Beperkte studiefinanciering voor niet werkende EU-studenten
Utrecht, 7 juli 2009 - Op 29 juni 2009 heeft de Centrale Raad
uitspraak gedaan over de aanspraak op studiefinanciering voor een niet
in Nederland werkende studente, afkomstig uit een land dat behoort tot
de Europese Unie (EU).
De studente, van Duitse nationaliteit, is in verband met een studie
naar Nederland gekomen. Zij ontving aanvankelijk studiefinanciering
omdat zij werkte naast haar studie. Na enkele jaren is zij gestopt met
de betaalde arbeid om de studie te kunnen afronden. De Informatie
Beheer-Groep (IB-Groep) beëindigde de studiefinanciering omdat
betrokkene geen werknemer meer was in de zin van het EG-recht, ook wel
communautair werknemer genoemd. Ter toelichting heeft de IB-Groep
verwezen naar een beleidsregel, op grond waarvan betrokkene
uitsluitend in aanmerking komt voor studiefinanciering als zij ten
minste vijf jaar legaal in Nederland verblijft. Betrokkene voldeed
volgens de IB-Groep niet aan deze verblijfsduurvoorwaarde.
De studente is van mening wel recht op volledige studiefinanciering te
hebben. De Centrale Raad heeft vervolgens het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen (hierna: Hof) prejudiciële vragen gesteld
(LJN BA1063), die het Hof bij arrest van 18 november 2008, C-158/07,
heeft beantwoord.
De Centrale Raad stelt in navolging van het arrest voorop dat de
studente niet in de hoedanigheid van (gewezen) communautair werknemer
aanspraak kan maken op volledige studiefinanciering. Het Hof heeft
verder aangegeven dat het stellen van een verblijfsduurvoorwaarde van
vijf jaar geen verboden discriminatie op grond van nationaliteit is.
Dit betekent volgens de Centrale Raad dat de beleidsregel met het
vereiste van vijf jaar ononderbroken legaal verblijf in Nederland op
de studente kan worden toegepast. Er zijn geen bijzondere
omstandigheden om hiervan af te wijken, omdat de studente voorafgaande
aan haar vestiging in Nederland niet op een andere manier een reële
band met Nederland heeft gekregen. In zoverre is de beëindiging van
de studiefinanciering in overeenstemming met bepalingen van het
EG-recht.
Ingevolge het communautaire recht, en met name het op 26 februari 1992
door het Hof gewezen arrest C-357/89 (Raulin) hebben studerenden met
de nationaliteit van een andere lidstaat van de EU onder gelijke
voorwaarden als studerenden met de Nederlandse nationaliteit (ten
minste) recht op het gedeelte van de studiefinanciering dat is bedoeld
voor de dekking van de kosten die zijn verbonden aan de toegang tot
het onderwijs. Op dit gedeelte had de studente wel aanspraak, aldus de
Centrale Raad.
---
----
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van
het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire
ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Aan dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor eventuele vragen over dit persbericht kunt u zich wenden tot
Voorlichting en Communicatie, de heer B.C. Rog, telefoon: 030 850 21
12, e-mail: crvb@rechtspraak.nl.
www.rechtspraak.nl/Gerechten/CRvB
LJN BJ1015
05/6182 WSF
Utrecht, 7 juli 2009
LJ Nummer
BA1063
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 7 juli 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie