4. Antwoorden nav een schriftelijk overleg inzake kinderwens
verstandelijk gehandicapten
Antwoorden nav een schriftelijk overleg inzake kinderwens verstandelijk
gehandicapten
Kamerstuk, 13 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2937907
13 juli 2009
Geachte voorzitter,
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond
er bij enkele fracties behoefte een aantal aanvullende vragen en
opmerkingen aan mij voor te leggen over de brieven van 11 februari en
23 maart 2009 inzake kinderwens verstandelijk gehandicapten (24 170,
nr. 86 en 93).
Hierbij treft u aan de antwoorden op de op 12 juni 2009 toegezonden
vragen en opmerkingen.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Vragen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen of er nu voldoende kennis en
vaardigheden aanwezig zijn bij betrokken hulpverleners zodat
daadwerkelijk sprake kan zijn van "volledig informeren" op het
specifieke gebied van seksualteit en ouderschap van mensen met een
verstandelijke beperking. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of
ik kan uiteenzetten of er nu voldoende geschikt informatiemateriaal is
voor de doelgroep in begrijpelijke taal en/of beeldmateriaal zodat er
in een vroeg stadium met mensen met een verstandelijke beperking kan
worden gesproken over seksualiteit en het voorkómen van ongewenst
ouderschap.
Het door mijn ambtsvoorganger gevoerde beleid rond kinderwensen bij
mensen met een verstandelijke beperking is nog niet geëvalueerd. Ik
laat op dit moment een quick scan uitvoeren naar het beleid dat door
de MEE-organisaties wordt gevoerd rond deze thematiek. Daarbij wordt
ook geïnventariseerd of er cursussen worden georganiseerd ten behoeve
van deskundigheidsbevordering van medewerkers omtrent kinderwensen van
hun cliënten. Tevens wordt geïnventariseerd of er voldoende en
geschikt voorlichtingsmateriaal beschikbaar is voor de betrokken
cliënten. De resultaten van deze quick scan komen in oktober 2009
beschikbaar. Op grond van de resultaten zal ik bezien of deze
aanleiding geven voor een vervolgonderzoek.
Voorts willen de leden van de CDA-fractie weten of er sprake is van
diversiteit in aanpak en begeleiding rondom dit thema en welke taken
avg-ers en MEE-instellingen in dit traject vervullen.
Er is inderdaad sprake van diversiteit in aanpak en begeleiding rond
dit thema. Zowel de individuele MEE's als de zorginstellingen voeren
rond deze thematiek een eigen beleid omdat de opvattingen over het
omgaan met kinderwensen uiteenlopen. Daar komt bij dat voor iedere
cliënt de situatie weer anders is. Er moet gekeken worden naar de
individuele situatie van mensen, naar de ouderschapscompetenties, de
risicofactoren en de mogelijkheden van het sociale netwerk. Het gaat
namelijk om een samenspel van factoren.
De avg (arts in de zorg voor verstandelijk gehandicapten) heeft een
rol in het begeleiden van de anticonceptievraag bij mensen bij wie de
ouderschapscompetentie door hun verstandelijke handicap tekort kan
schieten. Daarom ook heeft de NVAVG (beroepsvereniging van artsen in
de zorg voor verstandelijk gehandicapten) een standaard opgesteld
waarin zorgvuldigheidseisen rond anticonceptie en ouderschap zijn
geformuleerd. De standaard wordt door de beroepsgroep gebruikt bij het
aanbieden van anticonceptie en bij het (laten) monitoren van
risicogezinnen.
De MEE-organsiatie biedt ondersteuning op alle terreinen van het
dagelijks leven en bij persoonlijke keuzen, zoals het nadenken over
het krijgen van kinderen. Net als bij andere ondersteuningsvragen
wordt er gezocht naar mogelijkheden voor ouderschap. Daarbij houdt de
MEE-consulent rekening met de beperkingen van de cliënt en de
mogelijkheden van het sociale netwerk. Regelmatig komt het voor dat de
kinderwens al is vertaald in een zwangerschap en dat de consulent zich
richt op ondersteuning van de cliënt (en partner) bij het beginnende
ouderschap. Als er eenmaal kinderen zijn, dan biedt MEE ondersteuning
bij de opvoeding.
Tot slot vragen deze leden hoe het staat met de ontwikkeling en
toepassing van richtlijnen en protocollen die in 2004 nog ontbraken
voor een weloverwogen oordeelsvorming op het terrein van anticonceptie
voor mensen met een verstandelijke beperking. Zijn bij de ontwikkeling
van deze protocollen en richtlijnen alle relevante partijen betrokken
waaronder cliëntenorganisaties?
Rond deze thematiek zijn geen richtlijnen of protocollen opgesteld.
Wel is er -zoals hierboven genoemd- door de NVAVG een standaard
opgesteld en is er door de MEE-organisatie een balansmodel ontwikkeld
(waarmee de succes- en belemmerende factoren rond ouderschap in beeld
worden gebracht).
Vragen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of er mogelijkheden zijn om de
sterilisatie voor individuen die aan bijzondere criteria voldoen,
alsnog in het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) op te
nemen. Volgens deze leden is dat mogelijk en zij wijzen daarbij op de
regeling voor sommige ingrepen van plastisch-chirurgische aard en de
behandeling van dyslexie die onder strikte voorwaarden tot het
Zvw-pakket behoort. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken wat
de kosten en de mogelijkheden zijn om sterilisatie voor verstandelijk
gehandicapten onder voorwaarden op te nemen in het basispakket van de
Zvw en zo nee, waarom niet?
De minister van VWS heeft mede namens mij op 23 maart 2009 in zijn
antwoorden op de Kamervragen van de leden Van Gerven en Leijten
meegedeeld dat hij niet bereid is sterilisaties voor verstandelijk
gehandicapten weer in het pakket van de Zvw op te nemen (Kamerstukken
II, 2008/09, Aanhangsel 2043). Zoals de minister in deze antwoorden
heeft meegedeeld, onderschrijft hij de redenen waarom in 2004 is
besloten de behandelingen gericht op sterilisaties uit het verzekerde
pakket te verwijderen zonder daarbij uitzonderingen te maken.
Samengevat zijn deze redenen de volgende.
Met het schrappen van de sterilisaties uit het pakket heeft de
toenmalige minister van VWS in 2004 uitvoering gegeven aan de
aangenomen motie van de leden Schippers en Lambrechts (Kamerstukken II
2003/04, 29 299 XVI, nr. 94). De Kamer heeft met die motie niet
uitgesproken dat bij het verwijderen van de sterilisaties uit het
ziekenfondspakket, voor bepaalde groepen een uitzondering moest worden
gemaakt. Bij het schrappen van de sterilisaties uit het pakket is dan
ook geen onderscheid gemaakt naar gronden voor sterilisaties en zijn
ook geen uitzonderingen gemaakt voor verzekerden met bepaalde
aandoeningen of handicaps. Hiervoor is tevens gekozen met het oog op
de gelijke behandeling van alle verzekerden en om de maatregel zo
eenvoudig mogelijk uitvoerbaar te houden. Deze redenering komt overeen
met de inbreng van de PvdA-fractie.
Gelet op de beslissing om sterilisatie voor gehandicapten -ook onder
strikte voorwaarden- niet weer in het Zvw-pakket op te nemen, is het
door de leden van de VVD-fractie gevraagde onderzoek niet
noodzakelijk.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport