Algemene Rekenkamer
Informatie aan minister over inzetbaarheid Defensie nog niet beter

De informatie die de minister van Defensie elke maand krijgt over de operationele gereedheid van defensie-eenheden kent wezenlijke tekortkomingen. Deze informatie stelt de minister niet in staat zich een volledig en juist beeld te vormen van de feitelijke situatie van de inzetbaarheid van Nederlandse militairen en materieel. Initiatieven van het Ministerie van Defensie om te komen tot betere verantwoordingsinformatie hebben nog onvoldoende resultaat gehad.

Dit schrijft de Algemene Rekenkamer in het op 10 december 2009 gepubliceerde onderzoeksrapport Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie.
Dit onderzoek is mede op verzoek van de minister zelf een vervolg op onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2006.

In 2006 concludeerde de Algemene Rekenkamer over de inzetbaarheid van de krijgsmacht: De maandrapportages zijn (nog) niet geschikt om een juist en volledig inzicht te geven in de mate waarin de operationele doelstellingen uit de begroting van Defensie worden gerealiseerd.

Sinds 2006 heeft Defensie wel veranderingen in gang gezet en plannen opgesteld voor de verbetering van de informatievoorziening over de operationele gereedheid. De invoering van deze plannen is echter achtergebleven. De Algemene Rekenkamer deed in 2006 al onderzoek. Nu dit herhaald is, blijkt dat de operationeel commandant zijn oordeel over zijn operationele gereedheid in vele gevallen nog steeds niet kan baseren op goed functionerende informatiesystemen op personeel-, materieellogistiek, financieel en operationeel gebied. De doelstelling uit 2006 van Defensie dat de regering erop kan rekenen dat Defensie kan leveren wat is aangegeven in de planning en in de maandrapportages, is niet gerealiseerd.
Verbeteren van maandrapportages verdient volgens de Algemene Rekenkamer systematische aandacht en een hogere prioriteit.

Informatie commandanten over opgedragen, niet over organieke taak
Vijf van de acht door de Algemene Rekenkamer nader onderzochte operationele Defensie-eenheden melden zich niet gereed op basis van hun organieke taken, maar op basis van de feitelijke opgedragen taken. Deze commandanten zeggen dat de door de minister gevraagde informatie onvoldoende inzicht geeft of hun eenheden in staat zijn de organieke taken (datgene waarvoor de eenheid is opgericht) naar behoren uit te voeren. Voor de informatie van de vier onderzochte ondersteunende diensten geldt hetzelfde. Dit kan problemen aan het zicht onttrekken. Feitelijk opgedragen taken stellen in vredestijd minder zware eisen aan de gereedheid dan de organieke taken. Een mijnenbestrijdingsvaartuig bijvoorbeeld heeft geen duikers en mijnjachtofficier nodig wanneer dit wordt ingezet voor de Kustwacht, maar wel wanneer het schip daadwerkelijk mijnen moet jagen.
Het geautomatiseerde systeem voor de personeelsgegevens is nog onvoldoende betrouwbaar, evenals de informatie of er voldoende geoefende manschappen inzetbaar zijn, of dat tijdig voor buitenlandmissies vaccinaties zijn verstrekt.
Ook de informatie in de maandrapportages over het beschikbare defensiematerieel geeft in een aantal gevallen een vertekend of te positief beeld.

In maandrapportages onvoldoende aandacht voor risico's
De militaire en ambtelijke top van Defensie informeert de minister, die bestuurlijk verantwoordelijk is, zowel mondeling als via de maandrapportages en de daarop gebaseerde covernota. Deze nota is onvoldoende op de toekomst gericht en geeft onvoldoende aandacht aan risico's. Op grond van de maandrapportages en de covernota alleen kan de minister zich geen actueel beeld vormen van de ernst van eventuele problemen en/of maatregelen nemen die risico's verminderen.
De minister verantwoordt zich naar de Tweede Kamer onder meer via het jaarverslag. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat ook in enkele gevallen in het jaarverslag een positiever beeld geschetst is over de operationele gereedheid van Defensie dan blijkt uit de (niet openbare) maandrapportages. Dit was onder meer bij de Groep Geleide Wapens het geval. Een ander voorbeeld is het Explosieven Opruimings Commando, dat volgens het jaarverslag eenheden achter de hand heeft bij langdurige inzet. Uit het onderzoek blijkt dat er is voor dit zogenoemde 'voortzettingsvermogen' geen personeel voorhanden is.

Minister van Defensie onderkent tekortkomingen
De minister van Defensie noemt de conclusies uit dit onderzoek van de Algemene Rekenkamer grotendeels herkenbaar. Dat niet alle aangekondigde verbeteringen zijn gehaald, verklaart de minister uit gemaakte keuzes en gestelde prioriteiten. Hij schrijft zich een toereikend beeld te kunnen vormen van de mate van operationele gereedheid van eenheden, mede dankzij andere informatiebronnen. De minister kondigt betere controle op de informatie van de commandanten aan.
De Algemene Rekenkamer zal met belangstelling het eerstvolgend jaarverslag van Defensie toetsen.