Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Bedrijfscontroles op Natuurbeschermingswetvergunningen

26 oktober 2009 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister antwoord geeft op Kamervragen. De vragen gaan over de controles op de randvoorwaarden voor GLB-subsidies (cross compliance) voor landbouwers in Natura 2000-gebieden.

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over bedrijfscontroles op de Natuurbeschermingswetvergunningen. Deze vragen werden mij toegestuurd op 3 april 2009 onder nummer 2009Z17472.

1.
Bent u bekend met het bericht "Natura 2000 op dood spoor"? Ja.

2.
Kunt u bevestigen dat op dit moment bedrijven worden gecontroleerd in het kader van cross compliance of zij beschikken over een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Uit welke concrete Europese bepalingen volgt de controle op deze vergunningen?
Er vinden inderdaad cross compliancecontroles plaats. Deze controles op de randvoorwaarden voor de verkrijging van GLB-subsidies door landbouwers zijn verplicht op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 73/20091. Op grond van artikel 4, eerste lid, juncto bijlage II, punt A, onderdelen 1 en 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn bepalingen uit Richtlijn 79/409/EEG2 en
1 Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) 1782/2003 (PbEU L 30).

2 Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103).

Richtlijn 92/43/EEG3 aangemerkt als beheerseisen waaraan landbouwers als randvoorwaarde ter verkrijging van de GLB-subsidies dienen te voldoen.
3.
Betreffen dit alleen bedrijven waar een nieuwe situatie is ontstaan of ook bedrijven waar sprake is van bestaand gebruik? Hoe verhoudt dit zich tot artikel 19d, lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin bestaand gebruik wordt vrijgesteld van vergunningplicht totdat de beheerplannen definitief zijn vastgesteld.
De controle op de randvoorwaarden betreft in beginsel alle geselecteerde bedrijven. De controle op de aanwezigheid van een vergunning in verband met het verbod bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vindt plaats indien tijdens de bedrijfscontrole blijkt dat een dergelijke vergunning noodzakelijk is. Het bestaande gebruik van bedrijven wordt vrijgesteld van de vergunningplicht totdat het eerste beheerplan voor het desbetreffende Natura 2000-gebied onherroepelijk is geworden, tenzij sprake is van bestaand gebruik dat is aan te merken als project met potentieel significant negatieve effecten.
4.
Hoe wordt er omgegaan met deze controles als de beheerplannen zijn vastgesteld en de vrijstelling komt te vervallen, en vele bedrijven waar sprake is van bestaand gebruik nog niet zullen beschikken over een Natuurbeschermingswetvergunning. Indien de beheerplannen zijn vastgesteld en de vrijstelling voor een vergunning op grond van artikel 19d, derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 komt te vervallen, kan op een landbouwer de verplichting rusten een vergunning te hebben voor het bestaande gebruik. Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 8 van de Kamervragen van het lid Van der Vlies van 9 april 2009 (kenmerk: TRCJZ/2009/1043) voor de gevallen waarin een vergunning noodzakelijk is. Indien een landbouwer een dergelijke vergunning niet heeft, is sprake van een niet-naleving van een randvoorwaarde voor de GLB-subsidies.
5.
Op welke wijze worden de bedrijven geselecteerd om in aanmerking te komen voor een controle?
De bedrijven worden overeenkomstig de toepasselijke Europese regels geselecteerd op basis van een risicoanalyse.

6.
Hoe wordt beoordeeld of een bedrijf wel of niet over een Natuurbeschermingswetvergunning behoort te beschikken? Zal immers een passende beoordeling moeten hebben plaatsgevonden om hier achter te komen?
3 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206).

Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 4 is niet in alle gevallen sprake van een vergunningplicht. Slechts wanneer geen sprake is van opnemen van activiteiten in een beheerplan kan vergunningplicht ontstaan. Uit de uitspraken van de Raad van State van 1 april 2009 en mijn beantwoording van Kamervragen daarover, die ik heb gememoreerd in het antwoord op vraag 4, moet bij de beoordeling van de effecten het gehele bedrijf in ogenschouw worden genomen en moeten de effecten daarvan op het Natura 2000-gebied worden bezien. 7.
Welke sanctie wordt er opgelegd als blijkt dat een bedrijf onterecht niet beschikt over een Natuurbeschermingswetvergunning?
De overtreding van het verbod zoals bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet wordt strafrechtelijk gehandhaafd. In voorkomend geval kan tevens bestuursdwang toegepast worden. De overtreding van het verbod houdt tevens een niet-naleving in van een randvoorwaarde voor GLB-subsidies. Op grond van Verordening (EG) nr. 73/2009 dien ik in een dergelijk geval in beginsel een korting op te leggen op de GLB-subsidie die de desbetreffende landbouwer ontvangt.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg