Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Toespraak minister Ter Horst bij winterconferentie jeugdgroepen
Subtitel: 25 januari 2010
Dames en heren,
Problematiek rond jeugdgroepen is van alle tijden. In de jaren 60 had
je in Amsterdam de `Pleiners' en de `Dijkers' die elkaar en anderen
het leven zuur maakten. What's new.
Heel ander voorbeeld. Wie nog wel eens een boek van Pietje Bell leest
of voorleest, denkt: wat een brave toestand. Toch werd eind jaren
zestig het boek nog geweerd uit de bibliotheek van Amstelveen en vond
er een discussie plaats om dit verbod landelijk in te voeren. De
kinderboekenschrijver K. Norel schreef: "Vergelijk dit nu eens met Dik
Trom. Dat is een gewone Hollandse jongen met het hart op de rechte
plaats. Maar Pietje haalt gemene streken uit."
Ik heb het nog eens nagezocht. Weet u wat Pietje Bell bij de
oprichting van zijn jeugdbende De Zwarte Hand zei? "Ik wou dat we aan
arme mensen konden geven zonder zelf te stelen."
Met de ogen van nu is het makkelijk om die discussie van toen weg te
zetten als onzinnig. Maar tot voor kort keken we zelf ook heel
verschillend naar onze huidige jeugdgroepen. Eind 2008 waren er
uiteenlopende interpretaties van wat hinderlijk, overlastgevend, en
crimineel was. Wat bij de één overlastgevend was, was bij de ander
hinderlijk en andersom.
Die verschillen in interpretatie kunnen we ons als professionals niet
veroorloven. Wij hebben met de feiten te maken, en die zijn
veelzeggend. Ik noem er twee.
* De belangrijkste bron van overlast in de woonbuurt is de overlast
van groepen jongeren.
* 75% van alle jeugdcriminaliteit wordt gepleegd in groepsverband.
We hebben het dus over een verschijnsel dat direct invloed heeft op de
veiligheid en veiligheidsgevoelens van mensen. Alle aanleiding voor
urgentie. Maar voor een effectieve aanpak hebben we allereerst een
helder beeld nodig. Vandaag wordt dat beeld een stuk scherper. Dat is
te danken aan een uniforme registratie van jeugdgroepen. Alle
politiekorpsen hanteren deze shortlist-methodiek sinds 2008. De
conclusie is: de methodiek werkt! Ik dank de korpsen voor hun inzet,
en vooral de wijkagenten die de daadwerkelijke informatie leveren
verdienen waardering.
De basis is gelegd: er is nu een goed landelijk beeld van alle
problematische jeugdgroepen in Nederland. De cijfers zijn al eerder
bekend gemaakt: Nederland telt 1760 jeugdgroepen. 75% van de
problematische jeugdgroepen is hinderlijk, 19% overlastgevend en 6%
crimineel. Maar tot nu toe waren dat kale cijfers.
Een completer beeld per regio is ontstaan door de cijfers te
combineren met socio-demografische gegevens, zoals de opbouw van de
bevolking, en de hoeveelheid jeugd in de regio. U vindt het resultaat
in een publicatie die u straks krijgt en die ook aan de Tweede Kamer
wordt gestuurd. De nieuwe gegevens nuanceren het beeld en bieden
aanknopingspunten voor een betere aanpak.
Ten eerste komt de jeugdgroepenproblematiek niet alleen voor in de
grote steden. Hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen komen vooral
voor in de regio Utrecht, maar ook in regio's als Midden- en
West-Brabant. Het is niet een problematiek van de G4 of de G32, maar
ook van kleinere gemeenten als Geldrop en Hattem, en dat zeg ik niet
om deze gemeenten in een kwaad daglicht te stellen.
Ten tweede zijn de aantallen jeugdgroepen afgezet tegen de
bevolkingssamenstelling. Puur getalsmatig had de regio Utrecht de
meeste hinderlijke jeugdgroepen. Wanneer dit wordt afgezet tegen de
samenstelling van de bevolking, ontstaat er een ander beeld. In dat
geval hebben de regio's Zuid-Holland-Zuid en Gelderland-Zuid en
Limburg-Zuid relatief gezien veel hinderlijke jeugdgroepen.
We hebben nu een schat aan gegevens.
* We weten waar de grootste problemen voorkomen.
* We hebben beter zicht op aard en omvang van de jeugdgroepen.
* Ook weten we wie de leiders zijn.
* We kennen de samenstelling van de groepen, en
* we hebben zicht op de activiteiten.
De gemeenten kunnen de gegevens nog aanvullen met wat er bekend is
vanuit de jeugdzorg of welzijnswerk.
Alle ingrediënten lijken nu aanwezig voor een stevige aanpak. Díe slag
moeten we het komende jaar slaan; de slag van informatie naar aanpak.
Een aanpak waarbij de lokale driehoek de prioriteiten stelt en de
gemeente de regie in handen neemt. Zij hebben het beste zicht op de
praktijk die per gemeente verschilt. Iedere gemeente vraagt om een
andere aanpak met eigen doelstellingen.
Bijvoorbeeld de gemeenten Almere en Vleuten. Beide met een grote
Vinex-wijk met veel jongeren in verschillende leeftijden. Je hoeft
geen helderziende te zijn dat die gemeenten de komende jaren met
problemen te maken krijgen door jongeren. Dat vraagt om een hele
andere aanpak dan bij een gemeente als Roosendaal waar vergrijzing
veel meer een rol speelt. Waar bij de ene gemeente stabilisatie van de
problemen realistisch is, moet bij de ander reductie de ambitie zijn.
Veel gemeenten zijn al goed bezig.
* Dordrecht en Den Haag werken al met een integrale aanpak op
wijkniveau.
* De gemeente Schiedam begint dit jaar met een praktijkteam waarin
gemeente, politie en BZK nauw samenwerken.
* Ook hebben de 40 gemeenten - de Van Montfransgemeenten - die zich
extra gaan inzetten tegen overlast en verloedering, aangegeven dat
de jeugdproblematiek prioriteit krijgt.
Ik verwacht dat veel gemeenten zullen volgen!
Vanuit de centrale overheid kunt u rekenen op alle steun. Het
Wetsvoorstel regierol gemeenten dat zeer binnenkort naar de Kamer
gaat, geeft gemeenten een stevige positie. Het belangrijkste vind ik
dat de burgemeester voortaan de bevoegdheid heeft om iedere betrokken
organisatie om de tafel te roepen, ook als ze daartoe de bereidheid
niet tonen.
Ik noem ook het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme
en ernstige overlast dat nu bij de Eerste Kamer ligt. Het geeft de
burgemeester concrete - preventieve - maatregelen in handen, zoals het
instellen van een groepsverbond, gebiedsverbod of een avondklok.
Daarnaast ligt er vanaf deze zomer bij iedere gemeente een handreiking
met praktische handvatten voor de regie op de aanpak van de
jeugdproblematiek.
En tenslotte komt er een website beschikbaar waarop u per jeugdgroep
de meest veelbelovende aanpak kunt vinden.
Tot slot.
Het beeld dat Nederland 1800 jeugdbendes heeft is een scheef beeld. De
praktijk is veel gedifferentieerder. Ook moeten we niet het beeld
oproepen dat iedere groep jongeren die op straat rondhangt,
problematisch is. Maar we kunnen niet om de constatering heen, dat
heel veel mensen nog te vaak overlast ervaren van groepen jongeren.
Zij verwachten dat u ingrijpt. De urgentie is er. De gegevens zijn er;
ik zou zeggen: waar wachten we op.