CNV Onderwijs

23 oktober 2009

Kabinet: AOW leeftijd in stappen omhoog naar 67

Categorie: Algemeen nieuws, Pensioen

Het kabinet heeft besloten om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Alleen als mensen lang achter elkaar gewerkt hebben mogen ze van het kabinet toch met 65 jaar blijven stoppen. Maar zij ontvangen dan een lagere AOW-uitkering. Werknemers in zware beroepen moeten in de toekomst na 30 jaar van hun werkgever minder belastend werk krijgen. Het kabinet wil met ingang van 2020 ook de opbouw van de aanvullende pensioenen beperken.

Met dit besluit ontziet het kabinet de mensen die voor 1955 zijn geboren. Voor wie in 1955 tot en met 1958 geboren is gaat de AOW-leeftijd naar 66 jaar. Wie in 1960 of later is geboren krijgt pas met 67 jaar AOW. Dit geldt vermoedelijk ook voor wie in 1959 geboren is. Die wordt in 2025 66 jaar en in dat jaar ligt de AOW-leeftijd al weer op 67. Niet zeker is of dit echt zo door het kabinet wordt bedoeld.
Wie vanaf 2005 (minimaal 3 dagen in de week) hebben gewerkt mogen van het kabinet de AOW-uitkering toch vanaf hun 65e laten ingaan. Maar zij worden dan wel voor de rest van hun leven gekort op de hoogte van hun AOW-uitkering. Die korting bedraagt voor de hogere inkomens 8% bij 1 jaar en 15% bij 2 jaar vervroegen van de AOW-uitkering. Voor de lagere inkomens vallen deze kortingen iets milder uit: 6,5% respectievelijk 12,5%. Het kabinet wil ook een nieuwe inkomensafhankelijke (fiscale) arbeidskorting invoeren. Die zou er aan moeten bijdragen dat mensen met een laag inkomen voor het eerder ontvangen van hun AOW kunnen kiezen.

Zwaar werk
Het kabinet vindt dat werknemers tegen de tijd dat zij 30 jaar een zwaar beroep vervuld hebben een aanbod moeten krijgen voor minder belastend werk. Krijgen zij zo'n aanbod niet, dan moet hun werkgever het voor hen financieel mogelijk maken om met hun 65e te stoppen met werken. Het kabinet denkt bij zware beroepen aan "werkzaamheden waarvan in redelijkheid niet verwacht kan worden dat deze langer dan 40 jaren verricht kunnen worden zonder uitzonderlijke slijtage". Dit lijkt op een erg "fysieke" invulling van het begrip zwaar, waar werknemers in het onderwijs niet veel aan zullen hebben.

Gevolgen voor het ABP pensioen
Het kabinet wil vanaf 2020 de fiscale ruimte voor de aanvullende pensioenopbouw beperken. Voor de pensioenregeling van ABP zou dit betekenen dat vanaf dat jaar het opbouwpercentage omlaag moet van 2,05% naar 1,95%. Ook zou voor het vanaf 2020 op te bouwen pensioen de richtleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar moeten. Het nu al opgebouwde ABP-pensioen en de verdere opbouw tot 2020 blijven onaangetast. Dat betekent dat voor wie (net) na 1954 geboren is en nog voor 2020 had willen stoppen met werken met gebruikmaking van het ABPKeuzePensioen de gevolgen behoorlijk meevallen. Het ABPKeuzePensioen blijft voor hen gelijk en men kan dit gewoon eerder laten ingaan. Wel moet er een extra periode zonder AOW overbrugd moet worden. Zeker bij een wat hoger aanvullend pensioen leidt dat niet tot een heel groot effect op het moment waarop men met het gewenste inkomensniveau kan uittreden. Voor wie na 1 januari 2020 wil stoppen neemt het negatieve effect heel langzaam toe. De vanaf 2020 nog op te bouwen pensioenaanspraak wordt iets lager en moet bovendien 2 jaar extra naar voren worden gehaald, wat leidt tot een lagere pensioenuitkering over (alleen) dit deel van de totale pensioenaanspraak.
Overigens houdt het kabinet de mogelijkheid open om de aanvullende pensioenopbouw al vanaf een eerder moment te beperken als sociale partners hierover tot afspraken zouden komen ter versterking van de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Hier ligt dus nog wel een bedreiging. De werkgevers in overheid en onderwijs hebben al geregeld aangegeven te willen spreken over het versoberen van de pensioenregeling.

Het moet beter
CNV Onderwijs is niet tevreden over het kabinetsbesluit. Er moet veel harder worden ingezet op het gezond kunnen doorwerken tot 65 jaar. Als verhoging van de AOW-leeftijd al onvermijdelijk is, dan moet dat geleidelijker gebeuren en niet met zulke grote schokken. En er zou dan voor iedereen een flexibele en welvaartsvaste AOW moeten komen. CNV Onderwijs vindt het teleurstellend dat van de topinkomens geen extra bijdrage wordt gevraagd. De toekomst van het aanvullende pensioen moet de verantwoordelijkheid van de sociale partners zijn en blijven.
---