VVD


7-7-2009

Wetsvoorstel bewaarplicht telecommunicatiegegevens

Het wetsvoorstel bewaarplicht telecommunicatiegegevens is typisch een voorbeeld van een technologie-afhankelijke wet. Naarmate de tijd voortschrijdt, wordt de effectiviteit van de wet ingehaald door technologische ontwikkelingen.

Het versturen van e-mailberichten via een Outlook-programma van Microsoft zoals wij in deze Kamer gewend zijn, is redelijk ouderwets kan ik u zeggen. Tegenwoordig is `twitteren' in, bel je gratis via `skype' en neem je deel aan sociale netwerken als Hyves of MSN. Dit zijn voorbeelden van communicatieverkeer die niet onder de bewaarplicht van het wetsvoorstel vallen. Aanvankelijk stond de VVD-fractie voorzichtig positief tegenover dit wetsvoorstel. Er leek een redelijk evenwicht te zijn gevonden tussen het veiligheidsdoel van de wet en privacybescherming. Nu er inmiddels veel nieuwe elektronische communicatiemogelijkheden ontwikkeld zijn die niet onder de wettelijke bewaarplicht vallen, moeten vraagtekens worden geplaatst bij de effectiviteit van de wet. Het is te verwachten dat juist de criminelen waar deze wet zich op richt, bewust communicatiemiddelen zullen kiezen die niet onder de bewaarplicht vallen. Wat is dan nog de zin van het bewaren van verkeersgegevens van bijna alle Nederlanders?

De VVD-fractie staat voor bepaald geen gemakkelijke afweging. Het opslaan van verkeersgegevens maakt inbreuk op de privacy. Dat is onmiskenbaar. Of deze privacyinbreuk vervolgens als gerechtvaardigd moet worden beoordeeld, wordt onder meer bepaald door de proportionaliteit van de privacyinbreuk, de subsidiariteit en de zorgvuldigheid. Staat de inbreuk in verhouding tot het te bereiken doel? Kan het doel ook met andere minder ingrijpende middelen worden bereikt? Hoe worden de opgeslagen verkeersgegevens fysiek en logisch beveiligd zodat de juistheid en volledigheid van de gegevens vaststaan, ongeautoriseerde personen geen toegang kunnen krijgen tot de gegevens en de gegevens niet verder worden verwerkt door derden voor andere doeleinden?

Mdv, de minister heeft in zijn Nadere Memorie van Antwoord voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij de beveiliging en zorgvuldige omgang met de verkeersgegevens bevordert en op welke wijze de toegang tot de gegevens is geregeld. Ook heeft hij uitgebreid beschreven hoe hij omgaat met de kosten van de bewaarplicht voor Internet Service Providers (ISP's). Niet de investeringskosten, maar de kosten per bevraging worden vergoed. Het belangrijkste deel van de kosten voor isp's zijn echter de investeringskosten. Is de minister bereid een deel daarvan te compenseren in de vergoeding per bevraging? De leden van de VVD-fractie zijn verder verheugd dat de minister bereid is ook met de kleinere ISP's afspraken te maken over de wijze van vergoeding van kosten om aan verzoeken tot gegevensverstrekking te voldoen.

Mdv. De VVD-fractie twijfelt met name aan de proportionaliteit van de privacyinbreuk. Nu de effectiviteit van de wet zeer beperkt lijkt te zijn, zou de privacyinbreuk wel eens onvoldoende gerechtvaardigd kunnen zijn. Twijfels over de effectiviteit van de wet heeft de minister in zijn Nadere Memorie van Antwoord niet kunnen wegnemen. De VVD-fractie zou dan ook graag nog de volgende vragen door de minister beantwoord zien.

Ten eerste. De minister stelt in zijn Nadere Memorie van Antwoord vast dat verkeersgegevens zeer waardevol zijn in zeer veel onderzoeken die door opsporingsdiensten worden gedaan. Daarmee staat voor hem het nut van de bewaarplicht vast. Kan de minister een indicatie geven van het aantal onderzoeken waarvoor de verkeersgegevens zeer waardevol zijn gebleken of waarvoor hij verwacht dat ze zeer waardevol zullen zijn? En zijn deze gegevens dan van doorslaggevend belang, van overwegend belang of van ondergeschikt belang voor het oplossen van ernstige strafzaken?

