Ministerie van Economische Zaken
Het kabinetsbeleid ten aanzien van kolencentrales
> Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Datum 28 oktober 2009
Betreft Het kabinetsbeleid ten aanzien van kolencentrales
Directoraat-generaal voor
Energie en Telecom
Directie Energiemarkt
Bezuidenhoutseweg 30
Postbus 20101
2500 EC Den Haag
T 070 379 8911 (algemeen)
www.ez.nl
Behandeld door
dhr. ir. F.J. Otte
T 070 379 6366
F 070 379 7841
f.j.otte@minez.nl
Ons kenmerk
ET/EM / 9194643
In deze brief geef ik mede namens de minister van VROM antwoord op de vraag
van het Kamerlid Vendrik wat het kabinet doet om de bouw van kolencentrales in
Nederland tegen te gaan.
Gelet op de context waarin deze vraag gesteld is schets ik in deze brief het
Kabinetsbeleid ten aanzien van de ontwikkeling van de elektriciteitsmarkt in
relatie tot het realiseren van de doelstellingen op het gebied van klimaat,
energiebesparing en duurzame energie.
De klimaatverandering stelt ons voor grote uitdagingen. De inzet van het kabinet
bij de conferentie in Kopenhagen in december zal daarom hoog zijn. Immers,
zonder mondiale aanpak is de effectiviteit van Nederlands of zelfs Europees beleid
beperkt. De samenwerking binnen de EU op dit gebied acht ik ook essentieel. De
doelstellingen voor duurzame energie, zoals vastgelegd in het Werkprogramma
Schoon en Zuinig, zijn in lijn met deze Europese afspraken.
De ontwikkeling naar een duurzame energievoorziening is een belangrijk thema in
het kabinetsbeleid. Het kabinet houdt onverminderd vast aan de doelstelling van
20% duurzame energie in 2020. Daarnaast heeft het kabinet ook de taak zorg te
dragen voor de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de energievoorziening in
zijn geheel. De borging van deze publieke belangen is gebaat bij een interne
markt voor elektriciteit, die bijdraagt aan een effectieve en efficiënte wijze van
investeren. Investeringsplannen van energiebedrijven moeten daarom op een
Noord-West Europese schaal worden beschouwd.
De rol van de overheid ligt in het creëren van de juiste randvoorwaarden en het
bieden van adequate prikkels om de publieke belangen te borgen. Binnen deze
randvoorwaarden is het aan de private sector om beslissingen te nemen ten
aanzien van de bouw van nieuw vermogen en het uit bedrijf nemen van bestaand
vermogen. In het Energierapport 2008 heeft het kabinet aangegeven dat met het
oog op de grote energievraagstukken waarvoor we staan geen enkele vorm van
energieopwekking bij voorbaat kan worden uitgesloten. Het kabinet stelt daarbij
strikte randvoorwaarden om te garanderen dat de realisatie van de
kabinetsdoelen op het gebied van het klimaatbeleid niet in gevaar komt.
De publieke belangen in het klimaatbeleid zijn het terugdringen van de CO2-
uitstoot en andere broeikasgassen, een aanzienlijke energiebesparing en de
transitie naar een duurzame energievoorziening. Belangrijke instrumenten om
deze belangen te borgen zijn:
1. Het CO2-plafond en het emissiehandelssysteem (ETS);
2. De stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE), na uitwerking
van het aanvullend Beleidsakkoord;
3. Het innovatie-instrumentarium voor duurzame energie;
4. De wettelijke regeling voor voorrang voor duurzame elektriciteit;
5. Rijkscoördinatieregeling en Crisis- en Herstelwet ter versnelling van
(duurzame) energieprojecten;
6. De eis om - na afloop van de demonstratiefase - CO2-afvang en opslag
toe te passen bij kolencentrales.
De evaluatie van het werkprogramma Schoon en Zuinig zal duidelijk maken of
met dit pakket de kabinetsdoelen bereikt worden.
Op de lange termijn is het doel om een (vrijwel) volledige duurzame
energievoorziening te hebben, maar op de weg daar naar toe blijft fossiele energie
nodig. De rol van kolencentrales zal dus op lange termijn zijn uitgespeeld.
Uitbreiding van de fossiele productiecapaciteit kan echter wel een effect hebben
op de realisatie van de kabinetsdoelen ten aanzien van duurzame energie en
energiebesparing. Dit zal wel in Noord-West Europese context moeten worden
bezien. Nederland is immers geen eiland. Uiteindelijk komt zowel de fossiel
opgewekte als de duurzaam opgewekte stroom samen op één geïntegreerde
Europese elektriciteitsmarkt.
Ik heb eerder aangegeven dat ik momenteel deze interactie tussen duurzame en
fossiele elektriciteit nader bestudeer en dat ik u in het voorjaar van 2010 op basis
daarvan zal informeren over mijn visie en de beleidsimplicaties daarvan. Bij het
formuleren van deze visie zal ik de inbreng van de energiesector en
maatschappelijke partijen betrekken. Ik wijs u hierbij met name op de bijdragen
van het Regieorgaan Energietransitie, de Energie Dialoog Nederland en de
Stichting Natuur & Milieu.
Ondertussen zit het kabinet niet stil. Het wetsvoorstel waar Voorrang voor
Duurzaam deel van uitmaakt is verzonden naar uw Kamer en ik hoop dat we dat
snel kunnen behandelen. Verder loopt de evaluatie van het Werkprogramma
Schoon en Zuinig en ook in het kader van de heroverweging nemen we het beleid
nog eens onder de loep.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken