Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Marktanalyse vaste en mobiele
gespreksafgifte

FTA-MTA-2010


- vragenlijst -

OPTA/AM/2009/202661, 16 oktober 2009
Openbaar





Inhoudsopgave


1 Inleiding.........................................................................................................................1
1.1 Doel en inhoud van deze vragenlijst ...................................................................................1
1.2 Verplichting tot antwoorden.................................................................................................2
1.3 Vertrouwelijkheid van de antwoorden..................................................................................3
1.4 Verdere procedure ..............................................................................................................3
1.5 Vragen over de vragenlijst en contactpersoon OPTA .........................................................4
2 Algemeen......................................................................................................................5
2.1 Gelijkwaardige en neutrale benadering...............................................................................5
2.2 Relatie tussen marktanalyse en BULRIC-project................................................................6
2.3 Kleine vaste en mobiele aanbieders en MVNOs.................................................................6
2.4 De aanbeveling van de Commissie.....................................................................................7
3 Marktafbakening...........................................................................................................8 3.1 Algemeen............................................................................................................................8 3.2 Vaste gespreksafgifte..........................................................................................................8 3.2.1 Geografische marktafbakening..................................................................................................8 3.2.2 067x-, 085-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal..........................................................9 3.2.3 Geografische, 088-, 084/087-, 112-, 14xy- en 116xyz-nummers ............................................10 3.3 Mobiele gespreksafgifte ....................................................................................................11
4 Dominantieanalyse ....................................................................................................13 4.1 Gespreksafgifte op vaste 067x-, 0800/09x- en 18xy-nummers.........................................13 4.2 Relevante criteria..............................................................................................................13 4.3 Toetredingsdrempels en potentiële concurrentie ..............................................................16 4.4 Kopersmacht.....................................................................................................................17 4.4.1 Inleiding....................................................................................................................................17 4.4.2 Tariefdifferentiatie op basis van bronnetwerk..........................................................................18 4.4.3 Gezamenlijk belang in redelijke tarieven .................................................................................19 4.4.4 Factoren die de kopersmacht beïnvloeden..............................................................................23 4.4.5 Regulering van een deel van de aanbieders ...........................................................................25 4.4.6 Vragen over SMS-afgfite..........................................................................................................25
5 Mededingingsproblemen...........................................................................................27 5.1 Buitensporig hoge tarieven................................................................................................28 5.2 Toegangsweigering...........................................................................................................30 5.3 Marge-uitholling.................................................................................................................34 5.4 Prijsdiscriminatie...............................................................................................................35
6 Verplichtingen............................................................................................................37 6.1 Doelstelling van regulering................................................................................................37 6.2 Tariefregulering (tariefplafonds)........................................................................................38 6.2.1 Algemeen.................................................................................................................................38 6.2.2 Symmetrie en mogelijke asymmetrie voor mobiele nieuwe toetreders....................................38 OPENBAAR





6.2.3 Verschillende vormen van tariefregulering...............................................................................40 6.3 Toegangsverplichting........................................................................................................48 6.4 Non-discriminatieverplichting ............................................................................................53 6.5 Algemene transparantieverplichting en referentieaanbod.................................................53 6.6 Reguleringskosten ............................................................................................................54
7 Effecten.......................................................................................................................55 7.1 Effectentoets van de Commissie.......................................................................................55 7.2 Effecten op retailprijzen, volumes, winst ...........................................................................56 7.3 Diverse kwantitatieve vragen ............................................................................................58 Annex A Afkortingen, begrippen, documenten....................................................60

OPENBAAR





Inleiding


1 Inleiding

1.1 Doel en inhoud van deze vragenlijst

1. Dit document bevat vragen om informatie te krijgen die het college nodig heeft bij de gecombineerde marktanalyse voor vaste en mobiele gespreksafgifte. Vaste en mobiele gespreksafgifte zijn in de nieuwe aanbeveling relevante markten (hierna: aanbeveling)1 van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) opgenomen als respectievelijk markt 3 en 7.2
2. Het college heeft deze marktanalyse eerder aangekondigd.3 De marktanalyse bestaat uit twee trajecten die parallel worden uitgevoerd. Ten eerste is er de eigenlijke marktanalyse waarvan deze vragenbrief de start vormt. Daarnaast worden door het externe adviesbureau Analyses Mason BULRIC modellen ontwikkeld. Dit tweede traject dient te resulteren in zowel pure BULRIC als plus BULRIC kostprijzen voor vaste en mobiele gespreksafgifte.4 Voor dit traject bestaat een Industry Group BULRIC (IG BULRIC). Het college zal later in deze vragenlijst nog op de relatie tussen deze trajecten ingaan (onderdeel 2.2).

3. Op enkele plaatsen in dit document worden door het college voorlopige bevindingen weergegeven. De bevindingen zijn omwille van de leesbaarheid kort en op hoofdlijnen gemotiveerd. U wordt steeds gevraagd op deze bevindingen te reageren en aan te geven of u zich kunt vinden in de onderliggende motivering. Het college benadrukt dat het gaat om voorlopige bevindingen die onder andere op basis van de antwoorden op de vragen kunnen worden aangepast. Het college is van mening dat in deze aanpak, waarin voorlopige bevindingen worden gegeven, vragen gerichter kunnen worden gesteld waardoor voor marktpartijen de administratieve lasten van deze vragen lager worden.
4. De vragenlijst is in hoofdlijnen gestructureerd langs de stappen van een marktanalyse, zoals marktafbakening, dominantieanalyse, mededingingsproblemen, verplichtingen en effecten. In deze vragenlijst komen alle onderdelen van een marktanalyse (marktafbakening, dominantieanalyse, etc.) aan bod. Om over de gehele marktanalyse vragen te kunnen stellen, wordt er soms voorlopig uitgegaan van bepaalde conclusies met betrekking tot eerdere stappen in de marktanalyse. Dit zijn echter slechts aannames ten behoeve van de vragenlijst. Het college heeft in dit stadium nog geen conclusies getrokken.


1 C(2007) 5406 rev. 1, Aanbeveling relevante markten van de Europese Commissie (PbEG 2007, L344/65).
2 In de voorgaande aanbeveling ging het om markt 9.
3 OPTA/AM/2009/200861, Aankondiging nieuwe gecombineerde marktanalyse FTA en MTA, 9 april 2009. In deze brief informeert OPTA marktpartijen over een in de 2e helft van 2009 te starten nieuwe en gecombineerde marktanalyse voor FTA en MTA. (www.opta.nl/nl/actueel/recente-publicaties/publicatie/?id=2912)
4 Dit traject onlangs gestart met een eerste IG bespreking op 8 september 2009. Aanbieders die lid zijn van deze IG hebben de informatie daarover ontvangen.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 1





Inleiding


5. Veel van de vragen zijn generiek voor vaste en mobiele gespreksafgifte gesteld. Indien het antwoord afhankelijk is van het feit of het vaste of mobiele gespreksafgifte betreft of afhankelijk is van welke specifieke aanbieder(s) het betreft, dan verzoekt het college u dit aan te geven en uw antwoord voor de verschillende situaties te differentiëren.
1.2 Verplichting tot antwoorden

6. Het college heeft de in Tabel 1 genoemde bedrijven aangeschreven met een vordering van de in dit document gevraagde informatie. Dit betreffende partijen met meer dan vijf procent marktaandeel op de retailmarkt voor vaste of mobiele telefonie. Al deze bedrijven zijn verplicht alle vragen in dit document te beantwoorden, tenzij expliciet is aangegeven dat de vraag facultatief is of alleen is bedoeld voor bepaalde aanbieders. Vragen die specifiek zijn bedoeld voor bepaalde aanbieders, zijn aan het begin gemarkeerd met een vetgedrukte tekst die aangeeft voor welke aanbieder de vraag is (aangegeven als bijvoorbeeld of indien de vraag alleen voor vaste of mobiele aanbieders is bedoeld).5 Facultatieve vragen zijn aangegeven met de markering: . Markt Bedrijf
Vast, Mobiel KPN
Vast Ziggo
Vast UPC
Mobiel T-Mobile
Mobiel Vodafone
Tabel 1. Partijen met een verplichting om te antwoorden.

Overige aanbieders van vaste en mobiele afgifte

7. Het college heeft verder alle andere aanbieders van vaste en mobiele gespreksafgifte aangeschreven. Deze aanbieders zijn opgenomen in Tabel 2. Hoewel deze partijen niet verplicht zijn tot het beantwoorden van de vragen, verzoekt het college deze bedrijven wel de vragen te beantwoorden. Het college benadrukt dat ook van deze kleinere bedrijven wordt onderzocht of zij AMM hebben voor gespreksafgifte. Ook deze kleinere bedrijven zullen worden gereguleerd indien AMM wordt vastgesteld en regulering passend is.

8. Indien u van mening bent dat er bepaalde bedrijven in de tabel ontbreken, dan verzoekt het college u contact op te nemen met de in paragraaf 1.4 genoemde contactpersoon.


5 Natuurlijk kunnen mobiele aanbieders ook op de vragen voor vast antwoorden, en vice versa, indien zij dit relevant achten. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 2





Inleiding

Bedrijf Bedrijf ACN Europe B.V. Infopact Netwerkdiensten B.V. Barablu Benelux Ltd Inmo B.V. BBned N.V. Lycamobile Netherlands Ltd. Blyk.nl N.V. Orange Business Netherlands B.V. BT Nederland N.V. Ortel Telecom Internationaal B.V. CAIW Diensten B.V. PLEX Telecom B.V. Colt Telecom B.V. Priority Telecom Netherlands B.V. Coolwave Communications B.V. Scarlet Telecom B.V. Easynet Nederland B.V. Schiphol Telematics Edutel B.V. Solcon Internetdiensten B.V. Elephant Talk Communications SpeakUp B.V. EspritXB Tele2 Nederland B.V. Global Call B.V. Teleena Holding B.V. Global-E B.V. Telio Netherlands B.V. GnTel B.V. Tismi B.V. Hilf Telecom B.V. U-wiss B.V. Infonet Broadband Services Verizon Nederland B.V. Tabel 2. Andere aangeschreven aanbieders.

1.3 Vertrouwelijkheid van de antwoorden
De antwoorden beschouwt het college als openbaar tenzij u expliciet en gemotiveerd aangeeft dat bepaalde informatie bedrijfsvertrouwelijk is. Het college verzoekt u om dit duidelijk te markeren en aan te geven waarom de informatie bedrijfsvertrouwelijk is. Indien (onderdelen van) uw antwoorden vertrouwelijk zijn dan dient naast de vertrouwelijke versie van de antwoorden ook een openbare versie te worden verstrekt.

1.4 Verdere procedure
9. Op basis van de antwoorden van deze vragenlijst zal het college de verdere analyse uitvoeren en het ontwerpmarktanalysebesluit nemen. Dat ontwerpbesluit is gepland voor april 2010. Tussen deze vragenlijst en het ontwerpbesluit zijn geen verdere consultaties en vragenlijsten meer gepland. Mochten er nog vragen resteren dan zullen die op ad hoc basis nog aan aanbieders worden gesteld. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 3





Inleiding


1.5 Vragen over de vragenlijst en contactpersoon OPTA 10. Indien u vragen heeft over deze vragenlijst, dan kunt u contact opnemen met de heer De Kleijn (070 ­ 315 35 83), e-mail: MA-gespreksafgifte@opta.nl.

OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 4





Algemeen


2 Algemeen
11. Dit hoofdstuk behandelt zaken die algemeen zijn voor de hierna volgende hoofdstukken over specifieke onderwerpen zoals marktafbakening en dominantieanalyse. 12. Het college verzoekt u ook zaken die niet in deze vragenlijst worden behandeld en die naar uw mening wel relevant zijn, thans in reactie op deze vragenlijst te vermelden.
2.1 Gelijkwaardige en neutrale benadering
13. Het college acht het van groot belang dat deze analyse op een ten aanzien van vaste en mobiele aanbieders gelijkwaardige en neutrale wijze wordt uitgevoerd en dat de uit deze analyse mogelijk volgende verplichtingen op gelijkwaardige en neutrale wijze worden ingevuld. 14. Dit belang wordt gedreven door de toenemende convergentie tussen vaste en mobiele netwerken, technieken en diensten. In die convergentie kunnen drie elementen worden onderscheiden. Ten eerste convergeert de vaste en mobiele technologie. De verwachting is dat vaste en mobiele netwerken steeds meer op elkaar zullen lijken. Voorbeelden hiervan zijn de toekomstige NGN core van vaste en mobiele netwerken. Een ander voorbeeld zijn de mogelijk toekomstige mobiele femtocelldiensten, waarin de draadloze verbinding die wordt gemaakt in de woning van de mobiele gebruiker, zich beperkt tot een zender(/ontvanger) in de woning waarna het gesprek verder over een vast netwerk wordt gerouteerd. Voor dergelijke gesprekken vermindert het verschil in de netwerkstructuur ten opzichte van een volledig vast netwerk. 15. Ten tweede convergeren vaste en mobiele retaildiensten in toenemende mate. Vooral mobiele diensten zullen naar verwachting in toenemende mate een substituut worden van vaste diensten.6 Dit is af te leiden uit het toenemende aantal gebruikers dat alleen nog maar een mobiele aansluiting heeft (mobile-only gebruikers) en mobiele diensten (of aanvullende tariefpakketten) die zijn gericht op concurrentie met vaste diensten. Veel gesprekken vanuit de woningen van gebruikers die vroeger via een vaste telefonieaansluiting werden gevoerd, worden in toenemende mate via mobiele aansluitingen gevoerd. Vaste en mobiele telefonie worden daardoor steeds meer op dezelfde wijze gebruikt waardoor de grens tussen de diensten minder scherp te trekken is. 16. Ten derde lijken steeds meer van oorsprong puur mobiele aanbieders ook vaste diensten te gaan aanbieden, en zullen van oorsprong puur vaste aanbieders in de toekomst wellicht ook mobiele diensten gaan aanbieden.


6 Dit wil niet zeggen dat mobiele diensten daarmee een effectief substituut worden van vaste diensten in de zin dat mobiele diensten tot de markt van vaste diensten zullen gaan behoren. Er wordt hier alleen een uitspraak gedaan over dat de substitueerbaarheid toeneemt.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 5





Algemeen

17. Al deze ontwikkelingen resulteren erin dat de vaste en mobiele retailmarkten steeds meer naar elkaar toe groeien en de concurrentie tussen aanbieders steeds meer verweven wordt. Dat maakt het cruciaal om in geval regulering passend is, vaste en mobiele afgifte op een neutrale manier te reguleren. Indien dit niet het geval is dan zal de concurrentieverhouding tussen vaste en mobiele aanbieders en diensten worden verstoord. Een dergelijke verstoring en de nadelige effecten ervan zijn dan te vergelijken met de gevolgen van de aanwezigheid van asymmetrische tariefplafonds binnen vaste en binnen mobiele diensten (zonder dat aan die asymmetrie exogene kostenverschillen ten grondslag liggen).
18. Een gelijkwaardige en neutrale benadering en mogelijk regulering van vaste en mobiele afgifte, betekent niet dat de tariefplafonds van vaste en mobiele afgifte gelijk dienen te zijn. Er kunnen immers exogene kostenverschillen zijn tussen enerzijds vaste en anderzijds mobiele diensten die een verschil in afgiftetarief kunnen rechtvaardigen. Wel dient de methodiek waarmee de kostprijs van vaste en mobiele gespreksafgifte wordt bepaald, in beginsel gelijk te zijn en dient het vaststellen en toerekenen van kosten op een gelijkwaardige wijze te gebeuren.
2.2 Relatie tussen marktanalyse en BULRIC-project 19. Voor deze marktanalyse worden in een separaat project BULRIC kostenmodellen voor vaste en mobiele gespreksafgifte ontwikkeld. Voor dat traject vindt de communicatie met marktpartijen plaats via de IG BULRIC. De IG BULRIC houdt zich uitsluitend bezig met de ontwikkeling van de BULRIC modellen. Resultaat van dat BULRIC traject zijn verschillende kostprijzen voor vaste en mobiele afgifte en bij toepassing van verschillende soorten BULRIC methodieken, zoals plus BULRIC (met opslag voor niet-incrementele kosten) en pure BULRIC (met uitsluitend incrementele kosten). De eigenlijke marktanalyse wordt uitgevoerd in het hoofdtraject.
2.3 Kleine vaste en mobiele aanbieders en MVNOs 20. Het college benadrukt dat de analyse betrekking heeft op alle aanbieders van vaste of mobiele gespreksafgifte ongeacht hun grootte of de aard van het bedrijfsmodel. Ook Mobile Virtual Network Operators (MVNOs), Mobile Virtual Network Enablers7 (MVNEs) of Mobile Virtual Network Aggregators (hierna allen aangeduid als: MVNOs) die gespreksafgifte aanbieden vallen onder deze analyse. Het college ziet op voorhand geen eigenschappen van deze kleinere aanbieders en aanbieders met een ander bedrijfsmodel, die hun positie voor wat betreft het leveren van gespreksafgifte fundamenteel anders maken dan die van grotere netwerkaanbieders. Kleine aanbieders en aanbieders met een ander bedrijfsmodel zijn in het algemeen wel anders wat betreft hun positie op de onderliggende retailmarkten. Voor hun positie of gespreksafgifte lijkt dit echter niet relevant. Indien er sprake zou zijn van AMM en potentiële mededingingsproblemen in het algemeen, dan lijkt regulering voor deze kleinere, andere aanbieders ook passend.

7 Zie voor meer uitleg: http://en.wikipedia.org/wiki/MVNE. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 6





Algemeen


1. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, welke voor de levering van gespreksafgifte relevante verschillen zijn er naar uw mening en waarom zijn deze naar uw mening relevant?
2.4 De aanbeveling van de Commissie
21. De aanbeveling van de Commissie over de regulering van vaste en mobiele gespreksafgifte tarieven8 (hierna: aanbeveling gespreksafgiftetarieven) speelt een belangrijke rol bij de invulling van eventuele tariefregulering. De status van aanbevelingen is juridisch verankerd in artikel 1.3, tweede en derde lid, van de Tw. Het artikel 1.3, tweede lid, Tw bepaalt: "Het college houdt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening met de aanbevelingen van de Commissie als bedoeld in artikel 19, eerste lid van richtlijn nr. 2002/21/EG ". Artikel 19, eerste lid, van de kaderrichtlijn spreekt van "... zoveel mogelijk rekening houden met die aanbeveling" ("the utmust account"). Artikel 1.3, derde lid, Tw bepaalt dat indien het college geen toepassing geeft aan een dergelijke aanbeveling, hij de Commissie en de Nederlandse Minister van Economische Zaken informeert onder vermelding van redenen.


8 Commission Recommendation on the Regulatory Treatment of Fixed and Mobile Termination Rates in the EU, C(2009) 3359 final, 7 mei 2009.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 7





Marktafbakening


3 Marktafbakening
22. Dit hoofdstuk bevat de primair aan de marktafbakening gerelateerde vragen
3.1 Algemeen
23. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande marktanalyses met betrekking tot vaste en mobiele gespreksafgifte. De vragen over afgifte zijn opgesplitst in vragen over vaste afgifte en mobiele afgifte. 3.2 Vaste gespreksafgifte
24. Het bestaande marktanalysebesluit voor vaste gespreksafgifte9 (hierna: FTA-2-besluit) onderscheidde de in de ondertaande tabel genoemde relevante productmarkten. Markt Afzonderlijk Gereguleerd netwerk 10 a gespreksafgifte op geografische, 088-, 084/087-, 112, 14xy- en 116xyz- Ja Ja nummers op een afzonderlijk netwerk
b gespreksafgifte op 06760-nummers en 067-nummers ten behoeve van Nee Nee internetdiensten en datadiensten, 0800/090x-nummers ten behoeve van vervolgdiensten, 085,- 18xy-nummers en afgifte op internationale nummers Tabel 3. In de bestaande marktanalyse afgebakende markten.

3.2.1 Geografische marktafbakening
25. In alle gevallen gaat het om markten voor vaste gespreksafgifte in geheel Nederland. Immers, er waren geen geografische verschillen die vroegen om een afbakening van verschillende geografische markten.

2. Onderschrijft u dat nu en voor de komende reguleringsperiode11 nog steeds sprake is van afgiftemarkten voor geheel Nederland? Zo nee, waarom niet?

9 OPTA/AM/2008/202723, Marktanalyse vaste gespreksafgifte, 19 december 2008. 10 "Op een afzonderlijk netwerk" geeft aan of de markt beperkt is tot afgifte op het netwerk van één aanbieder of niet. 11 Komende reguleringsperiode is de periode van medio 2010 tot en met medio 2013. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 8





Marktafbakening


3.2.2 067x-, 085-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal 26. Van de in Tabel 3 genoemde markten zijn alleen de onder a genoemde markten gereguleerd. De onder b genoemde diensten bevinden zich niet in de markten voor gespreksafgifte op een afzonderlijk netwerk en mede daarom is van die diensten in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat deze effectief concurrerend zijn.12 Voor gespreksopbouw voor bellen naar 0800/090x/18xy-nummers heeft het college het voornemen een separate vragenbrief te sturen. 27. Samengevat is de conclusie van effectieve concurrentie gebaseerd op het feit dat er voor bellen naar deze nummers (067x-, 085-, 0800/090x/18xy-nummers en internationaal) alternatieven (substituten) zijn die maken dat verschillende aanbieders met elkaar concurreren. Zo concurreren aanbieders van nummers voor internettoegang en toegang tot datadiensten met elkaar op de retaildiensten voor internetinbeltoegang. Gebruikers kunnen daarbij een keuze maken tussen verschillende aanbieders van deze diensten. Dat geldt ook voor informatiediensten: gebruikers kunnen een keuze maken tussen verschillende concurrerende informatienummers. Naast deze substitutie door eindgebruikers kunnen aanbieders met deze nummers (aanbieders van de informatiedienst of internetdienst) ook overstappen op een ander netwerk waarop zij zijn gekoppeld. Dit voorkomt dat de netwerken waarop door aanbieders met deze nummers wordt gekoppeld, een dominante positie krijgen.13
28. De 085-nummers zijn wat betreft concurrentieomstandigheden vergelijkbaar met geografische nummers. Vanuit het nummerplan geldt echter al een maximum afgiftetarief, waarmee eventuele mededingingsproblemen al zijn geremedieerd. Daarom blijft bellen naar deze nummers hier verder buiten beschouwing.
29. Voor internationale bestemmingen geldt dat aanbieders op wholesaleniveau een keuze kunnen maken tussen verschillende concurrerende aanbieders die gesprekken naar buitenlandse bestemmingen routeren. In het voorgaande marktanalysebesluit is de markt voor gespreksafgifte op internationale nummers niet afgebakend omdat het college alleen bevoegd is ten aanzien van gespreksafgifte op aansluitingen in Nederland.14
3. Is de concurrentiesituatie voor gespreksafgifte op deze nummers gewijzigd sinds de laatste marktanalyse of zal die naar uw mening gaan wijzigen in de komende reguleringsperiode? Zo ja, welke wijzigingen hebben zich voorgedaan of gaan zich naar uw mening voordoen en waarom?

12 FTA-2-besluit paragraaf 5.4.1, randnummer 190.
13 Het gaat hier om de netwerken die een tussenschakel vormen tussen het netwerk van de eindgebruiker die belt en het netwerk (of het platform) van de aanbieder die de informatiedienst of internetdienst levert. 14 Zie FTA-1-besluit, randnummer 212.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 9





Marktafbakening

3.2.3 Geografische, 088-, 084/087-, 112-, 14xy- en 116xyz-nummers 30. Voor bellen naar geografische, 088-, 084/087- en 112-, 14xy-15 en 16xyz-nummers16 bestaat voor de bellende gebruiker nauwelijks een alternatief. Het bellen naar een dergelijk nummer kan niet goed worden vervangen door bellen naar een ander nummer (er is geen substituut). Een nummer uit deze categorie wordt altijd bediend (is altijd aangesloten op) één netwerk. Daarom is in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat ieder afzonderlijk vast netwerk een separate relevante markt is. Op deze markten hebben de aanbieders daarom een marktaandeel van honderd procent. 31. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande marktanalyse vaste gespreksafgifte.

4. Zijn de concurrentievoorwaarden17 (en/of de voor marktafbakening relevante factoren) voor gespreksafgifte op deze nummers gewijzigd sinds de laatste marktanalyse of zal die naar uw mening gaan wijzigen in de komende reguleringsperiode? Zo ja, welke wijzigingen hebben zich voorgedaan of gaan zich naar uw mening voordoen en waarom?
5. Zijn er voor gespreksafgifte op deze categorieën nummers onderlinge verschillen in de concurrentievoorwaarden? Zo ja, welke verschillen zijn dit en zijn de verschillen zodanig dat gesproken kan worden van verschillende relevante markten?
6. Met welk percentage verandert uw afzet van de dienst vaste gespreksafgifte indien de tarieven daarvan met tien procent stijgen?18 Graag indien mogelijk illustreren met daadwerkelijke prijsveranderingen en de mate waarin uw afzet daar daadwerkelijk op heeft gereageerd. Maak indien relevant een onderscheid tussen de verschillende categorieën nummers. (in deze vraag gaat het om de wholesale-elasticiteit, zie ook vraag 114 die gaat over retailelasticiteiten).

7. In welke mate vormt, voor personen die bereikbaar zijn op zowel een vaste als mobiele aansluiting, het bellen naar de mobiele aansluiting een alternatief voor het bellen naar de vaste aansluiting? Welke mate van prijsdruk op gespreksafgifte levert dit naar uw mening op.

15 14xy-nummers maken sinds april 2006 onderdeel uit van het nationale nummerplan. 14xy(z)-nummers zijn bedoeld voor bijvoorbeeld gemeentehuizen. In het nummerplan is opgenomen dat er geen kosten voor de informatie in rekening mogen worden gebracht.
16 16xy-nummers zijn nummers met maatschappelijk belang die in heel Europa dezelfde bestemming hebben. 116000 is bijvoorbeeld een nummer voor vermiste kinderen.
17 Concurrentievoorwaarden, zijn karakteristieken van of factoren op de markt die de mate van concurrentie van de markt in het algemeen beïnvloeden of die de concurrentie tussen aanbieders op die markt beïnvloeden. 18 Of anders geformuleerd: wat is de prijselasticiteit voor vaste gespreksafgifte op deze categorieën nummers? OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 10





Marktafbakening


8. Ziet u nu (of in de komende 3 á 5 jaar) technische of andere ontwikkelingen die zorgen dat een beller (die een gesprek initieert) of zijn aanbieder een alternatief krijgt om een abonnee te bereiken via een ander netwerk dan het netwerk van de aanbieder die de gebelde abonnee bedient? (laat de in vraag 7 genoemde mogelijkheid hier buiten beschouwing). Dit kan bijvoorbeeld gaan om Skype-achtige diensten (zie hiervoor ook onderdeel 4.3). Zo ja, geef dan een gedetailleerde beschrijving van deze ontwikkelingen en uw visie omtrent de kans dat deze ontwikkelingen zich voordoen en het effect op de concurrentie in de afgiftemarkten.
9. Bent u van mening dat de marktafbakening in het bestaande marktanalysebesluit nog steeds juist is? Zo nee, waarom niet?
3.3 Mobiele gespreksafgifte
32. Het bestaande marktanalysebesluit voor mobiele gespreksafgifte19 (hierna: MTA-2b-besluit) onderscheidde de afzonderlijke relevante wholesalemarkten voor gespreksafgifte op mobiele netwerken in Nederland, alsmede van een afzonderlijke relevante wholesalemarkt voor gespreksafgifte op een mobiel virtueel netwerk in Nederland. Concreet ging het om markten voor mobiele gespreksafgifte, ofwel gespreksafgifte op mobiele nummers (06-nummers), op de mobiele netwerken van mobiele netwerkaanbieders en de (toen) grootste MVNO, Tele2. 33. Evenals bij vaste gespreksafgifte geldt bij mobiele gespreksafgifte dat het bellen naar een bepaalde persoon op een mobiele aansluiting (mobiel nummer) niet kan worden vervangen door een andere dienst (er is geen substituut). Een mobiel nummer wordt altijd bediend door (is altijd aangesloten op) slechts één netwerk. Het bellen van de betreffende persoon op zijn vaste telefoonaansluiting is mogelijk voor abonnees met een mobiele en vaste telefoonaansluiting, doch is geen voldoende substituut. Relevant daarbij is dat het bellen naar een vaste aansluiting als alternatief voor bellen naar een mobiele aansluiting vaak het uitstellen van een gesprek vereist tot een moment dat de persoon bereikbaar is op een vaste aansluiting. Ook geldt dat niet alle mobiele abonnees een vaste aansluiting hebben. Daarom is in het bestaande marktanalysebesluit geconcludeerd dat ieder afzonderlijk netwerk een separate relevante markt is. Op deze markten hebben de aanbieders daarom een marktaandeel van honderd procent.
34. Het college is vooralsnog van mening dat er wat betreft marktafbakening geen significante wijzigingen hebben plaatsgevonden (en ook niet te voorzien zijn) ten opzichte van de voorgaande vaste marktanalyse. De in het bestaande marktanalysebesluit mobiele gespreksafgifte vastgestelde markten zijn daarom vooralsnog relevant voor de komende reguleringsperiode. Het college gaat er hierbij van uit dat de omstandigheden voor MVNO's onderling niet wezenlijk zullen verschillen, zodat ook kleinere MVNO's nadrukkelijk in de marktanalyse worden betrokken.

19 OPTA/TN/2007/201479, 30 juli 2007 aangepast met OPTA/AM/2008/202914, 19 december 2008. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 11





Marktafbakening


10. Zijn de concurrentievoorwaarden (en/of de voor marktafbakening relevante factoren) voor gespreksafgifte op mobiele netwerken gewijzigd sinds de laatste marktanalyse of zal die naar uw mening gaan wijzigen in de komende reguleringsperiode? Zo ja, welke wijzigingen hebben zich voorgedaan of gaan zich naar uw mening voordoen en waarom?
11. Met welk percentage verandert uw afzet van de dienst mobiele gespreksafgifte indien de tarieven daarvan met tien procent stijgen?20 Graag indien mogelijk illustreren met daadwerkelijke prijsveranderingen en de mate waarin uw afzet daar daadwerkelijk op heeft gereageerd. Maak indien relevant een onderscheid tussen de verschillende categorieën nummers.
12. In welke mate vormt, voor personen die bereikbaar zijn op zowel een vaste als mobiele aansluiting, het bellen naar de vaste aansluiting een alternatief voor het bellen naar de mobiele aansluiting? Welke mate van prijsdruk op gespreksafgifte levert dit naar uw mening op.
13. Ziet u nu (of in de komende 3 á 5 jaar) technische of andere ontwikkelingen die zorgen dat een beller (die een gesprek initieert) of zijn aanbieder een alternatief krijgt om een abonnee te bereiken via een ander netwerk dan het netwerk van de aanbieder die de gebelde abonnee bedient? (laat de in vraag 7 genoemde mogelijkheid hier buiten beschouwing). Dit kan bijvoorbeeld gaan om Skype-achtige diensten (zie hiervoor ook onderdeel 4.3). Zo ja, geef dan een gedetailleerde beschrijving van deze ontwikkelingen en uw visie omtrent de kans dat deze ontwikkelingen zich voordoen en het effect op de concurrentie in de afgiftemarkten.
14. Bent u van mening dat de marktafbakening in het bestaande marktanalysebesluit nog steeds juist is? Zo nee, waarom niet?

20 Of anders geformuleerd: wat is de prijselasticiteit voor vaste gespreksafgifte op deze categorieën nummers? OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 12





Dominantieanalyse


4 Dominantieanalyse
35. Dit hoofdstuk bevat de primair aan de dominantieanalyse gerelateerde vragen. Het college richt zich, behoudens in de eerste paragraaf, op markten voor gespreksafgifte op afzonderlijke vaste en mobiele netwerken. Op deze markten voor afzonderlijke netwerken hebben alle aanbieders een marktaandeel van honderd procent en is toetreding in beginsel niet mogelijk. Dit betekent dat kopersmacht de belangrijkste relevante factor is die aanmerkelijke marktmacht kan voorkomen. Onderdeel 4.2 gaat nader in op andere criteria voor marktmacht en de reden waarom die niet zijn gebruikt.

15. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 4.1 Gespreksafgifte op vaste 067x-, 0800/09x- en 18xy-nummers 36. Het college is vooralsnog van mening dat de concurrentievoorwaarden voor gespreksafgifte op deze nummers niet wezenlijk zijn gewijzigd. In het bestaande marktanalysebesluit is geconcludeerd dat de markten voor gespreksafgifte op deze nummers effectief concurrerend zijn. Vooralsnog lijkt dit daarom ook nu nog het geval (zie paragraaf 3.2.2).
16. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 4.2 Relevante criteria
37. Een in vorige marktanalyses voor vaste en mobiele gespreksafgifte terugkerend punt in de zienswijze van aanbieders, is de stelling dat het college niet alle relevante criteria gebruikt voor het vaststellen van AMM. In het FTA-2-besluit heeft het college in onderdeel G.3.1. gereageerd op die zienswijze. De onderstaande tekst is grotendeels gebaseerd op de tekst uit dat FTA-2-besluit en is, met uitzondering van de passages over de verticale integratie van KPN, ook relevant voor mobiele gespreksafgifte.
38. Het college gebruikt in de dominantieanalyse vier criteria, te weten: marktaandeel, toetredingsdrempels, potentiële concurrentie en kopersmacht. In voorgaande zienswijzen op marktanalyse besluiten hebben enkele partijen aangegeven dat schaal- en breedtevoordelen, geografische dekking van het netwerk en verticale integratie van KPN, factoren zijn die er toe leiden dat concurrenten van KPN steeds rekening moeten houden met de reactie van KPN op hun marktgedragingen. Partijen stellen daarnaast dat het college een doorslaggevende betekenis aan het marktaandeel toekent en dat dit in strijd is met de richtsnoeren. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 13





Dominantieanalyse

39. In reactie hierop benadrukt het college dat in het kader van een dominantieanalyse een zeer hoog marktaandeel van honderd procent een zeer sterke indicatie is dat een partij AMM heeft. Dit blijkt ook uit randnummer 75 van de richtsnoeren waarin de Commissie er expliciet op wijst dat volgens de jurisprudentie een zeer groot marktaandeel van meer dan vijftig procent op zichzelf al een bewijs vormt van een machtspositie, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten. In het geval van de markt voor gespreksafgifte, waar partijen zelfs een marktaandeel van honderd procent hebben, kunnen dus slechts uitzonderlijke omstandigheden leiden tot een andere conclusie dan dat een partij AMM heeft. 40. In randnummer 78 van de richtsnoeren staat dat het college een grondige en complete analyse dient te maken van de economische kenmerken van de markt. In dit zelfde randnummer worden een aantal criteria genoemd die daartoe kunnen worden meegenomen. Het college heeft om deze reden de relevante criteria in de analyse betrokken ten einde te toetsen of deze apart of samen de uitzonderlijke omstandigheid vormen die AMM voorkomt, te weten toetredingsdrempels, potentiële concurrentie en kopersmacht. Bij deze analyse van kopersmacht wordt overigens in bredere zin gekeken naar de kenmerken van partijen.
41. Het is voor het hebben van AMM niet noodzakelijk om zich volledig onafhankelijk te gedragen ten opzichte van concurrenten en consumenten. Het is noodzakelijk dat een partij zich in belangrijke mate onafhankelijk kan gedragen ­ concreter ­ in is staat mededingingsproblemen te veroorzaken zoals buitensporig hoge tarieven of marge-uitholling. Partijen volstaan in hun zienswijze en bedenkingen vaak met de stelling dat zij, als gevolg van schaal- en breedtevoordelen, geografische dekking van het netwerk en verticale integratie van KPN, steeds rekening moeten houden met de reactie van KPN op marktgedragingen. Hierbij motiveren deze partijen niet in hoeverre dit van invloed is op hun mogelijkheden om zich onafhankelijk te gedragen bij bijvoorbeeld de bepaling van afgiftetarieven. Het college acht het aannemelijk dat partijen zich bijvoorbeeld bij een verhoging van hun afgiftetarieven zullen afvragen hoe KPN reageert. Hetzelfde zal KPN vermoedelijk doen wanneer zij overweegt haar afgiftetarieven te verhogen. Iedere aanbieder zal zich dat waarschijnlijk afvragen. Dat betekent echter niet dat partijen zich niet in belangrijke mate onafhankelijk kunnen gedragen. 42. Om een criterium voor de dominantieanalyse relevant te maken, is het noodzakelijk dat een mechanisme wordt geïdentificeerd dat dominantie (en mededingingsproblemen) mogelijk kan maken of voorkomen. Partijen noemen geen mechanisme dat is gerelateerd aan schaal- en breedtevoordelen, geografische dekking en verticale integratie, die voldoende ingrijpen op de mogelijkheden en het gedrag van partijen op de afgiftemarkten, om te constateren dat partijen zich niet in belangrijke mate onafhankelijk kunnen gedragen. Het college heeft dat mechanisme ook niet uit de door partijen genoemde criteria kunnen afleiden. 43. Gedrag van aanbieders van gespreksafgifte, waaronder voor de prijsstelling daarvan, wordt gelet op het honderd procent marktaandeel van aanbieders in beginsel slechts beïnvloed door de prijselasticiteit van de vraag voor telefonieverkeer, de marginale kosten en eventuele kopersmacht. Die vraagelasticiteit bepaalt in welke mate gebruikers minder gaan bellen bij prijsstijgingen en is voor deze dienst zeer laag. Hoe lager de prijselasticiteit hoe hoger de monopolieprijs en ook hoe hoger de marginale kosten, hoe hoger de monopolieprijs. Deze zaken volgen rechtstreeks uit de economische theorie. Een mogelijk aan schaal- en breedtevoordelen gerelateerd mechanisme, is dat schaal- OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 14





Dominantieanalyse

breedtevoordelen zouden kunnen resulteren in hogere marginale kosten en zo zouden kunnen resulteren in een prikkel om hogere tarieven te hanteren bij aanbieders met een kleine schaal en/of weinig breedtevoordelen. Het lijkt het college echter niet aannemelijk dat kleinere aanbieders hogere marginale kosten zullen hebben. Daarom werkt het college dit mechanisme, via welke kleinere aanbieders een sterkere prikkel tot het zetten van hogere tarieven hebben, hier niet verder uit. 44. De andere criteria die partijen hier noemen en die het college niet heeft gebruikt, grijpen niet in op de prijselasticiteit en de marginale kosten. Alleen het marktaandeel van partijen op de retailmarkten heeft invloed. Het college gaat daar hierna op in. Marktaandeel op de retailmarkten
45. Het marktaandeel van aanbieders op de retailmarkt kan invloed hebben op de dominantie voor gespreksafgifte. Het relevante mechanisme is dat kleine aanbieders op de retailmarkten voor telefonie in staat zijn om hun afgiftetarieven verder te verhogen dan grotere aanbieders. Geografische dekking
46. Het college identificeert geen invloed van de factor geografische dekking van het netwerk van de aanbieder van vaste of mobiele gespreksafgifte op de mogelijkheden, prikkels en het gedrag van een dergelijke aanbieder. Zo is niet in te zien waarom een aanbieder die een regio (of een gebied als Schiphol) dekt, zich anders kan gedragen wat betreft gespreksafgifte dan een aanbieder die heel Nederland dekt. Wel is een aanbieder die een klein gebied dekt in de meeste gevallen kleiner dan een aanbieder die een groot gebied dekt, maar dat zijn verschillen die al worden gedekt door schaal- en breedtevoordelen en marktaandeel op de retailmarkten. Verticale integratie van KPN (specifiek voor vast) 47. Het college identificeert geen invloed van de factor verticale integratie van KPN als aanbieder van vaste gespreksafgifte die niet al is meegenomen en geadresseerd in het marktanalysebesluit vaste telefonie.21 Als gevolg van dat besluit zijn aan KPN gedragsregels opgelegd om onder andere het aan verticale integratie gerelateerde effect van marge-uitholling te voorkomen. Die verplichtingen worden in de huidige analyse als aanwezig beschouwd.
Distributie- en verkoopnetwerk
48. Marktpartijen stellen in hun zienswijzen ook vaak dat KPN beschikt over een omvangrijk distributie- en verkoopnetwerk met landelijke dekking, terwijl kleinere aanbieders hun diensten slechts aan een beperkt aantal klanten levert en Schiphol Telematics slechts op een beperkt gebied voor een beperkt aantal klanten opereert. Dat verschil is volgens partijen van belang. Op geografische dekking is het college hiervoor al ingegaan.

21 AMM en mededingingsproblemen op de retailmarkten voor vaste telefonie, zonder wholesale regulering, worden geadresseerd op de markten (residentieel en zakelijk) voor (vaste) gespreksopbouw en toegang tot de (vaste) telefonieaansluiting. Door toegang op die markten mogelijk te maken wordt de concurrentie op de retailmarkten voor vaste telefonie versterkt.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 15





Dominantieanalyse

49. Het college identificeert geen invloed van een sterk ontwikkeld distributienetwerk op de mogelijkheden, prikkels en het gedrag van aanbieders van gespreksafgifte. Zo is niet in te zien welke andere mogelijkheden een aanbieder zonder enig distributienetwerk heeft ten opzichte van een aanbieder met een sterkt distributienetwerk zoals KPN. Het criterium is gerelateerd aan de concurrentiekracht waarmee aanbieders retaildiensten kunnen verkopen. Die concurrentiekracht is echter niet relevant bij het aanbieden gespreksafgifte op de wholesalemarkt. Die dienst vereist immers geen verkoopinspanning, doch is een noodzakelijke bouwsteen voor andere aanbieders die zichzelf verkoopt. Het college constateert daarom dat er geen bekende mechanismen zijn, waardoor deze zaken de gedragingen en mogelijkheden van partijen bij het aanbieden van gespreksafgifte beïnvloeden.
Relevant voor retailanalyses
50. De criteria die door marktpartijen worden genoemd en hiervoor zijn behandeld, zijn overigens wel relevant bij de eventuele analyse van onderliggende retailmarkten. In de retailanalyse die bijvoorbeeld wordt uitgevoerd in het marktanalysebesluit telefonie, worden die criteria ook door het college gebruikt.
Conclusie
51. Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat marktaandeel, toetredingsdrempels, potentiële concurrentie en kopersmacht de enige relevante criteria zijn bij de dominantieanalyse.
17. Onderschrijft u de voorgaande conclusie? Zo nee, welke criteria zijn volgens u ook relevant en hoe beïnvloeden zij de marktmacht? Geef daarbij aan waarom u de hiervoor gegeven analyse van het college niet onderschrijft.
4.3 Toetredingsdrempels en potentiële concurrentie 52. Het bestaan van toetredingsdrempels tot een relevante markt en het ontbreken van potentiële concurrenten op deze markt zijn omstandigheden die de dominantie van een aanbieder versterken en mede bepalen. Gezien de sterke samenhang van deze criteria in het geval van gespreksafgifte behandelt het college deze criteria hieronder gezamenlijk. 53. Voor gespreksafgifte lijken geen volwaardige substituten op de markt te bestaan. De aanbieder blijft in alle gevallen de enige aanbieder van gespreksafgifte op zijn eigen netwerk. Toetreding tot de relevante markt is niet mogelijk omdat de aanbieder van een telefoonnetwerk de toegang tot zijn eindgebruikers volledig beheerst en alleen hij het spraakverkeer bij deze klanten kan afleveren. 54. De introductie van IP-technologie zou er op termijn mogelijk voor kunnen zorgen dat een eindgebruiker via meerdere aanbieders van gespreksafgifte bereikbaar wordt. Indien een groot deel van de gebruikers een groot deel van de tijd gebruik kan maken van Skype-achtige diensten dan zou dat mogelijke invloed kunnen hebben. Dat dit daadwerkelijk op significante schaal gaat gebeuren lijkt echter onwaarschijnlijk. Ondanks de huidige ontwikkeling van VoB is hier thans in ieder geval nog OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 16





Dominantieanalyse

geen aanwijzing voor. Daarnaast is de vraag zelfs of in een situatie waarin een groot aantal bellers Skype-achtige diensten gebruikt, dit een voldoende substituut is voor een via de eigen netwerkaanbieder geleverde telefoniedienst en de daaraan gekoppelde gespreksafgifte. Immers, er blijven ook in die situatie individuele gebruikers die niet bereikbaar zijn via die diensten zodat toegang tot de gebruikers afhankelijk blijft van gespreksafgifte en er lijkt vooralsnog geen effectief mechanisme waardoor de gespreksafgifte dienst naar die gebruikers prijsdruk van Skype-achtige diensten zal ondervinden. Essentieel daarbij is dat voor gebruikers van telefonie waarvan hun aanbieder een afgiftetarief rekent, hun eigen abonnement niet aantrekkelijker wordt ten opzichte van Skype-achtige diensten indien hun aanbieder de afgiftetarieven verlaagt. In die zin is gespreksafgifte op iedere individuele gebruiker (een niveau dat nog lager is dan dat van een afzonderlijk netwerk) de feitelijke bottleneck voor gespreksafgifte.
55. Gelet hierop acht het college het aannemelijk dat er binnen de komende reguleringsperiode geen mogelijkheden bestaan voor andere aanbieders om toe te treden tot de relevante markten voor gespreksafgifte of dat er voor gespreksafgifte sprake is van potentiële concurrentie. Deze factoren beperken de marktmacht van aanbieders dus niet.

18. Onderschrijft u de voorgaande conclusie? Zo nee, geef dan aan welke mogelijkheden u ziet voor toetreding en potentiële concurrentie en hoe reëel u die acht. Geef daarbij aan waarom u de hiervoor gegeven analyse van het college niet onderschrijft. 4.4 Kopersmacht
4.4.1 Inleiding
56. In een klassieke monopoliesituatie, waarbij een koper en veel kleine verkopers zijn, heeft een individuele koper geen onderhandelingsmacht en kan de monopolist een monopolieprijs kiezen die ver boven de efficiënte kosten uitstijgt. Voor afgiftemarkten is echter sprake van een situatie waarin verschillende monopolisten bij elkaar afgifte inkopen. Aanbieders zouden in dit geval de dreiging om de afname van afgiftediensten te beperken of eigen afgiftetarieven te verhogen, kunnen gebruiken om bij de aanbieder een lager afgiftetarief te verkrijgen. 57. Het college onderzoekt in dit onderdeel van de vragenlijst of er in afgiftemarkten tegenwerkende kopersmacht aanwezig is. Met de aanwezigheid van tegenwerkende kopersmacht (hierna: kopersmacht) wordt een zodanige interactie tussen aanbieders en afnemers van afgiftediensten bedoeld, dat tarieven die significant boven de efficiënte kostprijs liggen, worden voorkomen. Het is dus niet voldoende dat de tarieven onder het monopolieniveau liggen; in dat geval is er wel sprake van enige kopersmacht, maar niet van voldoende tegenwerkende kopersmacht om aanmerkelijke marktmacht te voorkomen (hierna: effectieve kopersmacht). OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 17





Dominantieanalyse

58. Het college stelt in dit onderdeel van de vragenlijst eerst vragen om vast te stellen of er een gezamenlijk belang is voor tarieven die op of onder de efficiënte kostprijs liggen en of dat belang via onderhandelingen te realiseren is.
4.4.2 Tariefdifferentiatie op basis van bronnetwerk 59. De mate waarin aanbieders in staat zijn hun afgiftetarieven te differentiëren op basis van de herkomst van het verkeer, dus op basis van het bronnetwerk, speelt een rol in de analyse van kopersmacht. Dit speelt bijvoorbeeld een rol in het vermogen van aanbieders om bilaterale afspraken te maken over hun wederzijdse afgiftetarieven. Indien aanbieders niet kunnen differentiëren zijn bilaterale afspraken of afspraken binnen een subgroep van aanbieders niet goed mogelijk. Immers, het afgiftetarief dat bilateraal of binnen een subgroep wordt afgesproken kan niet worden gedifferentieerd van het afgiftetarief voor andere afnemers. 60. Hieronder volgt een specifieke vraag over de afname van afgifte via transit. De conclusie van het Oxera-onderzoek was dat het differentiëren van afgiftetarief naar afnemer niet waarschijnlijk is zelfs als dat toegestaan zou zijn. Dat komt omdat het verkeer dan via de goedkoopste route naar de afnemer zou stromen. Dit wordt hieronder schematisch weergegeven: De rechthoeken duiden de aanbieders (vast of mobiel) aan. De pijlen geven de richting van het verkeer tussen aanbieders aan. Operator B 3,5
4 Operator A
Operator C 3

61. In deze situatie vraagt Operator C een tarief van 3 cent per minuut van Operator A, en 4 cent p.m. van Operator B. Als Operator A dan verkeer van Operator B aanneemt tegen een tarief van 3,5 en dat vervolgens naar Operator C stuurt, dan verdient hij per minuut transit 0,5 cent min de marginale kosten van transit (waarvan we nu aannemen dat ze minder zijn dan 0,5 cent per minuut), terwijl Operator B 0,5 cent per minuut bespaart. Door deze arbitrage22 kan het tarief dat Operator C van Operator B effectief kan vragen niet hoger zijn dan het tarief voor Operator A plus de marginale kosten van transit.

22 Arbitrage is het gedrag waarin een partij profijt haalt uit de differentiatie in tarieven voor verschillende diensten. Het mechanisme is dat de lager geprijsde dienst wordt ingekocht en weer wordt verkocht als hoger geprijsde dienst. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 18





Dominantieanalyse


19. Bent u het eens met deze analyse en de stelling dat tariefdifferentiatie geen reële mogelijkheid is? Graag toelichten en eventueel aanvullen.
62. De mogelijkheid tot de hierboven beschreven arbitrage hangt af van of Operator C kan herkennen of het verkeer dat vanuit Operator A binnenkomt daar ook daadwerkelijk origineert. Als dat wel mogelijk is, dan kan Operator C alsnog een hogere rekening naar Operator B sturen.
20. Is het mogelijk om in het verkeer dat via transit binnenkomt het originating netwerk te identificeren? Zo ja, kunt u hiervan praktijkvoorbeelden geven? Brengt dat extra kosten met zich mee? Wat zou het verschil in tarieven moeten zijn om deze kosten voor u de moeite waard te maken?

21. Bent u het eens met de stelling dat de moeilijkheid om het originating netwerk te identificeren de beslissende factor is die arbitrage mogelijk maakt, of zou maken? 63. Arbitrage zou niet werken als Operator A aan Operator C garandeert om aan anderen geen transitdiensten aan te bieden, een dergelijke garantie zou zij bijvoorbeeld (in een ongereguleerde situatie) kunnen afgeven in ruil voor een korting op de transittarieven.
22. Zou een dergelijke afspraak om arbitrage te voorkomen realiseerbaar zijn? Graag toelichten.
23. Heeft uw onderneming in de laatste 5 jaar afgiftetarieven gedifferentieerd? Zo ja, op welke wijze, wanneer en waarom?

24. Kent u voorbeelden van prijsdifferentiatie door andere ondernemingen? Zo ja, welke? Internationaal verkeer

25. Bent u effectief in staat afgiftetarieven te differentiëren naar binnenlandse en buitenlandse herkomst? Met andere woorden: bent u in staat voor verkeer afkomstig uit het buitenland een ander (bijvoorbeeld hoger) afgiftetarief te hanteren dan voor binnenlandsverkeer? Graag toelichten waarom dit wel of niet kan.
Met effectief wordt hier bedoeld dat u daar technisch maar ook commercieel toe in staat bent in een huidige markt. Zo zou arbitrage differentiatie kunnen verhinderen doordat intermediaire/transit aanbieders verkeer met een buitenlandse herkomst als binnenlands verkeer aanbieden. 4.4.3 Gezamenlijk belang in redelijke tarieven
64. Het kan zijn dat twee of meer aanbieders een gezamenlijk belang hebben in tarieven op of onder de efficiënte kostprijs en dat belang ook kunnen realiseren door via onderhandelingen dat tarief OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 19





Dominantieanalyse

overeen te komen.23 Bij dit mechanisme staat de wederzijdse uitwisseling van afgifteverkeer centraal. In dit onderdeel wordt onderzocht of, hoewel aanbieders een unilateraal (individueel) belang hebben in hoge eigen afgiftetarieven, zij in de verwachting van de daaraan vermoedelijk gekoppelde hoge afgiftetarieven van andere aanbieders, toch een voorkeur hebben voor lage, kostenefficiënte tarieven. In die zin is dit onderwerp gerelateerd aan het in eerdere analyses onder kopersmacht behandelde mechanisme van wederzijdse verhogingen van het afgiftetarief. 65. Dit mechanisme kan leiden tot afgiftetarieven op of onder het niveau van efficiënte kostprijs als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moeten de aanbieders er gezamenlijk baat bij hebben dat de wederzijdse afgiftetarieven op of onder het niveau van de efficiënte kostprijs liggen. Ten tweede moeten de marktpartijen dit gezamenlijk belang kunnen realiseren door middel van bilaterale of multilaterale onderhandelingen en contracten over afgiftetarieven.
26. Bent u het eens met deze analyse? Zo nee, waarom niet? Gezamenlijk belang om afgiftetarieven op of onder efficiënte kosten vast te stellen 66. De volgende redenen kunnen er theoretisch toe leiden dat in afwezigheid van regulering aanbieders gezamenlijk baat hebben bij wederzijdse afgiftetarieven op of onder de efficiënte kostprijs. Het college benadrukt dat het hier gaat om hypothetische mechanismen die in de literatuur worden genoemd. Het college doet hier geen uitspraak over de realiteit van deze mechanismen. 67. Lagere afgiftetarieven kunnen leiden tot een herbalancering van retailtarieven in de vorm van lagere gemiddelde gesprekstarieven en hogere andere (niet verkeersafhankelijke) tarieven zoals abonnementen en handsetprijzen. De laatste gaan omhoog om twee redenen. 68. Ten eerste zijn consumenten meer bereid te betalen voor een aansluiting als het gesprekstarief lager is. Ten tweede, als gesprekstarieven nauw de afgiftetarieven volgen, dan leidt een lager afgiftetarief ertoe dat een eindgebruiker minder verkeerswinsten (op gesprekken en afgifte) genereert. Daardoor zijn de prikkels om eindgebruikers te werven met lagere abonnementstarieven, acties of handsetsubsidies lager. Dit effect wordt nog versterkt als er on-off-net-differentiatie van gesprekstarieven kan worden toegepast of als er een groep van eindgebruikers is die zelf relatief weinig bellen maar veel gebeld worden. Als gevolg van deze twee effecten kan op lagere afgiftetarieven volgende herbalancering van retailtarieven tot hogere winsten van aanbieders leiden.
27. Wat is uw visie op de hiervoor genoemde mechanismen c.q. redenen voor een gezamenlijk belang in lage afgiftetarieven?

28. Zijn er nog andere redenen waarom aanbieders belang kunnen hebben bij afgiftetarieven op of onder het niveau van efficiënte kosten?

23 Dit is een onderwerp dat strikt gesproken wellicht niet valt onder kopersmacht, maar dat daaraan wel gerelateerd is en daarom hier wordt behandeld. In ieder geval gaat het om een potentieel mechanisme dat dominantie of de daaruit volgende mededingingsproblemen mogelijk zou kunnen voorkomen. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 20





Dominantieanalyse


29. In afwezigheid van regulering van vaste of mobiele afgiftetarieven, zou er dan een (voor alle vaste en mobiele aanbieders) gezamenlijk belang zijn om afgiftetarieven op of onder de efficiënte kostprijs vast te stellen? Graag uw antwoord motiveren.
30. In aanwezigheid van regulering van vaste gespreksafgifte voor verkeer van mobiele netwerken op het niveau van de efficiënte kostprijs, zouden de vaste aanbieders dan een gezamenlijk belang hebben om vast-vast afgiftetarieven op of onder de efficiënte kostprijs vast te stellen? Motiveer uw antwoord.

31. In aanwezigheid van regulering van mobiele gespreksafgifte voor verkeer van vaste netwerken op het niveau van de efficiënte kostprijs, zouden de mobiele aanbieders dan een gezamenlijk belang hebben om mobiel-mobiel afgiftetarieven op of onder de efficiënte kostprijs vast te stellen? Motiveer uw antwoord.

De mogelijkheid om het gezamenlijke belang te realiseren 69. Het hebben van een gezamenlijk belang, betekent niet automatisch dat dit belang ook zal worden gerealiseerd.24 Theoretisch gezien is de mogelijkheid om het gezamenlijk belang te realiseren het grootst als er niet veel onderhandelende marktpartijen zijn en als de onderhandelende partijen relatief symmetrisch zijn wat betreft grootte, kosten en verkeersstromen waardoor hun individuele belangen ook overeenkomen.

32. Bent u het eens met het bovenstaande? Zo niet, motiveer uw antwoord.
33. Zou, in afwezigheid van regulering van vaste en mobiele afgiftetarieven, een meerderheid van de marktpartijen (vast en mobiel) in staat zijn om een gezamenlijk belang om te zetten in een overeenkomst die dat gezamenlijk belang weerspiegelt? Motiveer uw antwoord.
34. Indien een meerderheid hun gezamenlijk belang kan omzetten in een overeenkomst die dat belang dient, doch bepaalde partijen kunnen niet, welke partijen zijn daartoe dan niet in staat en waarom?

35. In afwezigheid van de mobiele aanbieders25, zou de meerderheid van vaste aanbieders in staat zijn om een gezamenlijk belang te realiseren en afgiftetarieven voor vast-vast verkeer op of onder de efficiënte kostprijs vast te stellen? Graag uw antwoord motiveren.

24 Een bekend voorbeeld van een situatie waarin dat niet gebeurd is het gevangenen dilemma (prisoners dilemma) waarin meerdere partijen door onderlinge concurrentie niet de voor hen beste oplossing kiezen (dus niet de oplossing kiezen die de individuele belangen optimaal dient).
25 Beschouw dus een hypothetische situatie met alleen vaste aanbieders en de afwezigheid van vast-mobiele interconnectie. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 21





Dominantieanalyse


36. In afwezigheid van de vaste aanbieders26, zou de meerderheid van mobiele aanbieders in staat zijn om een gezamenlijk belang realiseren en afgiftetarieven voor mobiel-mobiel verkeer op of onder de efficiënte kostprijs vast te stellen? Graag uw antwoord motiveren. Deregulering van afgifte voor mobiel-mobiel
70. Indien er sprake zou zijn van een gezamenlijk belang in tarieven op of onder de efficiënte kosten en een mogelijkheid om dat belang ook te realiseren in overeenkomsten, dan lijkt van alle soorten gespreksafgifte, afgifte tussen mobiele aanbieders onderling daar het eerste aan te voldoen. Immers, hier zijn de verhouding tussen aanbieders relatief het meest symmetrisch (gelijkwaardig) wat relatief de beste condities geeft dat aan beide voorwaarden wordt voldaan. Zie onder andere blz. 98 van het rapport van Cave-Stumpf-Valletti: "In the case of off-net calls, there is a true possibility that reciprocal deals, bargaining, etc., may achieve solutions that are in the interest of consumers."27

37. Onderschrijft u het voorgaande? Wordt er voor mobiel-mobiel afgifteverkeer naar uw mening aan de beide voorwaarden voldaan?
Visie op intrekken van regulering
71. Indien de uitkomst van het voorgaande is dat er een gezamenlijk belang is in tarieven op of onder het niveau van de efficiënte kostprijs die aanbieders ook daadwerkelijk kunnen realiseren, dan is regulering niet noodzakelijk. Dit zou ook betrekking kunnen hebben op een bepaald soort verkeer, bijvoorbeeld, vast-vast (algemeen), vast-vast (niet KPN28), mobiel-mobiel of vast-mobiel/mobiel-vast. Een wellicht noodzakelijke (maar niet voldoende29) voorwaarde daartoe kan zijn dat er een gezamenlijke voorkeur is van alle betrokken aanbieders voor geen regulering. Immers, indien één of meerdere aanbieders wel een voorkeur hebben voor regulering, dan blijkt hieruit weinig vertrouwen in een gezamenlijk belang. De betrokken aanbieder (die dus een voorkeur heeft voor regulering) verwacht dan kennelijk hogere afgiftetarieven die niet in zijn belang zijn.
38. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 72. De volgende vragen gaan over het mogelijke intrekken van regulering voor afgifte of intrekken van delen van die regulering. Indien uw antwoord op de volgende vragen afhankelijk is van de invulling van regulering, graag aangeven hoe die afhankelijkheid ligt. Ga in de beantwoording in beginsel uit van tariefplafonds op het niveau van efficiënte kostprijs. Geef indien relevant aan of u antwoord

26 Beschouw dus een hypothetische situatie met alleen mobiele aanbieders en zonder vast-mobiele interconnectie. Arbitrage door een mobiel-mobiel gesprek via een vast netwerk te routeren is dus niet mogelijk. 27 Cave-Stumpf-Valletti (2006). A Review of certain markets included in the Commission's Recommendation on Relevant Markets subject to ex ante Regulation, An independent report, July 2006. 28 Hiermee wordt bedoeld al het vast vaste verkeer met uitzondering van verkeer naar KPN en van KPN naar andere aanbieders.
29 Niet voldoende, omdat er ook een gezamenlijk belang in hoge afgiftetarieven kan zijn. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 22





Dominantieanalyse

afhankelijk is van de symmetrische of asymmetrische tariefregulering en pure of plus BULRIC als kostenmethodiek.

39. Wat is uw mening over het intrekken van alle regulering voor vaste en mobiele gespreksafgifte?

40. Wat is uw mening over het intrekken van regulering voor vaste gespreksafgifte, met uitzondering voor verkeer van mobiel?
41. Wat is uw mening over het intrekken van regulering voor vaste gespreksafgifte tussen partijen niet zijnde KPN (zie voetnoot 28) en met uitzondering van vaste afgifte voor verkeer van mobiel?

42. Wat is uw mening over het intrekken van alle regulering voor mobiele gespreksafgifte, met uitzondering voor verkeer van vast?

4.4.4 Factoren die de kopersmacht beïnvloeden
73. De kopersmacht van de afnemer van afgifte hangt af van zijn alternatieven - ten opzichte van het accepteren van het door de aanbieder voorgestelde afgiftetarief - en de mate waarin deze alternatieven tot een betere uitkomst voor de afnemer leiden. In eerdere onderzoeken naar kopersmacht (bijvoorbeeld van Oxera en van Lexonomics) worden als potentiële factoren genoemd het: (1) weigeren van de afname, (2) weigeren van (volledige) betaling, (3) indienen van een geschil bij OPTA, (4) afnemen van afgifte via transit, (5) verhogen van eigen afgiftetarief.
43. Zijn er nog andere factoren die positieve of negatieve invloed hebben op kopersmacht? Noem deze factoren en geef aan hoe deze factoren invloed uitoefenen. 4.4.4.1 Weigeren van afname
74. Het college is vooralsnog van oordeel dat het weigeren van een aanbieder om afgifte af te nemen (of zelf aan te bieden), geen effectief mechanisme voor kopersmacht is, omdat de algemene interoperabiliteitsverplichting aanbieders verplicht te interconnecteren en daarmee afgifteverkeer aan te bieden en te ontvangen.

44. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet (illustreer uw antwoord waar mogelijk met praktijkvoorbeelden).

45. Zijn er specifieke omstandigheden waarom dit mechanisme vanuit uw bedrijf naar andere bedrijven of richting uw bedrijf al dan niet effectief kan worden toegepast. Licht dit toe (illustreer uw antwoord waar mogelijk met praktijkvoorbeelden). OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 23





Dominantieanalyse

4.4.4.2 Weigeren van (volledige) betaling
75. Het college is vooralsnog van oordeel dat het weigeren van de betaling van (hoge) afgiftetarieven geen effectief mechanisme voor kopersmacht is. Hoewel in het verleden partijen hebben geprobeerd dit mechanisme te gebruiken, lijkt dit nooit te hebben geleid tot duurzaam redelijk afgiftetarieven van de aanbieders aan wie de (volledige) betaling werd geweigerd.
46. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? Geef indien mogelijk specifieke informatie over de toepassing van dit mechanisme (in welke periode werd het toegepast, door welke partijen, wat was de omvang van de ingehouden betaling, in welke effectieve verlaging van het betreffende afgiftetarief resulteerde dit, welke handelingen vonden er wederzijds plaats om de betaling te weigeren/realiseren?).
47. Zijn er specifieke omstandigheden waarom dit mechanisme vanuit uw bedrijf naar andere bedrijven of richting uw bedrijf wel dan niet effectief kan worden toegepast? Licht dit toe. 4.4.4.3 Indienen van een geschil bij OPTA
76. De invloed van geschilbeslechting op de kopersmacht is afhankelijk van de aanwezigheid van AMM regulering. Zonder de aanwezigheid van AMM regulering dient het college het geschil te beslechten op basis van overige normen die voortvloeien uit de Tw zoals de interoperabiliteitsverplichting. Deze zijn op zichzelf niet voldoende sterk om van invloed te zijn op de kopersmacht. De mogelijkheden van het college in geschilkader zijn dus beperkter, waardoor minder effectief kan worden ingegrepen. Overigens geeft geschilbeslechting ook minder duidelijkheid vooraf en lijkt het een kostbaarder mechanisme doordat in het algemeen een serie van geschillen nodig is om een met een marktanalyse vergelijkbare duidelijkheid te krijgen.
48. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet (illustreer uw antwoord waar mogelijk met praktijkvoorbeelden)?

49. Zijn er specifieke omstandigheden waarom dit mechanisme vanuit uw bedrijf naar andere bedrijven of richting uw bedrijf wel dan niet effectief kan worden toegepast? Licht dit toe. 4.4.4.4 Afnemen van afgifte via transit
77. Het college is vooralsnog van oordeel dat het afnemen van transit op geen invloed op kopermacht heeft. De reden hiervoor is dat dit geen prijsdruk oplevert op de aanbieder van afgifte. Die blijft immers de uiteindelijke leverancier van afgifte.

50. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet?
51. Zijn er specifieke omstandigheden waarom dit mechanisme vanuit uw bedrijf naar andere bedrijven of richting uw bedrijf wel dan niet effectief kan worden toegepast? Licht dit toe. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 24





Dominantieanalyse

4.4.4.5 Het verhogen van eigen afgiftetarief
78. Een van de belangrijkste mechanismen dat in ongereguleerde afgiftemarkten tot tegenwerkende kopersmacht kan leiden, is de dreiging van de koper om eigen afgiftetarieven te verhogen, of diens belofte om zijn tarief te verlagen als de verkoper dat ook doet. Dit mechanisme is alleen aanwezig als het afgiftetarief van de afnemer niet gereguleerd is. 79. Het college is vooralsnog van oordeel dat dit mechanisme alleen kan werken indien er een gezamenlijk belang is in lage tarieven (zie onderdeel 4.4.3 waarin dit wordt onderzocht) en dat deze onderdelen daarom volledig overlappen. Indien minimaal één aanbieder een belang heeft bij hoge afgiftetarieven dan zal een dreiging met verhoging niet resulteren in uitkomst met redelijke afgiftetarieven. Indien één aanbieder een belang heeft bij hogere tarieven (bijvoorbeeld omdat deze meer inkomend verkeer heeft) en de andere heeft dat niet, dan zal die aanbieder de verhogingen inzetten. De andere aanbieder kan niet meer dan het volgen van die verhogingen door zijn eigen afgiftetarieven te verhogen.

52. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet?
53. Zijn er specifieke omstandigheden waarom dit mechanisme vanuit uw bedrijf naar andere bedrijven of richting uw bedrijf wel dan niet effectief kan worden toegepast? Licht dit toe. 4.4.5 Regulering van een deel van de aanbieders
80. Het college is vooralsnog van oordeel dat in een situatie waarin bepaalde aanbieders worden gereguleerd met een tariefplafond en andere aanbieder niet worden gereguleerd, de gereguleerde aanbieders geen kopersmacht kunnen uitoefenen. De onmogelijkheid voor de gereguleerde aanbieders om hun eigen afgiftetarieven te verhogen, zal naar verwachting resulteren in AMM en buitensporig hoge tarieven van de ongereguleerde aanbieders. Een situatie waarin een deel van de aanbieders is gereguleerd en een ander deel niet, lijkt het college daarom vooralsnog niet aan de orde.30

54. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 4.4.6 Vragen over SMS-afgfite
81. In dit gedeelte worden enkele vragen gesteld over SMS-afgifte. Het college doet dit niet vanuit een doelstelling om een eventuele markt voor SMS-afgifte te analyseren en eventueel te reguleren. Het doel van deze vragen is om meer inzicht te krijgen de werking van een ongereguleerde afgiftemarkt.

30 Dit betekent niet automatisch dat ook alle verkeersstromen gereguleerd dienen te worden. Indien voor bijvoorbeeld verkeer tussen mobiele aanbieders (mobiel-mobiel) blijkt dat er sprake is van kopersmacht, dan kan voor die verkeerssoort regulering worden ingetrokken. Daarbij lijkt het dan wel noodzakelijk dat die regulering voor alle mobiele aanbieders wordt ingetrokken. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 25





Dominantieanalyse

Gelet op de sterke analogie met gespreksafgifte is ongereguleerde SMS-afgifte daartoe bij uitstek geschikt.

55. Onderschrijft u de sterke analogie tussen SMS-afgifte en gespreksafgifte? Zo nee, wat zijn de fundamentele verschillen? Graag uw antwoord toelichten.
56. Met welke aanbieders hebt u directe interconnectie-overeenkomsten voor SMS-verkeer?
57. Neemt u SMS-interconnectie af of biedt u interconnectie aan via transit? Wie is de transitaanbieder?

58. Hoe worden uw SMS-afgiftetarieven vastgesteld? In beginsel zijn hierbij de volgende mogelijkheden.
(1) Multilateraal: in onderhandelingen met meerdere aanbieders, waarbij alle SMS-afgiftetarieven tegelijk vastgesteld worden. Noem deze aanbieders. (2) Bilateraal: in onderhandelingen met één andere aanbieder, waarbij uw beiden SMS- afgiftetarieven vastgesteld worden. Noem aanbieders met wie u bilaterale onderhandelingen over SMS-afgifte hebt gevoerd.
(3) Unilateraal: u stelt ze vast zonder daarover met afnemers te onderhandelen.
59. Welke invloed hebben de SMS-afgiftetarieven op de retail SMS-tarieven?
60. Kent u de SMS-afgiftetarieven die andere aanbieders elkaar rekenen?
61. Wat zijn uw SMS-afgiftetarieven per wholesaleklant? Beschrijf de structuur van de tarieven (bijv. vast bedrag + bedrag per bericht, piek-dal etc.)
62. Als deze tarieven gedifferentieerd zijn naar wholesaleklant, wat zijn daar de redenen voor?

63. Welk bedrag betaalt u voor SMS-afgifte per aanbieder? Beschrijf de structuur van de tarieven (bijv. vast bedrag + bedrag per bericht, piek-dal etc.).
64. Geef een schatting van de incrementele kosten van SMS-afgifte (per bericht).
65. Hebben zich in het verleden (sinds 1998) belangrijke wijzigingen voorgedaan in de interconnectie overeenkomsten voor SMS in het algemeen en de tariefstelling in het bijzonder? Zo ja, welke wijzigingen waren dit en waardoor werden zij veroorzaakt?

OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 26





Mededingingsproblemen


5 Mededingingsproblemen
82. Dit hoofdstuk behandelt potentiële mededingingsproblemen. Voor een uitgebreide beschrijving van mededingingsproblemen en passende verplichtingen verwijst het college naar de ERG common position over remedies.31
83. Het college komt pas aan de analyse van potentiële mededingingsproblemen toe wanneer dominantie daadwerkelijk is vastgesteld. In het kader van de vraagstelling in dit hoofdstuk wordt er vanuit gegaan dat dit het geval is. Het college beschrijft hier kort enkele mededingingsproblemen die zouden kunnen ontstaan. Het college heeft niet de intentie hiermee een limitatieve opsomming te geven.
Relatie met retailmarkten
84. Voordat het college ingaat op mogelijke mededingingsproblemen wordt hier eerst stilgestaan bij de relatie tussen gespreksafgifte en retailmarkten. De relevante onderliggende retailmarkten zijn hier de retailmarkten voor vaste en mobiele telefonie. Voor deze markten is vaste en mobiele gesprekafgifte één van de noodzakelijk bouwstenen. Meer specifiek is vaste of mobiele gespreksafgifte een bouwsteen voor zogenaamd off-net verkeer, ofwel verkeer naar andere netwerken.32
Volgorde waarin potentiële mededingingsproblemen worden behandeld 85. De gebruikelijke volgorde voor het analyseren van potentiële mededingingsproblemen is dat eerst toegangsgerelateerde problemen worden behandeld en daarna prijsgerelateerde problemen. Bij de meeste marktanalyses reflecteert dit ook het relatieve belang van de problemen. Daarbij is vaak het weigeren van toegang het meest fundamentele probleem (de bronoorzaak) dat optreedt zonder regulering. Indien dit probleem wordt geadresseerd met toegangsverplichtingen ontstaat er vaak een risico op prijsgerelateerde problemen voor de betreffende toegangsdiensten. 86. Bij gespreksafgifte is dit anders. Niet een toegangsweigering maar het hanteren van hoge en buitensporig hoge tarieven is hier het fundamentele probleem. Een mogelijke absolute toegangsweigering (een probleem dat vooral relevant kan zijn voor aanbieders die dominant zijn op de onderliggende retailmarkten) wordt al voldoende geadresseerd door de algemene wettelijke interoperabiliteitsverplichting.33 Partijen hebben uit het oogpunt van die interoperabiliteitsverplichting

31 ERG(06)33, ERG Revised ERG Common Position on the approach to appropriate remedies in the ECNS regulatory framework, mei 2006
www.erg.eu.int/doc/meeting/erg_06_33_remedies_common_position_june_06.pdf. 32 Gespreksafgifte kan ook worden gezien als een bouwsteen voor on-net verkeer, maar dat gaat het uitsluitend om de interne levering daarvan.
33 Zelfs zonder dergelijke interoperabiliteitsverplichting is toegangsweigering niet het primaire, fundamentele probleem van deze markten.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 27





Mededingingsproblemen

een plicht, maar uit gewone concurrentiële overwegingen ook een prikkel, om elkaar toegang te verlenen. Abonnees hebben er immers belang bij dat zij kunnen worden bereikt door abonnees van andere netwerken.34
87. Prijsgerelateerde problemen zijn op deze markten daarom de primaire potentiële problemen. Indien deze problemen worden geadresseerd met tariefregulering, kunnen als secondaire problemen alsnog toegangsbelemmeringen gaan optreden. Bij de behandeling van de individuele problemen wordt dit nader toegelicht.
88. Bovenstaande maakt het naar de mening van het college gewenst om in deze marktanalyse meteen te starten met de prijsgerelateerde problemen. 5.1 Buitensporig hoge tarieven
89. Eén van de mogelijk potentiële mededingingsprobleem is het risico op buitensporig hoge tarieven. In de huidige besluiten heeft het college geconcludeerd dat het aannemelijk is dat aanbieders van vaste en mobiele gespreksafgifte in Nederland in staat zijn buitensporig hoge tarieven te rekenen.35 Uitgangspunt bij de vragen in dit onderdeel is ten eerste dat er sprake is van markten voor gespreksafgifte op afzonderlijke netwerken en dat als gevolg hiervan iedere aanbieder een monopolie heeft op gespreksafgifte. Tweede uitgangspunt bij deze vragen is dat er geen sprake is van voldoende kopersmacht en er sprake is van AMM. Deze uitgangspunten komen elders in deze vragenlijst aan de orde.
90. De voorlopige analyse van het college is dat er voor de komende reguleringsperiode voor zowel vaste als mobiele gespreksafgifte een risico is op buitensporig hoge tarieven. De analyse die tot deze conclusie leidt, is samengevat als volgt:
· aanbieders hebben een monopolie op gespreksafgifte; · er is onvoldoende kopersmacht en daardoor AMM; · aanbieders zullen een winstmaximerend tarief hanteren; · in een monopolie is een winstmaximerend tarief een monopolietarief (definitie); · een monopolietarief wordt bepaald door de marginale kosten en de prijselasticiteit36 van gespreksafgifte;

34 Alleen een zeer grote, dominante aanbieder op de onderliggende retailmarkten voor vaste telefonie kan een belang hebben om toegang richting kleine aanbieders te weigeren en deze op die manier uit te sluiten van de retailmarkten. 35 FTA-2 blz. 79 randnummer 325 en MTA-2 blz. 94 randnummer 431. 36 De prijselasticiteit, of nauwkeuriger de prijselasticiteit van de vraag, geeft de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (afzet) aan als gevolg van een procentuele prijsverandering van een product of dienst. De prijselasticiteit (of kortweg elasticiteit) geeft dus aan hoe gevoelig de vraag is voor veranderingen in de prijs. In formulevorm: prijselasticiteit = % verandering in de afzet / % verandering in de prijs. Bij een prijselasticiteit van -0,1 zal een toename van de prijs van 10% OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 28





Mededingingsproblemen

· uitgaande van op de voor deze markten reële bandbreedte voor de prijselasticiteit en de reële waarden voor de marginale en totale kosten, ligt een monopolietarief aanzienlijk boven zowel de efficiënte marginale als de efficiënte gemiddelde kostprijs; · gelet op het vorige punt is er sprake van een risico op buitensporig hoge tarieven.


66. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 91. Hierna wordt nader uitgewerkt hoe het monopolietarief tot stand komt. De prijselasticiteit van gespreksafgifte wordt bepaald door (1) de retailprijselasticiteit van de markt (marktelasticiteit)37 en (2) de mate waarin prijsverhogingen in gespreksafgifte naar bestemming A door andere aanbieders worden doorgegeven en kenbaar worden in retailtarieven naar bestemming A (de mate waarin de retailprijselasticiteit wordt doorgegeven naar wholesaleniveau). Bij die marktelasticiteit gaat het om de elasticiteit van verkeer (minuten) en niet om de elasticiteit van het abonnement (of de prijs van de handset). In het geval de verhoging van gespreksafgifte naar bestemming A volledig wordt doorgegeven in het tarief voor bellen naar bestemming A en eindgebruikers zijn volledig op de hoogte van die prijs, dan wordt de retailelasticiteit geheel doorgegeven in een wholesale-elasticiteit en wordt de monopolieprijs van gespreksafgifte bepaald door de monopolieprijs voor retailtelefonieverkeer. De monopolieprijs voor afgifte die dan ontstaat wordt hier het standaardmonopolietarief van afgifte genoemd. Indien die prijs niet volledig wordt doorgegeven of deze is voor gebruikers niet transparant, dan wordt de monopolieprijs voor afgifte nog hoger dan dat standaardmonopolietarief. Naast de marktelasticiteit bepaalt ook de marginale kostprijs het monopolietarief. Hoe hoger de marginale kostprijs hoe hoger het monopolietarief. In de onderstaande tabel is de het standaardmonopolietarief voor afgifte voor enkele situaties (retailprijzen, elasticiteiten en marginale kostprijzen) aangegeven. Doordat de kosten in de praktijk slechts deels worden doorgegeven in tarieven voor bellen naar de bestemming waarvoor het afgiftetarief wordt verhoogd en die verhoging voor gebruikers nooit volledig transparant is, zal het werkelijke monopolietarief hoger liggen en betreft het standaardmonopolietarief een ondergrens.

resulteren in een afname van de vraag van 1% (10% x -0,1 = -1%). De prijselasticiteit is bij de meeste vormen van de vraagcurve afhankelijk van de prijs (P) en hoeveelheid (Q). Daarom wordt ook wel gesproken van een puntelasticiteit bij een specifieke P en Q. Bij een lineaire vraagcurve neemt de elasticiteit bijvoorbeeld toe met de prijs. 37 Puntelasticiteit op marktniveau (ofwel marktelasticiteit). Deze elasticiteit is lager dan de zogenaamde ondernemingsspecifieke elasticiteit voor retaildiensten (ook wel firm-specific of residual price elasticity genoemd). De ondernemingsspecifieke elasticiteit voor retaildiensten is hoger door het effect van concurrentie die de prijsgevoeligheid van diensten van een onderneming doet toenemen. Voor gespreksafgifte zijn beide elasticiteiten gelijk omdat er voor gespreksafgifte geen concurrentie is: iedere aanbieder heeft een monopolie.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 29





Mededingingsproblemen

input output Retailprijs Retail Marginale Marginale Directe Standaard (minuten) marktelasticiteit38 kostprijs kostprijs kosten- monopolietarief (retail) doorgifte afgifte (wholesale) vast 4 -1,0 0,2 0,1 100 % 2 vast 4 -0,5 0,2 0,1 100 % 6 vast 4 -0,2 0,2 0,1 100 % 8 mobiel 20 -1,0 2 1 100 % 12 mobiel 20 -0,5 2 1 100 % 20 mobiel 20 -0,2 2 1 100 % 45 Tabel 4. Monopolieprijzen voor enkele elasticiteiten (prijzen en kosten in eurocent per minuut).39 De input waarden in de tabel betreffen hypothetische waarden.


67. Heeft uw onderneming (in de situatie zonder enige regulering van vaste of mobiele gespreksafgifte) en in afwezigheid van kopersmacht, prikkels en mogelijkheden om een ander vast afgiftetarief te hanteren dan een tarief dat de winst van uw onderneming maximaliseert en dat wordt bepaald door de prijselasticiteit van vaste gespreksafgifte en de marginale kosten daarvan? Zo ja, welke prikkels zijn dit en tot welke tarieven zouden deze zonder regulering leiden? Ook indien u van mening bent dat er wel sprake is van kopersmacht dient u bij de beantwoording van deze vraag in eerste instantie uit te gaan van een situatie zonder kopersmacht. U kunt hier na de beantwoording van de vraag (zonder de aanwezigheid van kopersmacht) eventueel verwijzen naar uw antwoorden bij het onderdeel kopersmacht en aangeven hoe kopersmacht naar uw mening het afgiftetarief beïnvloed.
68. Welke prikkels en mogelijkheden hebben andere aanbieders naar uw mening ten aanzien van het door hen te hanteren vaste afgiftetarief en tot welke tarieven zou dat leiden? Maak zo nodig onderscheid in verschillende groepen van aanbieders. 5.2 Toegangsweigering
92. Een mogelijk mededingingsprobleem is het risico op het weigeren van toegang ten behoeve van gespreksafgifte. Met andere woorden: een weigering om gespreksafgifte of de daarvoor benodigde interconnectie (koppeling van netwerken) te leveren. In een ongereguleerde situatie hebben grote aanbieders ten opzichte van kleinere aanbieders een (grotere) prikkel om die toegang te weigeren. Immers, voor grote aanbieders is de bereikbaarheid van abonnees op kleinere netwerken veel minder een probleem dan andersom. Grote aanbieders zouden hiermee kleinere aanbieders kunnen uitsluiten

38 Puntelasticiteit bij waarde van retailprijs in dezelfde rij. 39 Het bij de berekening van deze tabel gebruikte spreadsheet is op aanvraag bij de contactpersoon voor deze vragenlijst verkrijgbaar. Uitgangspunt is een is dat de retailmarge in absolute zin (in centen per minuut) gelijk blijft. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 30





Mededingingsproblemen

van de retailmarkten voor vaste telefonie. Echter, gelet op de wettelijke interoperabiliteitsverplichting40 zijn aanbieders van vaste telefonie ook zonder AMM-verplichtingen verplicht om toegang tot eindgebruikers op hun netwerken, ofwel gespreksafgifte te leveren. Daarom kan van een absolute toegangsweigering in het kader van gespreksafgifte geen sprake zijn. Wel is er voor alle aanbieders ook in aanwezigheid van de interoperabiliteitsverplichting ruimte om de toegang te belemmeren op manieren die hierna worden toegelicht.
93. Wel is uit eerdere marktanalyses gebleken dat aanbieders niet altijd een belang hebben om met meerdere aanbieders directe interconnectie aan te gaan.41 Soms ontstaan in dat geval geschillen tussen aanbieders die aan het college worden voorgelegd. Recente voorbeelden voor mobiele gespreksafgifte zijn de geschillen tussen Orange en Vodafone over de directe toegang van Orange voor gespreksafgifte op het netwerk van Vodafone.42 Uit de praktijk van geschilbeslechting van het college en daaraan gekoppelde beroepsprocedures en gerechtelijke uitspraken blijkt dat op basis van de interoperabiliteitsverplichting aanbieders verplicht zijn directe interconnectie tegen redelijke voorwaarden te leveren om (directe) gespreksafgifte op hun netwerk mogelijk te maken. Aanbieders zijn in die gevallen verplicht via de directe koppelingen verkeer te ontvangen, maar zijn niet verplicht hun eigen verkeer (deels) via de betreffende directe interconnectie af te leveren bij andere aanbieders.43
94. Problemen rond het verkrijgen van toegang bij alle aanbieders kunnen worden versterkt indien regulering van het verkeerstarief voor gespreksafgifte, het uitbuiten van AMM via verkeerstarieven niet langer mogelijk maakt. Het uitbuiten van AMM kan zich dan verplaatsen van het meest geëigende onderdeel (verkeerstarieven van afgifte) naar andere onderdelen. Partijen hebben een prikkel om hun dominantie te misbruiken op aan toegang gerelateerde zaken indien regulering dat toelaat. Het gaat dan om de tarieven van toegang of bijbehorende faciliteiten zoals niet-verkeersafhankelijke eenmalige en periodieke tarieven voor de interconnectie (bijvoorbeeld poorttarieven). Ook kan dominantie worden gebruikt in een ander aspect van toegang dan de tarieven. Zo kan toegang in een onaantrekkelijke vorm worden geleverd aan bepaalde partijen, bijvoorbeeld door levering op ongunstige locaties, voor anderen onhandige, inefficiënte koppelingstechnieken (interfaces), lage kwaliteit of ongunstige leveringsvoorwaarden. Dit zijn zaken die onlosmakelijk zijn verbonden met vaste gespreksafgifte en waarop de problemen voortkomend uit het monopolie op gespreksafgifte onverkort van toepassing zijn. Door op die manier toegang voor bepaalde partijen te belemmeren hebben de partijen aan wie wel goed toegang wordt verleend een voordeel. Die partijen hebben dan een voorsprong voor het aanbieden van transitdiensten. De aanbieder van afgifte die op deze manier bepaalde aanbieders van transitdiensten bevoordeeld, kan daarvoor weer compensatie afdwingen en zo toch zijn AMM-positie op afgifte nog uitbuiten. Het gaat hier daarom in beginsel om het uitbuiten

40 Artikel 6.3, eerste lid, van de Tw en het Besluit interoperabiliteit. 41 Zie FTA-1-besluit, paragraaf 8.2.
42 OPTA/TN/2007/200992, Besluit in geschil tussen Orange en Vodafone inzake directe interconnectie, 4 mei 2007 (Geschilbesluit Orange-Vodafone over directe interconnectie). OPTA/TN/2007/201743, Besluit in het geschil tussen Orange en Vodafone inzake zekerheidsstelling, 31 juli 2007 (Geschilbesluit Orange-Vodafone over zekerheidsstelling). 43 Geschilbesluit Orange-Vodafone over directe interconnectie, randnummer 45. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 31





Mededingingsproblemen

van de AMM-positie en niet om het uitsluiten van bepaalde aanbieders van transitdiensten. Evenals en analoog aan het uitbuitingsprobleem van buitensporig hoge tarieven, hebben alle aanbieders hiertoe een prikkel en de mogelijkheid. Dit is niet gekoppeld aan de algemene dominantie op de onderliggende retailmarkten.
95. Ter illustratie van de vorige alinea het volgende. Stel dat een aanbieder van afgifte door regulering niet meer in staat is zijn dominantie te gelde te maken via buitensporig hoge tarieven voor gespreksafgifteverkeer. Die aanbieder zal zijn dominantie vervolgens willen benutten via noodzakelijke bijborende toegangsfaciliteiten zoals poorten en co-locatie. Indien de tarieven van deze diensten niet zijn gereguleerd, zullen aanbieders een prikkel hebben buitensporig hoge tarieven voor de bij toegang behorende faciliteiten te vragen. In het geval de tarieven van deze faciliteiten ook zijn gereguleerd, hebben deze aanbieders een prikkel de toegang voor bepaalde partijen te belemmeren. Hierdoor kunnen zij bij de partijen die niet worden belemmerd, compensatie afdwingen. Bijvoorbeeld in de vorm van lagere tarieven van andere diensten zoals transit of transmissiecapaciteit. Via het belemmeren van bepaalde partijen kunnen zij dan nog steeds hun dominantie uitbuiten. 96. Op grond van het voorgaande is het college vooralsnog van oordeel dat het belemmeren van efficiënte toegang een potentieel mededingingsprobleem is voor vaste en mobiele gespreksafgifte. In beginsel gaat het om uitbuiting en hebben alle aanbieders hiertoe de prikkel en de mogelijkheid. 97. In de bestaande marktanalysebesluiten voor vaste en mobiel gespreksafgifte heeft het college geconcludeerd dat toegangsweigering een potentieel mededingingsprobleem is. Voor vaste en mobiele gespreksafgifte is daarom een toegangsverplichting opgelegd. Echter, bij vaste toegang is sprake van tariefplafonds zonder een non-discriminatieverplichting, terwijl bij mobiele toegang sprake is van een non-discriminatieverplichting zonder een tariefplafond. Dit resulteert in toegangstarieven op mobiele netwerken die minimaal een factor 10 hoger zijn dan de toegangstarieven op vaste netwerken. Het college gaat hieronder in op de situatie rond toegang op mobiele netwerken, omdat dit de optredende en potentiële problemen rond toegang illustreert. Toegang op mobiele netwerken
98. In de marktanalyse voor gesprekdoorgifte tussen netwerken44 (hierna: transit) heeft het college in randnummer 174, 175 en 230 het volgende overwogen:

Hogere kosten bij directe interconnectie met mobiele aanbieders Uit het onderzoek bij deze marktanalyse is gebleken dat mobiele aanbieders hoge tarieven rekenen voor het verlenen van toegang tot hun netwerken (ofwel het realiseren van de koppeling van de netwerken die een essentieel onderdeel van de levering van gespreksafgifte is). Het betreft tarieven die grotendeels onafhankelijk zijn van de hoeveelheid verkeer,

44 OPTA/AM/2008/202724, Marktanalyse gespreksdoorgifte tussen netwerken, 19 december 2008 www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2806. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 32





Mededingingsproblemen

ofwel grotendeels vaste kosten voor de aanbieder die koppelt. Het gaat om tarieven die zeer veel hoger (schatting: minimaal factor 10) zijn dan de vergelijkbare tarieven voor koppeling op vaste netwerken. Deze hoge tarieven verhogen het omslagpunt waarbij directe interconnectie economisch rendabel wordt en deze vaste kosten vergroten de schaalvoordelen voor het aanbieden van transitdiensten. Dit heeft een negatief effect op de concurrentie op transitdiensten. De verkeersstromen naar de mobiele aanbieders zijn echter voor meeste aanbieders van zodanige omvang dat directe interconnectie een alternatief is voor transit. Deze hoge tarieven vinden hun oorzaak in de AMM van aanbieders in de markt voor mobiele gespreksafgifte (MTA). Voor de tarieven van bijbehorende faciliteiten van mobiele gespreksafgifte (zoals koppeling) bestaat thans op grond van het MTA-besluit een redelijkheidsverplichting. Zoals blijkt uit een aantal geschilprocedures zijn de huidige tarieven van partijen door het college als redelijk beoordeeld. Voor gespreksdoorgifte tussen netwerken bestaan de totale kosten voor een deel uit vaste kosten. Die vaste kosten doen zich vooral voor op het niveau van interconnectie met afzonderlijke partijen. Iedere interconnectie met een specifieke partij bestaat voor een groot deel uit vaste kosten voor het realiseren van de koppeling en de daarvoor benodigde transmissiecapaciteit. Het afhandelen van meer verkeer over een eenmaal gerealiseerde interconnectie geeft slechts beperkte meerkosten. Zoals eerder is aangeven (zie randnummer 0 en volgend) zijn vooral de vaste kosten van interconnectie met mobiele netwerken hoog.

99. Uit de marktanalyse voor transit blijkt dus dat de tarieven voor toegang op mobiele netwerken veel hoger zijn dan op vaste netwerken. Weliswaar heeft het college in het kader van geschillen geconstateerd dat die tarieven redelijk zijn, doch ze lijken in ieder geval niet kostengeoriënteerd. Het lijkt immers niet aannemelijk dat de kosten van het leveren van toegang op mobiele netwerken zoveel verschillen van die van vaste netwerken. Aannemelijker is dat die kosten vergelijkbaar zijn. Het college laat deze kosten van toegang op vaste en mobiele netwerken daarom onderzoeken en modelleren in het BULRIC project.
100. De hoge tarieven die mobiele aanbieders vragen voor toegang tot hun netwerken duiden op het uitbuiten van marktmacht op mobiele gespreksafgifte en duiden erop dat die marktmacht onvoldoende wordt geadresseerd door alleen een toegangsverplichting en non-discriminatieverplichting. Vooralsnog lijkt er dus sprake van een reëel mededingingsprobleem van leveren van toegang tegen te hoge prijzen.
101. Hoge tarieven voor toegang hebben twee nadelige effecten. Ten eerste werkt het door in een hogere totaalprijs voor afgifte, dat wil zeggen: de som van de tarieven voor toegang en de minuuttarieven voor afgifte is hoger. Dit werkt vervolgens weer door in algemene effecten die elders in

45 Dit randnummer is onderdeel van de analyse van schaalvoordelen op de markt voor gespreksdoorgifte tussen netwerken. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 33





Mededingingsproblemen

deze vragenlijst aan de orde zijn. Ten tweede zorgen hoge toegangstarieven ook voor schaalvoordelen op de transitmarkt. Die schaalvoordelen belemmeren de ontwikkeling van meer concurrentie op de transitmarkt. Dat voor de transitmarkt door het college is vastgesteld dat die markt effectief concurrerend is, doet daar niets aan af. KPN heeft op de transitmarkt nog steeds een sterke positie.
102. Daarnaast geldt dat een sterk verschil tussen de tarieven van toegang op vaste en mobiele netwerken, dat geen gevolg is van exogene kostenverschillen, de concurrentie tussen vaste en mobiele aanbieders verstoort.
103. De situatie rond de toegang tot mobiele netwerken, illustreert naar de mening van het college het potentieel nadelige effect wanneer toegangstarieven niet met het tariefplafonds worden gereguleerd. Hoewel de BULRIC kostenanalyse rond toegang hierover nog zekerheid dient te bieden, lijkt het vooralsnog waarschijnlijk dat mobiele toegangstarieven worden gehanteerd die ver boven het niveau van kostenoriëntatie liggen.
104. Dit illustreert ook meer algemeen wat kan gebeuren indien onderdelen van de verzameling aan diensten die nodig is voor gespreksafgifte (dat is afgifte zelf en alle bijbehorende toegangsfaciliteiten en de voorwaarden daarvan) niet voldoende worden gereguleerd. Zoals in de analyse hiervoor is beschreven zal de AMM-positie op gespreksafgifte die alleen wordt geadresseerd door regulering van de minuuttarieven voor afgifte, naar verwachting resulteren in het uitwijken van de resterende marktmacht naar hoge toegangstarieven. Indien vervolgens de hoge toegangstarieven worden geadresseerd met tariefplafonds is de verwachting dat de resterende marktmacht wordt gebruikt om toegang voor bepaalde partijen te belemmeren of weigeren, zodat van de partij aan wie wel goed toegang wordt verleend, andere concessies kunnen worden gevraagd. Dit betekent dat wanneer blijkt dat enige regulering van gespreksafgifte nodig is, ook de tariefplafonds voor toegang en de voorwaarden rond toegang dienen te worden gereguleerd.
69. Onderschrijft u de voorgaande analyse? Graag toelichten.
70. Wat zijn de tarieven en de belangrijkste voorwaarden van de interconnectie-contracten die u thans heeft voor gespreksafgifte? Indien dit u voorkeur heeft, kunt u er ook voor kiezen het uw volledige interconnectie-contracten te verstrekken.
5.3 Marge-uitholling
105. Er is sprake van marge-uitholling indien een verticaal geïntegreerde aanbieder zijn controle over een dienst die hij levert aan concurrenten op een stroomopwaartse markt gebruikt om te voorkomen dat deze concurrenten winstgevend kunnen concurreren in de stroomafwaartse markt waarin hij zelf ook actief is. De dominante aanbieder kan dit doen door hoge (wholesale)prijzen, lage retailprijzen of een combinatie van die twee, zodanig dat de efficiënte concurrenten op de stroomafwaartse markt geen winst meer kunnen maken. Marge-uitholling is een uitsluitingstrategie. Dat wil zeggen dat het doel van het hanteren van marge-uitholling is het uitdrijven of marginaliseren van concurrenten. Indien OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 34





Mededingingsproblemen

concurrenten als gevolg van marge-uitholling niet in staat zijn om winstgevend te opereren op de stroomafwaartse markt, zullen uiteindelijk de markt verlaten en/of nieuwe partijen zullen niet tot de markt toetreden. Het kan ook zijn dat de positie van concurrenten zo verzwakt dat de competitieve druk die ze uitoefenen op de dominante onderneming minder sterk wordt. 106. Marge-uitholling kan eigenlijk alleen een potentieel mededingingsprobleem worden indien er op de onderliggende retailmarkten sprake is van AMM (in ieder geval in de situatie zonder wholesale regulering). Dat maakt dat dit probleem niet relevant is voor mobiele telefonie en mobiele gespreksafgifte. De mobiele retailmarkten en de bovenliggende wholesalemarkt voor mobiele gespreksopbouw maakt niet langer deel uit van de aanbeveling relevante markten. Het college is van oordeel dat er voor een marktanalyse van deze markt thans geen aanleiding is. Er hebben weliswaar concentraties plaatsgevonden, doch deze zijn door de mededingingsautoriteiten beoordeeld en goedgekeurd omdat zij de effectieve mededinging niet significant belemmerden. De meest recente concentratie is door de Commissie goedgekeurd.46 Het college heeft sinds die tijd geen signalen ontvangen die wijzen op minder concurrentie of een marktresultaat met hogere tarieven. 107. Voor vaste telefonie kunnen buitensporig hoge tarieven voor vaste gespreksafgifte resulteren in nadelige effecten van marge-uitholling en dan vooral nadelig richting CPS-aanbieders, die zelf geen vast gespreksafgifte ontvangen en dus zelf niet profiteren van de hogere tarieven en inkomsten voor inkomend verkeer. In de meest recente marktanalyse voor de markt voor gespreksopbouw is geconstateerd dat marge-uitholling een probleem is.47 Op basis daarvan worden verplichtingen, zoals tariefplafonds, opgelegd voor gespreksopbouw geleverd door de dominante aanbieder. Door de gereguleerde wholesaledienst gespreksopbouw kunnen CPS/WLR-aanbieders actief worden in de retailmarkt en zij zorgen daar voor meer concurrentie. CPS/WLR-aanbieders hebben daarnaast ook vaste gespreksafgifte nodig op de netwerken van alle aanbieders die deze dienst leveren. Indien de tarieven van gespreksafgifte boven de kostprijs liggen ontstaat daarom vooral48 voor CPS/WLR- aanbieders marge-uitholling. Voortbouwend op de analyse voor de markt voor gespreksopbouw en de onderliggende retailmarkten voor vaste telefonie, concludeert het college vooralsnog dat er een reëel risico is op te hoge afgiftetarieven met marge-uitholling en uiteindelijk uitsluiting van vooral CPS/WLR- aanbieders als effect.

71. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? 5.4 Prijsdiscriminatie
108. Prijsdiscriminatie kan vanuit economisch perspectief worden gedefinieerd als verschillen in prijzen voor hetzelfde product of dezelfde dienst, die niet zijn gebaseerd op verschillen in onderliggende kosten, ofwel indien een aanbieder onder gelijke omstandigheden andere tarieven

46 Case No COMP/M.4748 ­ T-Mobile / Orange The Netherlands, 20 August 2007. 47 Marktanalyse vaste telefonie, paragraaf 10.2.2. 48 In mindere mate treedt dit effect op bij aanbieders met meer uitgaand dan inkomend verkeer. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 35





Mededingingsproblemen

hanteert. Het college beperkt zich in deze vragenlijst tot de vorm van discriminatie waarin sprake is van het hanteren van verschillende tarieven aan verschillende externe partijen onder gelijke omstandigheden (differentiatie tussen interne en externe tarieven blijft hier buitenbeschouwing49). In het FTA-2-besluit heeft het college geconcludeerd dat er voor vaste gespreksafgifte geen reëel risico is op prijsdiscriminatie (zie besluit FTA-2-besluit, blz. 81 tot en met 83). Die conclusie lijkt het college voor vaste gespreksafgifte nog steeds relevant voor de komende reguleringsperiode.
72. Bent u van mening dat er een reëel risico is op prijsdiscriminatie waarbij de afgiftetarieven voor verschillende externe afnemers worden gedifferentieerd met nadelige effecten voor de concurrentie? Zo ja, waarom (schets duidelijke welke prikkels er zijn voor dit gedrag voor welke aanbieders en welke effecten dat heeft op de concurrentie)?
73. Hebben zich voor vaste gespreksafgifte mededingingsproblemen voorgedaan na het intrekken van de non-discriminatieverplichting voor vaste gespreksafgifte op 1 januari 2009?

49 Deze vorm van differentiatie wordt voldoende gedekt door het probleem van marge-uitholling (zie onderdeel 5.3). OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 36





Verplichtingen


6 Verplichtingen
109. Dit hoofdstuk behandelt de doelstelling van regulering en eventuele passende verplichtingen. 6.1 Doelstelling van regulering
110. In de bestaande marktanalysebesluiten voor vaste en mobiele gespreksafgifte heeft het college geconcludeerd dat er sprake is van de potentiële mededingingsproblemen van leveringsweigering,50 marge-uitholling (alleen voor vaste gespreksafgifte) en buitensporig hoge tarieven. Deze problemen op de wholesalemarkten voor vaste en mobiele gespreksafgifte kunnen nadelige effecten hebben op de concurrentie tussen verschillende aanbieders, bijvoorbeeld voor aanbieders met relatief veel uitgaand en minder inkomend verkeer en voor CPS/WLR-aanbieders (marge-uitholling). Belangrijker is echter een reëel risico op nadelige effecten op de onderliggende retailmarkten voor vaste en mobiele telefonie. Door hoge afgiftetarieven zullen de retailverkeerstarieven (minuuttarieven) naar verwachting stijgen. Ook indien dit effect (deels) wordt gecompenseerd door lagere tarieven voor dienstelementen niet gerelateerd aan verkeer (aansluiting, handsetprijs, etc.) ­ het waterbedeffect ­ resteert naar verwachting een nadelig effect voor eindgebruikers in de vorm van een verstoorde retailtariefstructuur (zie onderdeel 7).
111. In die besluiten is vastgesteld dat het bevorderen van de belangen van eindgebruikers de prioritaire doelstelling is. Immers, het bevorderen van concurrentie op deze markten voor (afgifte op) afzonderlijke netwerken is niet mogelijk. Wel is het belangrijk dat bij de invulling van de regulering wordt voorkomen dat de concurrentieverhoudingen tussen aanbieders niet worden verstoord. Dat laatste resulteert in de doelstelling van een neutrale benadering (zie onderdeel 2.1).
74. Zijn er ten aanzien van de doelstelling van regulering ten opzichte van de situatie van drie jaar geleden relevante zaken gewijzigd, of zullen ze naar uw verwachting wijzigen? Zo ja, welke relevante wijzigingen ziet u?

75. Onderschrijft u de doelstelling zoals geformuleerd in het bestaande marktanalysebesluit als de juiste doelstelling voor de komende reguleringsperiode?

50 Plus de daaraan gerelateerde (secundaire) problemen (zoals vertragingstactieken). OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 37





Verplichtingen

6.2 Tariefregulering (tariefplafonds)
6.2.1 Algemeen
112. Indien er van wordt uitgegaan dat er een risico is op prijsdiscriminatie (met marge-uitholling en uitsluiting als effecten) en/of een risico op buitensporig hoge tarieven, dan is tariefregulering geschikt en noodzakelijk (en daarmee passend) om deze mededingingsproblemen te adresseren. De geschiktheid van deze verplichting vraagt naar de mening van het college niet om een nadere toelichting. Wat betreft de noodzakelijkheid geldt dat het college geen lichtere verplichtingen ziet, die deze problemen kunnen voorkomen.

76. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, welke lichtere verplichtingen ziet u die de genoemde problemen kunnen voorkomen?
6.2.2 Symmetrie en mogelijke asymmetrie voor mobiele nieuwe toetreders 6.2.2.1 Algemeen
113. In het geval tariefregulering passend is, is het kader van het college ten aanzien van de toepassing van symmetrie (gelijke tariefplafonds voor alle vaste aanbieders en gelijke tariefplafonds voor alle mobiele aanbieders) uiteengezet in het FTA-2-besluit (zie onderdeel 8.3.5, 9.4, annex E en annex G.4.7 van het FTA-2-besluit). Kort samengevat luidt dat kader dat symmetrie passend is, tenzij er sprake is van exogene kostenverschillen of als tijdelijke maatregel om de concurrentie te stimuleren (entry assistance). Dit is overigens ook consistent met het oordeel van het college in het huidige MTA- 2b-besluit. In dat laatste besluit zijn asymmetrische tariefplafonds opgelegd aan mobiele aanbieders gelet op de exogene kostenverschillen door de uitgifte van mobiele frequenties. Het college is van oordeel dat de toepassing van asymmetrie als tijdelijke maatregel om de concurrentie te stimuleren thans niet passend is voor zowel vaste als mobiele gespreksafgifte gelet op de mate van concurrentie in de onderliggende retailmarkten. Overigens zou het toepassen van asymmetrie om die reden ook niet voldoen aan de aanbeveling gespreksafgiftetarieven van de Commissie. Die aanbeveling laat alleen ruimte voor asymmetrie bij exogene kostenverschillen. Het college ziet vooralsnog geen exogene kostenverschillen binnen vaste en binnen mobiele telefonie, die dit zouden rechtvaardigen. Mochten die exogene kostenverschillen er zijn, dan zullen die in het BULRIC-project worden vastgesteld.
114. Het college benadrukt dat exogene kostenverschillen alleen kostenverschillen zijn die daadwerkelijk volledig buiten de controle van aanbieders liggen. Zaken als schaalgrootte (wat betreft marktaandeel als geografische schaal), het moment van toetreden,51 de gebruikte technologie, het gebruikte frequentiespectrum, het bedrijfsmodel (bijvoorbeeld netwerk of diensten aanbieder), zijn zaken waar aanbieder controle over hebben en daarom geen rechtvaardiging voor asymmetrie. Het bij

51 Dit is anders indien partijen niet kunnen toetreden, bijvoorbeeld door regelgeving of de wijze waarop frequentievergunningen zijn verstrekt.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 38





Verplichtingen

de levering van een bepaalde dienst optreden van exogene kostenverschillen is dan ook een bijzondere situatie. Exogene kostenverschillen zijn wel `normaal' tussen verschillende diensten zoals vaste telefonie en mobiele telefonie die zich in verschillende markten bevinden. 6.2.2.2 Mobiele nieuwe toetreders
115. De aanbeveling gespreksafgiftetarieven van de Commissie biedt de mogelijkheid om mobiele nieuwe toetreders onder bepaalde voorwaarden een hoger tariefplafond te gunnen: "In case it can be demonstrated that a new mobile entrant operating below the minimum efficient scale (1) incurs higher per-unit incremental costs than the modelled operator, (2) after having determined that there are impediments on the retail market to market entry and expansion, the NRAs may allow these higher costs to be recouped during a transitional period via regulated termination rates. Any such period should not exceed four years after market entry." (nummers toegevoegd door het college)52 116. Deze bepaling kent dus twee voorwaarden. Het college is vooralsnog van oordeel dat aan de tweede voorwaarde niet wordt voldaan. Het college ziet vooralsnog geen belemmeringen voor toetreding noch voor expansie op de mobiele retailmarkt. Dat wil niet zeggen dat toetreding en expansie makkelijk zijn. Toetreding en expansie zijn echter wel mogelijk op de mobiele markt. Mogelijkheden voor toetreding als netwerkaanbieder hebben zich in laatste jaren voorgedaan. Allereerst bij de uitgifte van DCS- en UMTS-frequenties. Daarna bij de overname van twee mobiele aanbieders, O2/Telfort en later Orange. In de nabije toekomst zullen er naar verwachting bij de uitgifte (of verlenging) van nieuwe frequenties ook mogelijkheden zijn voor toetreding. Ook voor expansie thans en na nieuwe toetreding lijken er vooralsnog geen belemmeringen. Daarnaast zijn er mogelijkheden om als service provider (SP) of MVNO toe te treden. 117. Gelet op het voorgaande lijkt de eerste voorwaarde niet meer relevant. Het lijkt overigens niet waarschijnlijk dat er aan de eerste voorwaarde wordt voldaan. Er dient dan sprake te zijn van een hogere incrementele kostprijs voor mobiel gespreksafgifte. Gelet op het principe van economische afschrijving in de aanbeveling zal het dan moeten gaan om een lange termijn kostprijs. Het lijkt niet waarschijnlijk dat een nieuwe toetreder zal toetreden gebruikmakend van de nieuwste technologie met een op lange termijn hogere kostprijs. Nog minder waarschijnlijk is dat een nieuwe toetreder een hogere incrementele kostprijs heeft. Een mogelijk hogere gemiddelde kostprijs (integrale kostprijs) zal immers indien die al zou optreden, waarschijnlijk het gevolg zijn van het opereren onder de efficiënte schaal en de als gevolg daarvan relatief hogere vaste kosten. Echter, het lijkt niet waarschijnlijk dat de incrementele kostprijs (variabele kosten per minuut) van een kleinere aanbieder hoger is.
77. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, welke onderdelen onderschrijft u niet en waarom? Geef daarbij in ieder geval aan welke belemmeringen er zijn voor toetreding tot de mobiele markt en expansie op die markt.

52 Commissie, aanbeveling gespreksafgiftetarieven, onderdeel 10. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 39





Verplichtingen

6.2.3 Verschillende vormen van tariefregulering
118. Indien tariefregulering passend is, dan kan dat op verschillende wijzen worden ingevuld. Daarbij zijn er de volgende opties:
a. Tariefplafonds op basis van de plus BULRIC methodiek, ofwel de kostenmethodiek zoals in het algemeen bij gebruik van BULRIC modellen tot op heden waarbij ook niet-incrementele kosten proportioneel aan afgifte worden toegerekend;53 b. Tariefplafonds op basis van de pure BULRIC methodiek die de Commissie aanbeveelt in de aanbeveling gespreksafgiftetarieven en waarbij alleen de incrementele kosten van afgifte worden toegerekend;
c. Bill-and-keep (hierna: BaK): een methodiek waarin de wholesaletarieven voor afgifte nul zijn en er dus geen onderlinge verrekening van de kosten van gespreksafgifte plaatsvindt.

119. In het separate BULRIC project (zie onderdeel 2.2) wordt door Analysys Mason gewerkt aan het vaststellen van zowel de pure als de plus BULRIC kostprijzen voor vaste en mobiele afgifte. In de volgende paragrafen gaat het college in op wat zij vooralsnog ziet als de voor- en nadelen van deze opties.
120. Het college is van oordeel dat andere kostenmethodieken dan BULRIC minder geschikt zijn gelet op de doelstelling van een gelijkwaardige en concurrentie neutrale benadering van vast en mobiel en ook van vaste en mobiele aanbieders onderling. Deze doelstelling vereist het hanteren van gelijkwaardige methoden voor vast en mobiel die niet ­ of in ieder geval minder goed ­ kan worden bereikt met andere methodieken.

78. Ziet u andere meer geschikte opties voor tariefregulering dan de hier genoemde? Zo ja, welke zijn dat en waarom zijn zij naar uw mening meer geschikt? 6.2.3.1 Plus BULRIC
121. De plus BULRIC methodiek sluit ten opzichte van de andere twee opties het beste aan bij de huidige praktijk. In het algemeen en over lange termijn dalen deze kosten in de tijd door de introductie van nieuwe technologie en breedtevoordelen die worden bereikt door het toenemende gebruik van datadiensten op geconvergeerde netwerken waarover in ieder geval data en telefonie worden geleverd. Hoewel plus BULRIC wat betreft methodiek het beste aansluit bij de huidige methodiek, is daarom de verwachting dat de plus BULRIC kostprijs lager zal zijn dan de huidige tariefplafonds voor vaste en mobiele gespreksafgifte. De voor- en nadelen van plus BULRIC zijn in beginsel omgekeerd aan die van pure BULRIC en die worden behandeld in onderdeel 6.2.3.2.

53 Analysys Mason duidt deze methodiek aan als plus BULRAIC om te benadrukken dat de gemiddelde incrementele kosten van alle diensten worden berekend; met plus BULRIC wordt hier hetzelfde bedoeld als plus BULRIAC, zie Analysys Mason proposed conceptual approach, blz. 42.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 40





Verplichtingen

Plus access BULRIC
122. Naast plus BULRIC modelleert Analysys Mason ook een "plus access BULRIC" variant. Dit is implementatie van plus BULRIC waarin ook de kosten van het vaste aansluitnetwerk proportioneel aan vaste afgifte worden toegerekend. Eerdere implementaties van (plus) BULRIC en andere kostenmodellen voor vaste afgifte, rekenden de kosten van het vaste aansluitnetwerk niet toe aan vaste afgifte. De reden hiervoor was dat de kosten van het vaste aansluitnetwerk niet afhankelijk zijn van (worden gedreven door) het telefonieverkeer (het aantal minuten).54 Het college acht het echter bij de mogelijke toepassing van plus BULRIC en bij een neutrale invulling daarvan, relevant om wel die kosten vast te stellen en het effect van toerekening aan minuten vast te stellen. Het lijkt vooralsnog niet mogelijk deze plus access BULRIC kostprijs direct te gebruiken als het tariefplafond voor vaste afgifte. Immers, in dit geval zouden WLR/CPS-aanbieders tweemaal betalen voor het vaste aansluitnetwerk, namelijk via het WLR-tarief en via het afgiftetarief. Wel zou deze plus access BULRIC kostprijs een rol kunnen spelen in een neutrale invulling van het zowel het vaste als mobiele afgiftetarief. Immers, binnen een plus BULRIC methodiek, kunnen alle kosten relevant zijn, ook de kosten die niet-incrementeel zijn aan afgifte en mogelijk ook de kosten die worden gedreven door de aansluiting of andere dienstelementen. Het college wil binnen de pure BULRIC methodiek daarom op voorhand niets uitsluiten en de volledige kostenstructuur vaststellen. 6.2.3.2 Pure BULRIC
De Commissie
123. De Commissie beveelt pure BULRIC aan als de passende kostenmethodiek. De Commissie motiveert dit door te verwijzen naar de specifieke karakteristieken van afgiftemarkten waarbij een puur incrementele-kostenbenadering de efficiënte productie en consumptie stimuleert en de potentiële verstoringen van concurrentie minimaliseert. In overweging 13 stelt de Commissie ondermeer: "An incremental cost approach which allocates only efficiently incurred costs that would not be sustained if the service included in the increment was no longer produced (i.e. avoidable costs) promotes efficient production and consumption and minimises potential competitive distortions." 124. Aanvullend verwijst de Commissie naar het feit dat bij afgifte ook de gebelde gebruiker nut (utility) verkrijgt uit het gesprek (call externality genoemd) en dat het daarom niet onredelijk is dat die ontvangende gebruiker op enigerlei wijze een deel van de kosten betaalt.55 Dit laatste is echter aanvullend en geen dragend onderdeel van de Commissie motivering voor pure BULRIC. Voor- en nadelen vanuit de economische theorie
125. Zoals de Commissie aangeeft, lijkt de grotere economische efficiëntie van een incrementele kostenbenadering een belangrijk voordeel. Bij een wholesaletarief voor gespreksafgifte dat gelijk is

54 Daarnaast is ook gesteld dat de kosten van het vaste aansluitnetwerk worden veroorzaakt door de vaste aansluiting ofwel vaste abonnement. In dat geval zou het niet gaan om gemeenschappelijke kosten (common costs) wat een reden was die kosten niet aan vaste gespreksafgifte toe te rekenen. 55 Commissie, aanbeveling gespreksafgiftetarieven, overweging 15. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 41





Verplichtingen

aan de incrementele kosten, is het externe prijssignaal (het afgiftetarief) gelijk aan de interne incrementele kosten en wordt dubbele marginalisatie56 vermeden. Hierdoor ontstaan betere prikkels voor efficiënte retailtarieven (tarieven die resulteren in meer welvaart). Bij een opslag voor niet- incrementele kosten op het afgiftetarief, ontstaat een situatie waarin de niet-incrementele kosten zowel in het afgiftetarief worden omgeslagen, en daardoor onderdeel worden van de wholesalekosten van aanbieders, als worden omgeslagen in de retailtarieven. Het is economisch efficiënter (resulteert in grotere welvaart) indien die opslag voor niet-incrementele kosten in de wholesalemarkt wordt vermeden en de retailtariefstructuur wordt vastgesteld op basis van de incrementele kosten van wholesalebouwstenen (ook die bouwstenen die extern worden ingekocht) en waarin de niet- incrementele kosten op retailniveau (via retailtarieven) worden terugverdiend. 126. Cruciaal daarbij is ­ zoals de Commissie ook aangeeft ­ het karakter van de afgiftemarkten: het gaat om een dienst die wederzijds door aanbieders bij elkaar wordt ingekocht (zogenaamde two-way- access). Indien een gereguleerde wholesaledienst eenzijdig wordt aangeboden spreken we van one- way-access (bijvoorbeeld: ULL, WBT gespreksopbouw). 127. De verwachting is dat de betere prikkels bij afgiftetarieven op basis van incrementele kosten, zullen resulteren in lagere retailminuuttarieven en een daardoor hoger gemiddeld gebruik aan minuten. De andere kant is dat de vaste component van tarieven (bijvoorbeeld het maandelijks abonnement of eenmalige tariefcomponent bij een nieuw abonnement57) hierdoor kan stijgen (waterbedeffect). Een gevolg zou kunnen zijn dat aanbiedingen gericht op gebruikers die weinig minuten bellen (hierna: weinig-bellers) minder aantrekkelijk worden. Dit effect wordt versterkt doordat weinig-bellers gemiddeld genomen relatief minder bellen dan gebeld worden, terwijl voor veel-bellers het omgekeerde geldt. Voor weinig-bellers is er daarom een gemiddeld genomen een inputsurplus aan gespreksafgifte, terwijl veel-bellers een inputtekort hebben. Dit resulteert erin dat gespreksafgiftetarieven een netto kasstroom genereren van veel-bellers naar weinig-bellers. Het minder aantrekkelijk worden van aanbiedingen voor weinig-bellers is een potentieel nadeel dat is genoemd door veel mobiele aanbieders in reactie op de consultatie die de Commissie heeft uitgevoerd voor haar aanbeveling. Zie hiervoor bijvoorbeeld de reactie van Vodafone, waarin dit argument het meest is uitgewerkt. Zo stelt Vodafone dat regulering van afgifte op het niveau van pure BULRIC prepaid gebruik minder aantrekkelijk maakt waardoor de mobiele penetratie met ongeveer 10 procent zal dalen.58
128. Door de aanwezigheid van netwerkexternaliteiten kan de afname van penetratie een nadelig effect hebben op de overige gebruikers. Een netwerk externaliteit is een extra baat (nut, of utility) die bestaande gebruikers genieten wanneer er nieuwe gebruikers op het netwerk (in deze context preciezer: de verzameling geinterconnecteerde netwerken) bijkomen. De relevantie voor het

56 Dubbele marginalisatie is een situatie waarin aanbieders in een verticale productiekolom afzonderlijk de prijs van een dienst bepalen waardoor de prijs niet optimaal (ten aanzien van de totale winst van beide aanbieders) gekozen wordt (de prijs is te hoog en de afzet te laag), ten opzichte van een verticaal geïntegreerde onderneming. 57 Dit zijn voorbeelden, het kan ook gaan om minimum gebruikscondities of sneller verlopende prepaid-tegoeden. 58 Zie reactie Vodafone op aanbeveling gespreksafgiftetarieven. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 42





Verplichtingen

tariefniveau van afgifte volgt uit het feit dat alle gebruikers baat kunnen hebben van het subsidiëren van marginale gebruikers die er hierdoor op het netwerk bijkomen. Omdat in dit geval marginale gebruikers vooral de extreem weinig-bellers zijn, kunnen die worden gesubsidieerd door een hoger afgiftetarief. Zij hebben immers in het algemeen een inputsurplus waardoor hogere afgiftetarieven een hogere netto kasstroom naar die weinig-bellers genereert. Door die netto kasstroom kunnen de retailtarieven voor weinig-bellers aantrekkelijker worden met als uiteindelijk resultaat dat meer weinig- bellers de dienst gebruiken (zich aansluiten op het netwerk), waardoor naar verwachting het totale aantal gebruikers (de penetratie van de dienst) zal toenemen. 129. Naast de netwerkexternaliteit is er de gespreksexternaliteit. Binnen het CPNP systeem met afgiftetarieven is dat het nut dat de gebelde gebruiker heeft van het gesprek. Om die gespreksexternaliteit te internaliseren zouden afgiftetarieven onder de (marginale) kostprijs moeten worden vastgesteld. In die zin heeft pure BULRIC ten opzichte van plus BULRIC een extra voordeel doordat pure BULRIC de gespreksexternaliteit beter internaliseert. Op basis van efficiëntie- overwegingen die gespreksexternaliteiten nog niet beschouwen, lijkt pure BULRIC echter al betere prikkels te geven voor efficiënte retailtarieven. Om de gespreksexternaliteit dan te internaliseren zou het pure BULRIC tariefplafonds daarom nog verder neerwaarts moeten worden aangepast. Gelet op de moeilijkheid de gespreksexternaliteit (nut van gebelde gebruiker) te bepalen, lijkt dat echter thans moeilijk implementeerbaar. Niettemin, is de gespreksexternaliteit een factor die op zichzelf genomen vanuit efficiëntieoverwegingen de pure BULRIC methodiek een voordeel geeft ten opzichte van de plus BULRIC methodiek.
De empirie
130. Naast de theorie duiden ook empirische gegevens op een hogere economische efficiëntie (welvaart) bij lage afgiftetarieven (onder het niveau van de gemiddelde kostprijs, of plus BULRIC) of zelfs nultarieven (BaK). Vooral indien de marktuitkomsten van landen met een Calling Network Party Pays (hierna: CPNP) regime ­ gebaseerd op kostenoriëntatie ­ worden vergeleken met landen met een BaK-regime, blijkt dat die laatste landen een veel hoger gebruik en een lagere gemiddelde retailprijs hebben. In het onderdeel over BaK gaat het college nader in op die gegevens. 131. Dat afgiftetarieven onder de gemiddelde kostprijs resulteren in een lagere penetratie, is iets dat door de praktijk niet duidelijk lijkt te worden ondersteund. Zo blijken landen met een BaK-regime59 voor mobiele afgifte in het algemeen niet een significant lagere penetratie te hebben. Wel is de penetratie in de Verenigde Staten (87 procent) lager dan in Europa (123 procent),60 maar in andere BaK-landen (Singapore en Hong Kong) is die penetratie weer hoger dan het EU gemiddelde. Overigens is dit verschil tussen CPNP en BaK landen veel kleiner indien wordt gekeken naar `bezit' (ownership) van een mobiele telefoon, ofwel het percentage personen met één of meer mobiele telefoons. Het

59 Of een regime dat daar sterk op lijkt, in de VS hebben niet alle mobiele aanbieders BaK overeenkomsten maar is dit wel het over het algemeen gebruikte systeem. Tussen vaste aanbieders en mobiele aanbieders geldt er in de VS een regime dat het omgekeerde is van dat in Europa: mobiele aanbieders betalen een vast afgiftetarief dat significant hoger is dan het mobiele afgiftetarief dat vaste aanbieders betalen.
60 Cijfers uit 2008, zie de reactie van Vodafone op consultatie aanbeveling gespreksafgiftetarieven van de Commissie. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 43





Verplichtingen

percentage bezit voor van een mobiele telefoon is 76 procent voor de VS en 83 procent in de EU.61 Bezit is een meer relevante maatstaf daar het relevant is welk percentage van de bevolking een vaste telefoon bezit en welk percentage van de bevolking een mobiele telefoon bezit, doch het bijvoorbeeld vanuit welvaartsperspectief weinig relevant is of men één, twee of drie mobiele telefoons heeft. Carrier pre select - CPS
132. Een vraag is welke invloed pure BULRIC heeft op CPS. WLR/CPS-aanbieders zijn een bijzondere categorie aanbieders in de zin dat ze gespreksafgifte inkopen bij andere aanbieders doch zelf geen verkeer ontvangen. Daarom vallen ze niet in de standaardsituatie waarbij aanbieders wederzijds afgifte bij elkaar inkopen. Het verkeer naar hun klanten wordt immers rechtstreeks afgehandeld door het netwerk van KPN waarvan WLR/CPS-aanbieders gebruikmaken. Er lijkt hier daarom eerder sprake van one-way-access.
133. Indien vaste gespreksafgiftetarieven worden vastgesteld op basis van de pure BULRIC methodiek dan zullen die procentueel gezien veel lager zijn dan die huidige tarieven. De gemeenschappelijke kosten van vaste gespreksafgifte worden niet meer door dat tarief gedekt. Dit is voordelig voor WLR/CPS-aanbieders, doch de vraag is of dit effect niet moet worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een opslag op vaste gespreksopbouw. 6.2.3.3 Bill-and-keep (BaK)
134. BaK is een regime voor afgiftetarieven zonder verrekening van de kosten, ofwel de facto een nultarief indien verkeer op een bepaald netwerkvlak in het bestemmingsnetwerk wordt afgeleverd. Het wordt veel toegepast tussen mobiele aanbieders in de VS. Wat betreft effecten op de economische efficiëntie, zal het naar verwachting lijken op pure BULRIC, doch doordat de tarieven helemaal wegvallen, zullen de relatieve effecten die pure BULRIC heeft ten opzichte van plus BULRIC waarschijnlijk nog sterker zijn bij een overgang naar BaK. De ERG heeft recent een draft common position gepubliceerd waarin BaK wordt geëvalueerd als alternatief voor het huidige CPNP.62 135. Een voordeel van BaK (ten opzichte van CPNP BULRIC) is dat de reguleringskosten gereduceerd worden doordat de kostenmodellering wegvalt. Dit gaat om significante kosten voor zowel de toezichthouder als marktpartijen omdat specifieke modellering voor afgiftetarieven nodig is die uitgevoerd wordt door een extern adviesbureau. Ook de reguleringsonzekerheid zal afnemen doordat de onduidelijkheid over de precieze tariefplafonds wegvalt. Een ander voordeel is dat BaK de

61 Ibid, annex H, tabel 1.
62 ERG (09) 34, DRAFT Common Position on Next Generation Networks Future Charging Mechanisms / Long Term Termination Issues, 14 oktober 2009
http://www.erg.eu.int/doc/publications/2009/erg_09_34_draft_cp_ngn_future_charging_mechanisms_final.pdf. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 44





Verplichtingen

gespreksexternaliteit in het algemeen waarschijnlijk beter internaliseert dan CPNP.63 Tenslotte lijkt BaK tot een lagere gemiddelde prijs per minuut en hoger gemiddeld gebruik te leiden.64 136. Nadelen die soms worden genoemd voor BaK ten opzichte van pure BULRIC zijn de volgende. Ten eerste zouden investeringsprikkels afnemen. Niet duidelijk is echter waarom dat zo zou zijn: immers het feit dat de kosten voor afgifte niet meer kunnen worden verhaald op andere aanbieders, betekent niet dat die niet ­ of minder efficiënt ­ kunnen worden terugverdiend via de retailtarieven voor eigen gebruikers.65 In de praktijk blijkt ook niets van afgenomen investeringen in BaK-landen.66 Ten tweede wordt vaak het probleem van "hete aardappel routering" (hot potato routing) genoemd. Dit behelst het zo snel mogelijk afleveren van gesprekken op het netwerk van andere aanbieders, wat in bepaalde gevallen minder efficiënt kan zijn. Zonder hier thans op alle overwegingen waarom dit kan optreden en of dit dan nadelig is in te gaan, blijkt dit in ieder geval in de praktijk niet op te treden. Ten derde is er het mogelijke probleem van toenemende ongewenste gesprekken. Bijvoorbeeld door directe marketing telefoongesprekken. Inderdaad zullen de kosten voor de bellende call centers afnemen, maar die kosten zijn relatief gering vergeleken bij de personeelskosten van dergelijke centra. Een grote impact hiervan op het gedrag van call centers is dus niet waarschijnlijk. Daarnaast bestaat er in Nederland een bel-me-niet-register waardoor gebruikers dergelijke gesprekken kunnen blokkeren.
137. Andere mogelijke nadelen zijn de volgende. Ten eerste is er het complicerende effect op CPS, dat ook al bij pure BULRIC is genoemd. Ten tweede betekent de invoering van BaK in Nederland, in de situatie dat omliggende landen CPNP blijven gebruiken, dat de gebruikers in Nederland gebruikers in het buitenland subsidiëren. Immers, in Nederland kunnen dan zonder kosten gesprekken uit het buitenland worden afgeleverd, terwijl voor verkeer uit Nederland nog steeds afgiftetarieven worden betaald in het buitenland. Gelet op de gemiddelde hoogte van mobiele gespreksafgiftetarieven in Europa is dit vooral voor de mobiele markt nog een significante kasstroom. Empirie
138. Om de effecten van lagere afgiftetarieven beter te kunnen voorspellen (en de theorie daarover te toetsen) is het illustratief om te kijken naar de effecten op gemiddeld gebruik en gemiddelde prijs per minuut en daarbij landen met een BaK-regime en een CPNP-regime te vergelijken. Een dergelijke vergelijking kan bijvoorbeeld worden gemaakt voor de mobiele markt met behulp van marktdata van Merrilll Lynch. Een dergelijke vergelijking is samengevat in Figuur 1 en Figuur 2. 139. Uit Figuur 1 blijkt dat BaK-landen een veel lagere gemiddelde omzet per minuut (een proxy voor retailprijs) en een veel hoger gebruik per inwoner kennen.

63 Ibid, onderdeel 5.2.1.1.
64 Ibid, onderdeel 5.3.2.
65 De investeringsprikkels kunnen wel afnemen indien de efficiëntie in termen van welvaart van een regime lager is. Dat aspect kan echter beter direct worden geëvalueerd bij de evaluatie van efficiëntie in termen van welvaart. De investeringsprikkels zijn hiervan een afgeleide.
66 Zie Analysys Mason (2008).
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 45





Verplichtingen

revenue per minute
transfered for $ to euro MoU versus RPM (Merill Lynch 2008 Q3 data) at 1,51 exchange rate

0,18
SW

0,16
CPNP

0,14
NL te 0,12
u IE ES NW per min 0,10 DE
BE PT DK IT EL centor 0,08 FR u UKAT SE M in eP 0,06
R FISING - BaK BaK
0,04 US - BaK HK - BaK
0,02

-

0 100 200 300 400 500 600 700 MoU per capita (adjusted)

Figuur 1. Prijs versus gebruik voor mobiele telefonie. Gebruik in gemiddeld aantal minuten per inwoner per maand. Prijs in gemiddelde omzet per minuut (proxy voor de gemiddelde retailprijs per minuut). Bron: Merrill Lynch, Interactive global wireless matrix for 2008Q3. Cijfers van Merrill Lynch aangepast om cijfers in BaK en CPNP landen vergelijkbaar te maken. Aanpassing conform de methode gebruikt in ERG (09) 34.67 Overgenomen uit ERG (09) 34.

140. Uit Figuur 2 blijkt dat uit de praktijk niet duidelijk blijkt dat een lager afgiftetarief resulteert in een lagere penetratie.
Geschiktheid BaK voor de komende reguleringsperiode 141. Hoewel BaK voor de lange termijn een veelbelovend regime is,68 lijkt het toepassen van BaK in de komende reguleringsperiode vooralsnog te vroeg. Relevant daarbij is de huidige gemiddelde hoogte van mobiele afgiftetarieven in Europa en de als gevolg daarvan onder een BaK regime thans resulterende significante kasstroom naar het buitenland. Niettemin hecht het college belang aan de zienswijze van marktpartijen over dit regime.

67 De betreffende aanpassing verkleint de verschillen tussen BaK en CPNP ten opzichte van de `ruwe' Merrill Lynch data. 68 ERG (09) 34: de ERG concludeert : "BaK is more promising than CPNP as a regulatory regime for termination for the long term".
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 46





Verplichtingen

180%
160% EL IT HK - BaK PT 140%
SING - BaK FI AT DE SE UK DK 120%
ES NW NL SW IE n
100% BE netratioe FR US - BaK
ile p 80%
mob
60%
40%
20%

0%

0,000 0,020 0,040 0,060 0,080 0,100 0,120 MTR in euro cent per minute

Figuur 2. Mobiele afgiftetarief versus penetratie. Bron: Merrill Lynch, Interactive global wireless matrix for 2008Q3. Overgenomen uit ERG (09) 34.
6.2.3.4 Vragen
142. Het college heeft over de hiervoor beschreven kostenmethodieken de volgende vraag.
79. Wat is uw visie op de meest geschikte (de passende) kostenmethodiek voor tariefplafonds voor gespreksafgifte?
80. Wat is uw visie op het effect van pure BULRIC op CPS? Indien het college pure BULRIC of BaK als passende invulling ziet, zijn er dan correcties nodig op andere tarieven, bijvoorbeeld het tarief voor gespreksopbouw. Zo ja, hoe dienen die correcties naar uw mening plaats te vinden?

81. Welke rol zouden de kosten van het vaste aansluitnetwerk naar uw mening moeten hebben bij het vaststellen van de tariefplafonds voor vaste en mobiele gespreksafgifte?
82. Wat is uw visie ten aanzien van BaK als regime voor gespreksafgifte op de lange termijn (in Nederland voor de reguleringsperiode startend medio 2013) indien regulering dan nog steeds noodzakelijk zou zijn? OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 47





Verplichtingen

6.2.3.5 Ontmiddeling van minuuttarieven (piek, dal, start) 143. In het FTA-2-besluit heeft het college voor vaste gespreksafgifte geoordeeld dat één uniform tariefplafond voor piek- en dalperioden passend is. Dit betekent dus dat er geen ontmiddeling wordt toepast en dat er ook geen starttarief is maar alleen een minuuttarief. Zie voor de motivering hiervan onderdeel 9.3.7 van het FTA-2-besluit. Door mobiele aanbieders wordt in hun convenantstarieven ook geen ontmiddeling toegepast. Vooralsnog lijkt het college het continueren van deze methodiek passend.

83. Onderschrijft u het voorgaande? Indien u het niet ontmiddelen van het tarief niet onderschrijft, graag aangeven waar en waarom u de motivering van het college op dit punt niet onderschrijft en welke methode naar uw mening passend is. 6.3 Toegangsverplichting
144. In het geval er AMM wordt vastgesteld en tariefregulering is passend, dan lijkt toegangsweigering een potentieel mededingingsprobleem (zie onderdeel 5.2) en lijkt een toegangsverplichting een passende verplichting. Vooralsnog lijkt een invulling van de toegangsverplichting zoals die thans geldt voor vaste gespreksafgifte passend (zie FTA-2-besluit, onderdeel 9.1). Die invulling wordt hierna herhaald. 145. Aanbieders van gespreksafgifte dienen op grond van artikel 6a.6 van de Tw te voldoen aan redelijke verzoeken tot toegang. Deze verplichting houdt in dat aanbieders van gespreksafgifte: a. toegang verlenen tot netwerkelementen of faciliteiten die noodzakelijk zijn voor het afnemen van gespreksafgifte
b. deze toegang leveren op maximaal interconnectiepunten (op de waarde van X komt het college later terug);
c. co-locatie of andere bijbehorende faciliteiten leveren; d. voorzien in directe interconnectie (in de vorm van een directe fysieke koppeling, op verzoek van toegangsvragende partijen) opdat het netwerk van de toegangsverzoekende partij rechtstreeks gekoppeld kan worden aan het netwerk van de aanbieder van vaste gespreksafgifte, hieronder wordt ook het uitvoeren van testen begrepen; e. open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit.69

69 Zie artikel 6a.6, tweede lid, onder e, van de Tw (de wetgever gebruikt interoperabiliteit hier in het kader van een toegangsverplichting).
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 48





Verplichtingen

Geschikte en noodzakelijke voorschriften bij toegang 146. Aanbieders van gespreksafgifte dienen:
a. toegang tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig is voor het effectief en efficiënt aanbieden van elektronische communicatiediensten, te waarborgen; b. verzoeken om toegang tijdig en adequaat in behandeling te nemen en zo nodig met de toegangsverzoekende partij te bespreken en de reactie op het verzoek om toegang binnen een redelijke termijn aan de toegangsverzoekende partij te verstrekken; c. te goeder trouw te onderhandelen met aanbieders van elektronische communicatiediensten die verzoeken om toegang;
d. de al verleende toegang tot faciliteiten niet in te trekken, tenzij voortgezette verlening van toegang redelijkerwijs niet van de aanbieder van gespreksafgifte mag worden verlangd; in dit laatste geval maakt de aanbieder van gespreksafgifte het voornemen tot intrekking minimaal zes maanden voorafgaand aan de voorgenomen datum van intrekking bekend; e. informatie die een toegangverzoekende partij nodig heeft om een voldoende specifiek verzoek om toegang te kunnen doen, desgevraagd tijdig en volledig te verstrekken; f. aan het verlenen van toegang geen onbillijke voorwaarden te verbinden; g. aan toegang geen beperkingen op te leggen zonder objectiveerbare redenen; h. toegangsdiensten niet strategisch te ontwerpen; i. procedures voor verkeers- en netwerkmanagement te hanteren om een ordelijk verloop van verkeer in geval van storing of overaanbod van verkeer te waarborgen; j. volledig gedefinieerde en beschreven procedures te hanteren voor prognosticeren, bestellen en leveren;
k. een minimum kwaliteit te garanderen aan de hand van serviceniveaus voor bestelling, levering en exploitatie van diensten;
l. redelijke contractuele bepalingen te hanteren; m. een redelijke aankondigingstermijn in acht te nemen bij het wijzigen en intrekken van toegang.

147. Hieronder motiveert het college de geschiktheid en noodzakelijkheid van deze voorschriften. 148. Voorschrift a adresseert het probleem van het achterhouden van informatie. Dit voorschrift is noodzakelijk om partijen die toegang afnemen van de informatie te voorzien die nodig is om effectief en efficiënt diensten aan te bieden.
149. Voorschrift b en c spreken feitelijk voor zich. Indien de aanbieder van gespreksafgifte te kwader trouw zou onderhandelen met (potentiële) afnemers, zou toegang ineffectief en inefficiënt zijn, bijvoorbeeld omdat de aanbieder van gespreksafgifte dan onderhandelingsprocessen zeer zou kunnen vertragen. Feitelijk voorzien deze voorschriften dan ook in het oplossen van het mededingingprobleem dat samenhangt met vertragingstactieken (zie FTA-2-besluit, onderdeel 7.4.2). OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 49





Verplichtingen

150. Onderdeel d. De effectiviteit van de toegangsverplichting zou ­ vooral uit oogpunt van het treffen van een snelle en adequate toegangvoorziening ­ onder druk komen te staan, als de aanbieder van gespreksafgifte de verleende toegang zou intrekken. Het gaat hier ook om bijvoorbeeld veranderingen in de locaties waarop toegang wordt verleend en wijze waarop dat gebeurd (bijvoorbeeld de technische standaarden). Soms kunnen dergelijke wijzigingen noodzakelijk zijn. Het wijzigen van locaties en de wijze waarop wordt gekoppeld, vergt echter van de afnemer van toegang een lange voorbereidingstijd. Bij een verandering van locaties bijvoorbeeld, dient de afnemer van toegang voldoende tijd te hebben om opnieuw transmissie naar die locatie te realiseren. Deze handelingen vereisen veel tijd. Daarom acht het college het noodzakelijk dat deze wijzigingen minimaal zes maanden van te voren worden aangekondigd. 151. Onderdeel e is geschikt en noodzakelijk gelet op het vastgestelde potentiële mededingingsprobleem van achterhouden van informatie. 152. Onderdeel f is geschikt en noodzakelijk gelet op het vastgestelde potentiële mededingingsprobleem van het hanteren van onbillijke voorwaarden. 153. Onderdeel g waarborgt dat een redelijk verzoek alleen kan worden afgewezen op grond van objectieve criteria die betrekking hebben op de technische haalbaarheid of de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven. Het enkele feit dat een partij verzoekt om een vorm van toegang die de aanbieder van gespreksafgifte zichzelf (nog) niet levert, vormt op zichzelf geen objectieve reden om een verzoek af te wijzen; het opleggen van beperkingen zonder objectiveerbare redenen zou tot willekeur kunnen leiden en het opleggen van selectieve beperkingen om concurrenten uit de markt te weren.
154. Onderdeel h adresseert het mededingingsprobleem dat samenhangt met het realiseren van strategisch productontwerpen (zie FTA-2-besluit, onderdeel 7.4.5). 155. Onderdeel i. Dit voorschrift is noodzakelijk bijdragen voor verbetering van de effectiviteit van de toegangsverplichting en vermindert het risico dat toegang niet effectief en efficiënt tot stand wordt gebracht. De betreffende procedures omvatten onder andere verkeersroutering om dienstverlening te herstellen bij storing of overaanbod van verkeer (overflow), het opzetten van overflowprocedures (ook wel overloopfaciliteit genoemd) bij blokkering en overbelaste verbindingen. De overflowprocedure is uitsluitend van toepassing bij toegang op regionaal niveau. 156. Onderdeel j. Goedgedefinieerde bestel- en leveringsprocedures zijn geschikt en noodzakelijk om het effectief toepassen van vertragingstactieken te voorkomen. 157. Onderdeel k. Dit voorschrift betekent het hanteren van expliciete kwaliteitsparameters voor de te verrichten diensten, een resultaatsverplichting gebaseerd op minimum serviceniveaus en een hieraan gekoppeld boetebeding in geval van niet-nakoming van de te verrichten diensten op de gestelde kwaliteitsniveaus. Het garanderen van een minimum kwaliteit is van belang om zeker te stellen dat de afnemende partij erop kan vertrouwen dat de toegangsdienst geleverd wordt met een OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 50





Verplichtingen

bepaalde kwaliteit. Als dat niet het geval zou zijn ­ en er bijvoorbeeld sterke fluctuaties in de kwaliteit zouden optreden ­ zou de toegangsvorm minder betrouwbaar en daardoor minder effectief zijn. 158. Onderdeel l. Dit voorschrift volgt uit de eis dat de partij die toegang verleent dit onder redelijke condities doet. Hieronder vallen onder andere betalingsvoorwaarden met inbegrip van facturerings- en betalingsprocedures, een transparante wijzigingsprocedure met in ieder geval bepalingen die betrekking hebben op de mogelijkheden tot wijziging van de dienstverlening, tarieven en voorwaarden, bepalingen over contractherzieningen, beëindiging van een overeenkomst en opschorting van diensten, een vorm van contractuele aansprakelijkheid indien partijen tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst, een geschilbeslechtingsprocedure met adequate reactietermijnen zonder inbreuk te maken op de rechten van aanbieders om gebruik te maken van de mogelijkheid om een geschil bij het college in te dienen.
159. Onderdeel m. Dit voorschrijft is opgenomen om te voorkomen dat aanbieders de toegang belemmeren door het wijzigen in of het intrekken van toegang niet op tijd aan te kondigen. Bij het invullen van de redelijke termijn dienen aanbieders een zodanige termijn te hanteren dat afnemers van toegang ruim voldoende tijd hebben om efficiënt op de wijziging te reageren en niet door een kortere termijn op extra kosten moet worden gejaagd.
84. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? Welke voorschriften zouden naar uw mening wel passend zijn?
Het maximum aantal interconnectiepunten (X)
160. Naar de mening van het college is het noodzakelijk het netwerkniveau (of althans het minimum netwerkniveau) waarop toegang wordt verleend te specificeren. Als dat niet gebeurt hebben aanbieders een mogelijkheid toegang op een te laag netwerkniveau te leveren (te veel locaties) waardoor het realiseren van interconnectie te hoge kosten heeft (inefficiënt is) en niet meer (of onvoldoende) zal plaatsvinden.
161. Een passende invulling van deze regels dient echter niet onnodig restrictief te zijn. Het college acht daarom vooralsnog een invulling waarbij er slechts een minimum netwerkniveau wordt gespecificeerd (dat is een maximum aan het aantal locaties) een passende invulling. Dit minimum netwerkniveau dient een niveau te zijn waarop voldoende aanbieders efficiënt kunnen koppelen waardoor de marktmacht op afgifte wordt weggenomen. Immers, indien er te weinig partijen interconnecteren doordat het netwerkniveau te laag is en daardoor de kosten van interconnecteren te hoog zijn, blijft er een netwerklaag waarin AMM voor gespreksafgifte resteert. De in het BULRIC traject te bepalen kostprijs voor afgifte en het minimum netwerkniveau voor het leveren van toegang, dienen op elkaar afgestemd te zijn. Een eventuele invulling van dit niveau zal dus mede op de uitkomsten van het BULRIC project worden afgestemd. 162. Een dergelijke invulling met een minimum niveau laat ruimte om te kiezen voor interconnectie op een hoger niveau indien de aanbieder die afgifte levert daarvoor kiest. Voor het leveren van die OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 51





Verplichtingen

afgifte op een hoger netwerkniveau (minder locaties) kan dan echter geen hogere vergoeding worden gevraagd zonder instemming van de partij die afgifte afneemt.
85. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet?
86. Wat is naar uw mening in de komende reguleringsperiode het meest efficiënte netwerkniveau (maximum aantal locaties) voor vaste afgifte en mobiele afgifte (dit aantal kan voor vast en mobiel verschillend zijn)? Licht dit toe. Met het meest efficiënte niveau wordt hier bedoeld het niveau dat voor beide partijen gezamenlijk tot de laagste kosten leidt.
87. Wat is naar uw mening het minimum netwerkniveau (maximum aantal locaties) voor vaste afgifte en mobiele afgifte (dit aantal kan voor vast en mobiel verschillend zijn) dat als verplichting zou moeten worden opgelegd?
88. Indien de regels voor het maximale aantal interconnectielocaties op het vaste netwerk verandert (bijvoorbeeld verkleind van 20 naar 4), welke overgangsregels zijn dan naar uw mening nodig bij die transitie?

89. Zijn er naar uw mening regels nodig ten aanzien van de gebieden die vanuit een bepaalde interconnectielocatie worden gedekt? Zou iedere aanbieder die gebieden vrij moeten kunnen kiezen of is hier een zekere harmonisatie nodig? Zo ja, welke regels zijn hier naar uw mening nodig en waarom?

90. Wat is uw visie ten aanzien van het aantal interconnectielocaties op het netwerk van KPN voor vaste gespreksafgifte en vaste gespreksopbouw en de verhouding daartussen? Denk hierbij aan de mogelijkheid dat het maximaal aantal regionale interconnectielocaties kleiner wordt dan 20 terwijl het aantal interconnectielocaties voor vaste gespreksopbouw op het netwerk van KPN 20 blijft.

91. Zijn er verder nog relevante onderwerpen of aspecten ten aanzien van het netwerkniveau die niet worden behandeld in de voorgaande vragen? Zo ja, graag toelichten. Toegang op lokaal niveau tot netwerk van KPN
163. Op basis van het huidige FTA-2-besluit is KPN ook verplicht om toegang te bieden tot het lokale netwerkniveau. Deze verplichting is gekoppeld aan de marktanalyse voor vaste gespreksopbouw en het lijkt vooralsnog passend die verplichting te continueren. Indien een nieuwe analyse voor vaste gespreksopbouw vaststelt dat toegang voor gespreksopbouw op lokaal niveau niet langer passend is, dan lijkt een aanpassing van een nieuw besluit voor gespreksafgifte nodig. Daar de marktanalyses voor vaste gespreksopbouw en vaste gespreksafgifte dan niet meer synchroon lopen, zal in dat geval een lopend marktanalysebesluit voor (vaste) gespreksafgifte deels moeten worden aangepast.
92. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 52





Verplichtingen

6.4 Non-discriminatieverplichting
164. Het college ziet op de markten voor vaste en mobiele gespreksafgifte vooralsnog geen reëel risico op het potentiële mededingingsprobleem van discriminatie in het algemeen en prijsdiscriminatie in het bijzonder (zie onderdeel 5.4 van deze vragenlijst). Vooralsnog lijkt een non- discriminatieverplichting daarom niet aan de orde.
93. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet en welke effecten zou het niet opleggen van die verplichting naar uw mening hebben?
94. Indien u van mening bent dat een non-discriminatieverplichting noodzakelijk is, hoe dient die in dat geval naar uw mening te worden ingevuld en waarom? 6.5 Algemene transparantieverplichting en referentieaanbod 165. Een algemene transparantieverplichting en een referentieaanbod ondersteunen de naleving van een toegangsverplichting. In geval een toegangverplicht passend is, lijkt een ondersteunende transparantieverplichting noodzakelijk om beschikbaarheid van de nodige gegevens te waarborgen. Vooralsnog lijkt in dat geval een invulling van de toegangsverplichting zoals die thans geldt voor vaste gespreksafgifte passend (zie FTA-2-besluit, onderdeel 9.2). Die invulling wordt hier herhaald . 166. Aanbieders van gespreksafgifte dienen de volgende informatie op verzoek van een afnemer te leveren:
a. een overzicht van diensten die de aanbieder van gespreksafgifte kan leveren, met de daarbij behorende voorwaarden (o.a. technische voorwaarden en tarieven); b. de technische kenmerken en andere eigenschappen van het telefoonnetwerk, voor zover de afnemer deze informatie voor gespreksafgifte en de interconnectie ten behoeve van gespreksafgifte nodig heeft;
c. een overzicht van alle locaties (interconnectiepunten) waarop toegang kan worden afgenomen; d. een overzicht per interconnectiepunt van de telefoonnummers die vanuit dat interconnectiepunt bereikbaar zijn;
e. de voorwaarden van betaling en facturering.

167. Gelet op de nog steeds bijzonder sterke positie van KPN op de retailmarkten voor vaste telefonie, lijkt het vooralsnog noodzakelijk dat KPN de bovengenoemde informatie in een referentieaanbod kenbaar maakt.

95. Onderschrijft u het voorgaande? Zo nee, waarom niet? Welke invulling zou naar uw mening wel passend zijn?
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 53





Verplichtingen

168. Voor mobiele netwerken is de locatie (geografische positie) van een mobiele gebruiker (nummer) niet bekend en ontbreekt een eenduidige relatie tussen een bepaalde interconnectielocatie en de nummers die vanuit die locatie kunnen worden bereikt. Voorwaarde d (het leveren van een overzicht van alle locaties ­ interconnectiepunten - waarop toegang kan worden afgenomen) lijkt daarom voor mobiele netwerken niet nodig.

96. Is voorwaarde d naar uw mening relevant en nodig voor mobiele netwerkenwerken? Zo ja, waarom?
6.6 Reguleringskosten

97. Wat zijn uw totale kosten voor het voldoen aan de huidige aan u opgelegde verplichtingen voor vaste en/of mobiele gespreksafgifte? Vermeld daarbij alleen de directe kosten voor het voldoen aan de verplichtingen en niet eventuele indirecte (opportuniteitskosten) door het wegvallen van inkomsten of kosten voor het reageren op marktanalyses. U wordt verzocht dit waar mogelijk uit te splitsen naar de verschillende verplichtingen.

OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 54





Effecten


7 Effecten
169. Als onderdeel van marktanalyse onderzoekt het college welke effecten van regulering te verwachten zijn. Voor een verdere uitleg van de wijze waarop de effectentoets wordt uitgevoerd, verwijst het college naar hoofdstuk 10 van het FTA-2-besluit. 170. Hieronder worden vragen over de verschillende effecten van regulering. Met afkortingen M2M, F2M, M2F en F2F wordt respectievelijk verkeer van mobiel naar mobiel, vast naar mobiel, mobiel naar vast een vast naar vast aangeduid.
7.1 Effectentoets van de Commissie
171. De Europese Commissie heeft in het kader van de aanbeveling gespreksafgiftetarieven een kwantitatieve effectentoets uitgevoerd.70 Deze toets bespreken we hier kort. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we u naar het document van de Commissie. In haar effectentoets hanteert de Commissie de volgende sleutelwaarden:
a. Regulering leidt tot 40% of 70% daling van MTA-tarieven, en 5% of 15% daling van FTA-tarieven; b. In de mobiele markt leidt dit tot een daling van mobiele retailtarieven, waarbij de veronderstelde pass-through-rate (de mate waarin de daling van MTA-tarieven in de mobiele retailtarieven doorgegeven wordt) gelijk is aan 0,33 (met alternatieve waarden van 0, 0,66 en 1). Dat leidt vervolgens tot een stijging van mobiele volumes, waarbij de veronderstelde elasticiteit van de mobiele volumes op - 0,5 vastgesteld is (met alternatieve waarden van 0, - 0,8 en -1,0); c. In de vaste markt leidt dit tot de daling van de tarieven voor bellen van vast naar mobiel en een stijging van volumes van F2M bellen, waarbij de veronderstelde pass-through-rate gelijk is aan 0,2 (alternatieve waarden 0, 0,5 en 0,8) en de veronderstelde elasticiteit van F2M gelijk is aan: - 0,3 (alternatieve waarden 0, -0,4 en -0,6).

172. De toets voorspelt een stijging van consumentensurplus, het producentensurplus (winst) van vaste aanbieders, de totale welvaart en een daling van de winsten van mobiele aanbieders. De Commissie verwacht geen daling van mobiele penetratie als gevolg van eventuele herbalancering van de tarieven. Volgens de Commissie zullen mobiele aanbieders genoeg prikkels blijven hebben om deze eindgebruikers vast te houden.

70 Europese Commissie, SEC(2009) 599, Commission Staff Working Document accompanying the Commission Recommendation on the Regulatory Treatment of Fixed and Mobile Termination Rates in the EU: Implications for Industry, Competition and Consumers, 7 mei 2009.
OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 55





Effecten


98. Onderschrijft u de opzet van de effectentoets zoals die door de Europese Commissie uitgevoerd is? Motiveer uw antwoord.
99. Onderschrijft u de gebruikte parameterwaarden? Welke van de aangegeven alternatieve waarden vindt u het meest realistisch? Zo niet, welke parameterwaarden zouden aangenomen moeten worden? Motiveer uw antwoord. 7.2 Effecten op retailprijzen, volumes, winst
Verlaging vaste gespreksafgifte
173. De onderstaande vragen gaan over de effecten van een verlaging van het tarief van vaste afgifte ten opzichte van het huidige niveau. Ga bij deze vragen uit van dalingspercentages van 40, 60 en 80 procent. Indien u een vaste aanbieder bent, laat dan het effect op de concurrentieverhouding met mobiele aanbieders buitenbeschouwing of ga daar separaat op in er hier van uitgaande dat de mobiele afgiftetarieven gelijk blijven. Maak indien relevant onderscheid tussen de korte en lange termijn en verschillende groepen gebruikers (bijvoorbeeld weinig-bellers en veel-bellers). De vragen zijn bedoeld voor zowel vaste als mobiele aanbieders.
100. Welke invloed verwacht u op uw eigen retailtarieven (en retailtariefstructuur) indien de tarieven van vaste gespreksafgifte dalen. Graag toelichten hoe en waarom die veranderingen optreden en in welke mate zij afhankelijk zijn van de omvang van de daling. Geef zo precies mogelijk aan hoe dit doorwerkt op verschillende aanbiedingen en tariefelementen. Graag ook toelichten of u een herbalancering van de tariefstructuur verwacht, bijvoorbeeld een daling van de minuuttarieven en een stijging van de abonnementstarieven en in welke mate. Hoe verschillen de effecten op basis van de verschillende dalingspercentages (40, 60 en 80 procent)?
101. Zijn er bepaalde drempelwaarden in de verlaging van vaste gespreksafgifte waarbij de effecten significant anders, of non-lineair, worden?
102. Welke invloed verwacht u van de verlaging vaste gespreksafgiftetarieven en de daarop volgende aanpassingen van retailtarieven op de volumes van vaste en mobiele telefonie (of andere diensten die worden beïnvloed)?

103. Welke invloed heeft de verlaging van vaste gespreksafgiftetarieven op uw investeringen en naar verwachtingen op de totale investeringen voor aanbieders van vaste en mobiele telefonie?

104. Welke invloed verwacht u van de verlaging van vaste gespreksafgiftetarieven op de concurrentievoorwaarden? Kunt u aangeven wat u verwacht voor uw eigen onderneming en andere ondernemingen? Welke gevolgen heeft dit op uw omzet en winst?
105. Verwacht u nog andere effecten die in de vragen hiervoor niet zijn genoemd? OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 56





Effecten

Verlaging mobiele gespreksafgifte
174. De onderstaande vragen gaan over de effecten van een verlaging van het tarief van mobiele afgifte ten opzichte van het huidige niveau. Ga bij deze vragen uit van dalingspercentages van 40, 60 en 80 procent. Indien u een mobiele aanbieder bent, laat dan het effect op de concurrentieverhouding met vaste aanbieders buitenbeschouwing of ga daar separaat op in er hier van uitgaande dat de vaste afgiftetarieven gelijk blijven. Maak indien relevant onderscheid tussen de korte en lange termijn en verschillende groepen gebruikers (bijvoorbeeld weinig-bellers en veel-bellers). De vragen zijn bedoeld voor zowel vaste als mobiele aanbieders.

106. Welke invloed verwacht u op uw eigen retailtarieven (en retailtariefstructuur) indien de tarieven van mobiele gespreksafgifte dalen. Graag toelichten hoe en waarom die veranderingen optreden en in welke mate zij afhankelijk zijn van de omvang van de daling. Geef zo precies mogelijk aan hoe dit doorwerkt op verschillende aanbiedingen en tariefelementen. Graag ook toelichten of u een herbalancering van de tariefstructuur verwacht, bijvoorbeeld een daling van de minuuttarieven en een stijging van de abonnementstarieven (of handset-prijzen) en in welke mate. Hoe verschillen de effecten op basis van de verschillende dalingspercentages (40, 60 en 80 procent)?

107. Welke effecten hebben de dalingen van mobiele gespreksafgifte in de afgelopen vijf jaar gehad op uw retailtariefstructuur? Licht dit waar mogelijk toe met bestaande bedrijfsdocumenten die handelen over deze tariefstelling.
108. Zijn er bepaalde drempelwaarden in de verlaging van mobiele gespreksafgifte waarbij de effecten significant anders, of non-lineair worden?
109. Vaste aanbieders hebben de verlagingen in de mobiele afgiftetarieven de laatste drie jaar over het algemeen niet doorgegeven in verlagingen van de retailtarieven voor vast mobiel (F2M).71 Geef aan wat hiervoor bij de tarieven van uw bedrijf de reden is? Licht dit waar mogelijk toe met bestaande bedrijfsdocumenten die handelen over deze tariefstelling. Verwacht u bij verdere verlagingen van het mobiele afgiftetarief wel dat deze door uw bedrijf zullen worden doorgegeven. Zo ja, waar ligt het omslagpunt en waarom?
110. Welke invloed verwacht u van de verlaging van mobiele gespreksafgiftetarieven en de daarop volgende aanpassingen van retailtarieven op de volumes van vaste en mobiele telefonie (of andere diensten die worden beïnvloed)?
111. Welke invloed heeft de verlaging van mobiele gespreksafgiftetarieven op uw investeringen en naar verwachtingen op de totale investeringen voor aanbieders van vaste en mobiele telefonie?

71 De gemiddelde retailtarieven voor vast-mobiel liggen al enkele jaren rond de 17 euro cent per minuut inclusief BTW. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 57





Effecten


112. Welke invloed verwacht u van de verlaging van mobiele gespreksafgiftetarieven op de concurrentievoorwaarden? Kunt u aangeven wat u verwacht voor uw eigen onderneming en andere ondernemingen? Welke gevolgen heeft dit op uw omzet en winst?
113. Verwacht u nog andere effecten die in de vragen hiervoor niet zijn genoemd? 7.3 Diverse kwantitatieve vragen
175. Het college heeft de onderstaande kwantitatieve vragen gerelateerd aan de effectentoets.
114. Heeft u cijfers heeft over de prijselasticiteiten van vaste en mobiele retailtelefoniediensten? Zo ja, welke waarden hebben deze elasticiteiten. Graag dit antwoord zoveel mogelijk uitsplitsen naar verschillende retaildiensten en dienstelementen (zoals abonnement en verkeer). Graag aangeven hoe deze elasticiteiten zijn gemeten en wat ze precies meten. Geef duidelijk aan of het gaat om de ondernemingsspecifieke elasticiteit of marktelasticiteit (zie voetnoot 36 en 37).
115. Wat zijn uw marginale kosten van een vaste telefonie aansluiting per jaar (dus de marginale kostprijs per gebruiker) inclusief de marginale acquisitie en retentie kosten? Vermeld alleen de marginale kosten en dus niet de vaste en gemeenschappelijk kosten die niet stijgen naar mate het aantal abonnees stijgt. Geef aan hoe deze marginale kosten zijn opgebouwd uit verschillende componenten.

116. Wat zijn uw marginale kosten van een mobiele telefonie aansluiting per jaar (dus de marginale kostprijs per gebruiker) inclusief de marginale acquisitie en retentie kosten? Vermeld alleen de marginale kosten en dus niet de vaste en gemeenschappelijk kosten die niet stijgen naar mate het aantal abonnees stijgt. Geef aan hoe deze marginale kosten zijn opgebouwd uit verschillende componenten.

117. Welk percentage van het totaal aantal mobiele retailminuten geleverd door uw bedrijf betreft thans (2009 Q3) prepaid minuten?
Verhouding uitgaand en inkomend verkeer voor weinig- en veel-bellers 176. Bij het voorspellen van de effecten kan het relevant zijn in welke mate verschillende groepen bellers (weinig-bellers en veel-bellers) respectievelijk bellen (naar buiten bellen) en gebeld worden (verkeer ontvangen). Dit is relevant in relatie tot de mogelijkheid dat bijvoorbeeld weinig-bellers meer gebeld worden dan bellen en dus een inputsurplus hebben. In dat licht wil het college van u weten hoeveel minuten verschillende groepen van uw klanten bellen en hoeveel ze gemiddeld worden gebeld. Het college wil die gegevens per decentiel (10 procentinterval) van uw klantenpopulatie. OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 58





Effecten


118. Wat is per decentiel van u klantenpopulatie voor, onderscheiden voor vaste en mobiele telefonie, het gemiddeld aantal minuten dat die klanten bellen per maand (naar buiten bellen, zowel on- als off-net) als het gemiddeld aantal minuten dat die klanten worden gebeld per maand (zowel van binnen uw netwerk als van buiten). De decentielen dienen te worden gemaakt door uw klantenpopulatie te sorteren naar het totaal aantal gebelde minuten (dus retailminuten) en deze in tien percentielen met een gelijk aantal klanten in te delen. Het format van de data dat het college voor ogen staat is gegeven in de onderstaande tabel (Tabel 5).
119. Wat het gemiddeld aantal minuten dat prepaid en postpaid klanten bellen per maand (naar buiten bellen, zowel on- als off-net) als het gemiddeld aantal minuten dat die klanten worden gebeld per maand (zowel van binnen uw netwerk als van buiten). Zie format Tabel 6. decentiel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Sortering op oplopend aantal gebelde (uitgaande) minuten ->
Gemiddeld zelf gebelde aantal
minuten van klanten in dit
dencentiel (uit)
Gemiddeld aantal minuten dat men
gebeld is (in)
Tabel 5. Gemiddeld in en uit gebelde minuten per maand per decentiel van uw klantpopulatie. weinig- beller in het eerste decentiel van 0 tot 10%. veel-beller in het 10 de decentiel van 90 tot 100%.

prepaid postpaid Gemiddeld zelf gebelde aantal
minuten (uit)
Gemiddeld aantal minuten dat men
gebeld is (in)
Tabel 6. Gemiddeld in en uit gebelde minuten per maand voor prepaid en voor postpaid aansluitingen.

OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 59





Afkortingen, begrippen, documenten

Annex A Afkortingen, begrippen, documenten

Afkortingen en begrippen

Afkorting, begrip Uitleg
AMM Aanmerkelijke marktmacht. BULRIC Bottom-Up Long-Run Incremental Costs. Bottom-up: Kostenmethodiek die gebruik maakt van een model waarin de kostenstructuur van een aanbieder wordt gemodelleerd. Long-run: het gat om de kosten op lange termijn, dat wil zeggen zodanig lang dat geen van de kosten nog verzonken (sunk, of onvermijdbaar) zijn (in feite worden alle kosten variabel). Incremental: het gaat alleen om de extra kosten van een bepaalde dienst of onderdeel van een dienst (de increment). BaK Bill and Keep, een methodiek waarin de wholesaletarieven voor afgifte nul zijn en er dus geen onderlinge verrekening van de kosten van gespreksafgifte plaatsvindt. Beller en gebelde
Beller Abonnee of gebruiker die belt (het gesprek initieert) Gebelde Abonnee of gebruiker die gebeld wordt (het gesprek ontvangt) Weinig-bellers gebruikers die weinig minuten bellen Veel-bellers Gebruikers die veel bellen

CBb College van Beroep voor het bedrijfsleven Commissie De Europese Commissie. Concurrentievoorwaarden Karakteristieken van of factoren op de markt die de mate van concurrentie van de markt in het algemeen beïnvloeden of die de concurrentie tussen aanbieders op die markt beïnvloeden.
CPNP Calling Network Party Pays. Exogene Objectieve kostenverschillen die buiten de controle van de betreffende aanbieders kostenverschillen liggen.
Commissie aanbeveling over gespreksafgifte tarieven: "objective cost differences which are outside the control of the operators concerned" FTA Fixed Terminating Acces, ofwel vaste gespreksafgifte. Het college Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. KPN Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen. Marge-uitholling Van het uithollen van marges is sprake als het verschil tussen de groothandelsprijzen die een onderneming met aanmerkelijke marktmacht aan andere ondernemingen in rekening brengt en haar eigen eindgebruikerstarieven zodanig is dat die andere ondernemingen geen reële mogelijkheid hebben om een OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 60





Afkortingen, begrippen, documenten

Afkorting, begrip Uitleg
marktpositie te verwerven of te behouden. Synoniem: prijssqueeze. Reguleringsperiode Periode van medio 2010 tot en met medio 2013. (komende)
Kopersmacht Tegenwerkende kopersmacht. Effectieve kopersmacht Voldoende tegenwerkende kopersmacht om aanmerkelijke marktmacht te voorkomen.
Kosten
Kostprijs Kosten per eenheid
Vaste kosten De kosten die niet afhankelijk zijn van de productieomvang (soms constante kosten genoemd).
Totale kosten Alle kosten van een onderneming (vaste kosten + variabele kosten). Gemiddelde kostprijs De kosten per eenheid waarbij zowel vaste als variabele kosten proportioneel zijn toegerekend.
Variabele kosten De kosten die variëren met de productieomvang. Vaste kosten De kosten die niet afhankelijk zijn van de productieomvang (soms constante kosten genoemd).
Marginale kosten De kosten van het produceren van één extra eenheid product. De begrippen marginale kosten en incrementele kosten lijken erg op elkaar. Het verschil is dat bij incrementele kosten de increment een dienst of onderdeel van een dienst is. Bij marginale kosten is de increment in beginsel één eenheid van een dient (bijvoorbeeld een minuut of een aansluiting). Incrementele kosten De extra kosten van (toenemen met) de productie van een bepaalde dienst of onderdeel van een bepaalde dienst (de dienst wordt in dit geval de service increment genoemd). De incrementele kostprijs = / [aantal eenheden van de increment]. Tenzij anders vermeld gaat het om de incrementele kosten op lange termijn. Niet-incrementele kosten De kosten die niet afhankelijk zijn van (toenemen met) de productie van een bepaalde dienst of onderdeel van een bepaalde dienst.

MTA Mobile Terminating Access, ofwel mobiele gespreksafgifte. MVNOs Mobile Virtual Network Operators (MVNOs) of Mobile Virtual Network Enablers (MVNEs) of Mobile Virtual Network Aggregators Plus BULRIC Kostenmethodiek zoals in het algemeen bij gebruik van BULRIC modellen to op heden waarbij ook niet-incrementele kosten proportioneel aan afgifte worden toegerekend.
Pure BULRIC Kostenmethodiek die de Commissie aanbeveelt in de aanbeveling gespreksafgiftetarieven en waarbij alleen de incrementele kosten van afgifte worden toegerekend.
Omzet De voor de geleverde producten (of diensten) ontvangen financiële vergoeding OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 61





Afkortingen, begrippen, documenten

Afkorting, begrip Uitleg
(exclusief BTW). Omzet = afzet x prijs. SMM Structurele marktmonitor. Het door OPTA op kwartaalbasis vragen van marktgegevens bij aanbieders. Transit Gespreksdoorgifte tussen netwerken. Tw Telecommunicatiewet (Stb. 2004, 189, inwerking getreden op 19 mei 2004, Stb 2004, 207)

Documenten

Document Beschrijving
Aanbeveling Aanbeveling relevante markten van de Europese Commissie C(2007) 5406, 17 december 2007 (PbEG 2007 L344/65) http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/doc/library/proposals/879/l_34420071228 nl00650069.pdf
Aanbeveling Commission Recommendation on the Regulatory Treatment of Fixed and Mobile gespreksafgiftetarieven Termination Rates in the EU C(2009) 3359 final, 7 mei 2009 http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/implementation_enforcement/article_7/in dex_en.htm
Reacties op de consultatie http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/library/public_consult/termination_rates/i ndex_en.htm
Aankondiging nieuwe Aankondiging nieuwe gecombineerde marktanalyse FTA en MTA. analyse OPTA/AM/2009/200861, 9 april 2009 In deze brief informeert OPTA marktpartijen over een in de 2e helft van 2009 te starten nieuwe en gecombineerde marktanalyse voor FTA en MTA. http://www.opta.nl/nl/actueel/recente-publicaties/publicatie/?id=2912 Analysys Mason (2008) Analysys Mason, report for Ofcom, Case studies of mobile termination regimes in Canada, Hong Kong, Singapore and the USA, 26 November 2008.

Onderdeel van Ofcom (2008), zie annex 8.1: http://www.ofcom.org.uk/consult/condocs/mobilecallterm/ Analysys Mason (2009a) Report for OPTA, Proposed conceptual approach for the fixed and mobile BULRIC models, 4 September 2009 BULRIC proposed
conceptual approach (op te vragen bij de contactpersonen voor deze vragenlijst) Bestaande vaste OPTA/AM/2008/202723, Marktanalyse vaste gespreksafgifte, 19 december 2008. marktanalysebesluit http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2802 OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 62





Afkortingen, begrippen, documenten

Document Beschrijving
(FTA-2-besluit)
Bestaande mobiele OPTA/TN/2007/201479, 30 juli 2007 aangepast met OPTA/AM/2008/202914, 19 marktanalysebesluit december 2008.
(MTA-2b-besluit) http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2813 http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2362 FTA-1-besluit OPTA/TN/2005/203467, de wholesalemarkten voor gespreksafgiftediensten op afzonderlijke openbare telefoonnetwerken, verzorgd op een vaste locatie, 21 december 2005.
http://www.opta.nl/asp/besluiten/besluitenenoordelen/document.asp?id=1901 Marktanalysebesluit Besluit marktanalyse vaste telefonie vaste telefonie OPTA/AM/2008/202721, 19 december 2008 http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2807

Marktanalysebesluit Marktanalyse gespreksdoorgifte tussen netwerken transit OPTA/AM/2008/202724, 19 december 2008 http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2806 Common position on ERG Common Position on symmetry of fixed call termination rates and symmetry of symmetry mobile call termination rates, 12 maart 2008 ERG(07)83 http://erg.eu.int/doc/publications/erg_07_83_mtr_ftr_cp_12_03_08.pdf (final CP) http://erg.eu.int/doc/publications/erg_07_83_b_report_mtr_ftr_cp_12_03_08.pdf (summery of the comments)
ERG(06)33 Revised ERG Common Position on the approach to appropriate remedies in the ECNS regulatory framework, mei 2006 http://www.erg.eu.int/doc/meeting/erg_06_33_remedies_common_position_june_06.pdf Draft common position ERG DRAFT Common Position on Next Generation Networks Future Charging on future charging Mechanisms / Long Term Termination Issues mechanisms http://www.erg.eu.int/doc/publications/2009/erg_09_34_draft_cp_ngn_future_charging_mechan ERG (09) 34 isms_final.pdf
Geschilbesluit Orange- Besluit in het geschil tussen Orange en Vodafone inzake zekerheidsstelling, Vodafone over OPTA/TN/2007/201743, 31 juli 2007 zekerheidsstelling http://www.opta.nl/download/201743+Orange-Vodafone+03-09-2007.pdf Geschilbesluit Orange- Besluit in geschil tussen Orange en Vodafone inzake directe interconnectie, Vodafone over directe OPTA/TN/2007/200992, 4 mei 2007. interconnectie http://www.opta.nl/download/200992+Orange-Vodafone.pdf Geschilbesluit Barablu OPTA/AM/2009/200537, 11 maart 2009 http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2902 OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 63





Afkortingen, begrippen, documenten

Document Beschrijving
Ofcom (2008) Wholesale mobile voice call termination, preliminary consultation on future regulation, 20 mei 2009. http://www.ofcom.org.uk/consult/condocs/mobilecallterm/ WPC-IIa-besluit Ontwerpbesluit wholesale price cap 2009-2011 (WPC-IIa), 7 september 2009 http://www.opta.nl/nl/actueel/recente-publicaties/publicatie/?id=3008

OPENBAAR - OPTA ­ vragenlijst vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA en MTA) 64