Ten tweede. De minister geeft in de Nadere Memorie van Antwoord aan dat een categorie verkeersgegevens die nu buiten de bewaarplicht valt, namelijk de verkeersgegevens van gebruikers van diensten als Hotmail, Gmail of MSN, in de toekomst in daartoe geëigende gevallen alsnog beschikbaar komen. Deze gegevens zouden via een rechtshulpverzoek aan de autoriteiten van - in dit geval - de Verenigde Staten ten behoeve van een lopend opsporingsonderzoek kunnen worden opgespoord. Hoe ziet de minister dat voor zich? Gebruikers van genoemde diensten hoeven zich niet te identificeren als ze een account aanvragen en als ze zich al identificeren, dan wordt dat niet gecontroleerd. Wat wil de minister dan met een rechtshulpverzoek bereiken? Welke waarde hecht hij dan aan een rechtshulpverzoek? Is hem bekend of zulke rechtshulpverzoeken al eens zijn gedaan en zo ja, welke waarde zij hebben gehad voor het opsporingsonderzoek? Waren de gegevens die hij op grond van rechtshulpverzoeken heeft verkregen van doorslaggevend, overwegend of ondergeschikt belang?

Ten derde. Het is vrijwel nooit met zekerheid aan te tonen dat communicatiegegevens wel of niet aan een contractant behoren. Het is heel eenvoudig om je voor te doen als iemand anders op het internet. De minister gaat in de Nadere Memorie van Antwoord in zijn reactie op een vraag van de VVD-fractie hierover in op het voorbeeld van verandering van gegevens in een header van een bericht. Volgens de minister zijn niet die gegevens relevant, maar de gegevens in de logfiles van de e-mailserver. Die laatste soort gegevens zijn gerelateerd aan de accounts van de zenders. Is de minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat het account van de zender, zoals die geregistreerd staat bij de provider nog steeds heel gemakkelijk door iemand anders kan worden gebruikt? De toegang tot de meeste e-mailprogramma's wordt beveiligd met wachtwoorden of andere inlogcodes. Maar deze kunnen nog steeds heel gemakkelijk door iemand anders worden gebruikt. Op hoeveel computers hangen geen gele plakkertjes met wachtwoorden of hoeveel computers worden niet door meerdere personen gebruikt? De meeste accounts zijn verbonden aan IP-nummers van computers, niet aan individuele personen. Bovendien wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van dynamische IP-adressen. Hoe motiveert de minister zijn optimisme dat de communicatiegegevens desondanks toch betrouwbaar zijn?

Mdv, tot zover de vragen van mijn fractie over de effectiviteit van de bewaarplicht. Punt blijft echter dat dit wetsvoorstel voortvloeit uit een richtlijn die de lidstaten verplicht tot het invoeren van een wettelijke bewaarplicht van verkeersgegevens. De enige keuzevrijheid die de lidstaten hebben, is het bepalen van de lengte van de bewaartermijn. Die mag variëren van zes tot vierentwintig maanden. Op dit moment bewaren telecommunicatieaanbieders de verkeersgegevens voor facturatiedoeleinden al drie maanden. Met dit wetsvoorstel moeten ze de bewaartermijn met negen maanden verlengen. De gemiddelde doorlooptijd in strafzaken bedraagt zo'n zevenenhalve maand. De meer complexe en ernstiger zaken - waar deze wet juist ook voor bedoeld is
- kennen vaak een langere doorlooptijd.

Willen opsporingsautoriteiten dus iets aan de bewaarde gegevens hebben, dan moeten ze langer dan zes maanden worden bewaard. Twaalf maanden lijkt dan een redelijke termijn. Als deze Kamer het wetsvoorstel afwijst, zal de minister met een nieuw wetsvoorstel komen, waarschijnlijk met een bewaartermijn van zes maanden. Althans dat schat ik in. Afgezien van alle technologische ontwikkelingen die het bereik van de bewaarplicht nog verder doen verkleinen en daarmee de effectiviteit verminderen, zal echter alleen een bewaartermijn van tenminste twaalf maanden enige zin kunnen hebben. Een uitweg waarop we kunnen anticiperen is het aangekondigde evaluatieonderzoek. Tegen de tijd dat een nieuw wetsvoorstel in deze Kamer voorligt, zou de Europese verplichting wel eens van tafel kunnen zijn. Maar of dat een elegante en correcte weg is, valt te betwijfelen.

Mdv, het is een heus dilemma waarvoor deze Kamer staat, in ieder geval voor mijn fractie. Voor de uiteindelijke afweging die mijn fractie zal maken, zijn bepalend de antwoorden die de minister zal geven op de hiervoor gestelde vragen. Met bijzondere belangstelling wacht mijn fractie dan ook de beantwoording van de minister af.