslotte stelde de verdediging dat het hof niet kon oordelen dat het
om staatsgeheime gegevens ging doordat in de stukken bepaalde passages
waren gecensureerd. Het hof vond dat het daartoe wel in staat was op
grond van de niet gecensureerde gedeelten en de daarover door de AIVD
en de landelijke officier terreurbestrijding verstrekte informatie.
Al met al oordeelde het hof dat de beperkingen die de verdediging door
de geheimhoudingsplicht ondervond zodanig konden worden gecompenseerd,
dat van een eerlijk proces sprake is geweest.
De Hoge Raad laat dat oordeel van het hof in stand.
Gevolgen van de uitspraak
De veroordeling van de verdachte door het hof âs-Gravenhage is daarmee
definitief geworden.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 7 juli
2009. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde bindend.
Op dinsdag 7 juli is persraadsheer mr. W.A.M. van Schendel van 12.30 â
14.00 uur bereikbaar (via onderstaand telefoonnummer) voor het geven
van een toelichting.
Den Haag, 7 juli 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
BG7232
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 7 juli 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie