Datum 26 januari 2010
Kamervragen over BrabantZorg en de geboden zorg in de Nieuwe Hoeven in Schaijk
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Leijten en Van
Gerven (beiden SP) over BrabantZorg en de geboden zorg in de Nieuwe Hoeven in
Schaijk (2009Z24589).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Leijten en Van Gerven over
BrabantZorg en de geboden zorg in de Nieuwe Hoeven in Schaijk.
(2009Z24589)
1
Is het waar dat per 1 juli 2009 de waskosten voor dementerende patiënten in het
verpleeghuis de Nieuwe Hoeven in Schaijk verdrievoudigd zijn van circa 70 naar
ruim 200 per maand? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Is hier sprake van een
extreme prijsstelling? 1)
2
Hoe verhoudt zich deze prijsontwikkeling tot de door het College voor
zorgverzekeringen (CVZ) genoemde gemiddelde maandelijkse bedragen van 21-
35? 2) 3)
3
Zijn dergelijke prijsstijgingen niet navrant in de wetenschap dat BrabantZorg in
2008 een positief resultaat boekte van 3,3 miljoen en het eigen vermogen ruim
19 miljoen bedraagt? 4)
1, 2 en 3
Verpleeghuis de Nieuwe Hoeven in Schaijk is onderdeel van de Stichting
BrabantZorg. BrabantZorg heeft haar aanvullende dienstenaanbod voor waskosten
per 1 juli 2009 gewijzigd. De instelling heeft desgevraagd aangegeven dat in de
situatie voor 1 juli 2009 er sprake was van een vaste abonnementsprijs van 73.
Vanaf 1 juli biedt de instelling een dienst met een variabel systeem op basis van
daadwerkelijk gebruik, waarbij een tarief wordt gerekend voor elk feitelijk
aangeboden stuk kleding. Het effect op de kosten voor de cliënt is afhankelijk van
persoonlijke keuzes in de frequentie van het laten wassen. De instelling heeft in
een brief van 29 oktober 2009 aan cliënten aangeven dat kosten voor een
normaal waspatroon liggen tussen de 135 en 210 per maand, afhankelijk van
de soort kleding die wordt aangeboden. Uit nadere informatie van BrabantZorg
blijkt dat diverse bewoners minder zijn gaan betalen, maar ook dat er bewoners
aanzienlijk meer zijn gaan betalen dan de oude abonnementsprijs. BrabantZorg
heeft bewoners, waarbij de waskosten tussen 1 juli en 31 december 2009 hoger
waren dan voorheen, op 23 december 2009 een brief gezonden met het besluit de
meerkosten voor die cliënten over die periode voor rekening van de instelling te
nemen.
Een Raad van Bestuur moet over aanvullende diensten advies vragen aan de
cliëntenraad. Hiervoor geldt het zogenaamd verzwaard adviesrecht van
cliëntenraden. Ik heb van zowel de Raad van Bestuur als van de centrale
cliëntenraad begrepen dat de nieuwe dienst voor waskosten van BrabantZorg de
instemming van de centrale cliëntenraad heeft.
Het CVZ noemt in haar rapport van oktober 2007 een bedrag van waskosten van
tussen de 20 en 35 per maand. U heeft beschikking over actuele gegevens
over waskosten. Op 23 juli 2009 heb ik namelijk een brief (MEVA-AEB/2941132)
naar de Tweede Kamer gestuurd over vrijwillige bewonersbijdragen met een
rapport van Research voor Beleid. Aan het onderzoek hebben 188 instellingen
deelgenomen en 109 cliëntenraden. Uit het onderzoek komt naar voren dat de
gemiddelde bijdrage voor wassen/stomen van ondergoed en kleding 36
bedraagt. De hoogst gemeten bijdrage voor deze dienst bedroeg in het onderzoek
78. Ik constateer dat de kosten die BrabantZorg bij een normaal waspatroon
doorberekent veel hoger zijn dan de gemiddelde en maximumbedragen die naar
voren komen uit het recente onderzoek van Research voor Beleid. Het wassen van
kleding is echter geen onderdeel van de AWBZ en valt onder aanvullende diensten
die zorgaanbieders als aanvulling op de verzekerde zorg aanbieden. Deze
aanvullende diensten vallen niet onder mijn verantwoordelijkheid en zijn primair
de verantwoordelijkheid van de instelling. In mijn brief van 23 juli 2009 heb ik wel
aangekondigd om de grote verschillen in kosten van aanvullende diensten met de
sector te bespreken. Op dit moment ben ik hierover met de sector in gesprek.
De cliënt is overigens niet verplicht om de dienst af te nemen bij de instelling. De
cliënt heeft de vrijheid te kiezen om het wassen geheel of gedeeltelijk zelf te laten
verzorgen, bijvoorbeeld door een familielid. Cliënten maken ook daadwerkelijk
gebruik van die keuzemogelijkheid. Bij BrabantZorg is er een aanzienlijk deel van
bewoners waarvan het wassen van kleding plaatsvindt door familieleden of
mantelzorgers. Daarbij is er de optie om een deel van het wasgoed zelf te wassen
(bijvoorbeeld bovenkleding) en een deel van het wasgoed via de instelling te laten
wassen (bijvoorbeeld alle onderkleding). Hierbij spelen ook kwalitatieve redenen
een rol, bijvoorbeeld wanneer mensen van mening zijn dat kleding sneller slijt bij
industriële bewassing dan wanneer zij dat zelf doen.
4
Is het waar dat in de Nieuwe Hoeven de praktijk is dat de bewoners standaard
slechts eenmaal per week worden gedoucht, en wanneer mensen vaker dan
eenmaal per week willen worden gedoucht, hiervoor bijbetaald moet worden? Is
hier geen sprake van ontmenselijkte zorg? Vindt u niet dat douchen behoort tot de
elementaire dagelijkse behoefte van mensen, en zeker van dementerende
ouderen, en dat de behoefte en het leefpatroon van patiënten hierbij leidend
moeten zijn?
5
Klopt deze manier van bijbetalen (36 per douchebeurt wordt genoemd) met het
zorgzwaartepakket dat de bewoners hebben? Zo ja, bent u van mening dat de
pakketten deugen als er maar één keer per week gedoucht kan worden? Zo nee,
wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat het bijbetalen voor douchen wordt
voortgezet?
4 en 5
Uit navraag bij BrabantZorg blijkt dat er geen sprake is van bijbetaling voor
douchebeurten. De normen voor verantwoorde zorg stellen dat de zorginstelling
passende hulp moet bieden bij onder meer wassen/douchen. Aan die norm wordt
op verschillende wijze invulling gegeven bij Nieuwe Hoeven: wassen onder de
douche, aan de wastafel of op bed. Afspraken over de frequentie van douchen
maken onderdeel uit van het individuele zorgplan die voor iedere bewoner van
Nieuwe Hoeven wordt vastgesteld. De instelling geeft desgevraagd aan dat in de
praktijk blijkt dat cliënten over het algemeen een keer in de week gedoucht
worden en daarnaast iedere dag volledig op bed of aan de wastafel gewassen
worden. Cliënten betalen bij BrabantZorg dus geen 36 voor extra
douchebeurten.
6
Wat is uw oordeel over de exorbitante beloning van de drie leden van de Raad van
Bestuur waarvan Van de W. een totaal inkomen heeft in 2008 van 196.415, Van
O. 181.605 en de J. 174.527? 5)
6
Voor de beloning van de leden van de Raad van Bestuur hebt u het zogenaamde
super-bruto genomen (= het bruto-salaris inclusief werkgeverslasten voor sociale
zekerheid en pensioen). De juiste vergelijkingsmaatstaf is om naar het
brutosalaris te kijken. Dan zijn de bedragen 169.399, 155.5219 en 149.302.
Wanneer ik die bedragen afzet tegen de nu nog meest gangbare salarisadvies-
regeling voor bestuurders, die van de NVZD, dan zie ik dat ze alle drie ruim onder
het maximum blijven. Bovendien bleek mij uit navraag dat de kosten van de
bestuurders maar voor de helft op de zorginstelling BrabantZorg drukken. Want,
hoewel dat niet duidelijk uit het jaarverslag blijkt, is het zo dat de andere helft is
doorbelast naar de twee vastgoedstichtingen waar BrabantZorg in participeert en
waarvan het bestuur een personele unie vormt met het bestuur van BrabantZorg.
De per saldolasten van de Raad van Bestuur van BrabantZorg zijn derhalve
overzienbaar en binnen het gangbare kader.
7
Is u bekend dat deze drie leden van de Raad van Bestuur alle drie een auto van
de zaak hebben met een gezamenlijke cataloguswaarde van circa 100.000? Zo
ja, vindt u dit een passende arbeidsvoorwaarde bij directeuren werkzaam in de
zorg, die al een inkomen toucheren op of boven de Balkenendenorm?
8
Vindt u het maatschappelijk verantwoord dat in 2008 ook de derde directeur een
auto van de zaak heeft gekregen?
7 en 8
Ik lees in het jaarverslag dat de cataloguswaarde van de auto van de zaak van de
drie bestuurders respectievelijk is 36.000, 34.454 en 28.460. Of dat een
verantwoorde uitgave is, kan alleen op instellingsniveau worden beoordeeld. Er
zijn tal van factoren die niet in het jaarverslag staan, die relevant zijn voor de
keuze van de auto van de zaak waaronder bijvoorbeeld het aantal jaarlijks te
verrijden zakelijke kilometers.
9
Vindt u het billijk dat het totale inkomen van de drie directeuren in 2008 met
gemiddeld 11,9% is gestegen ten opzichte van 2007?
9
Wanneer ik naar de drie bruto-inkomens kijk dan zie ik inderdaad een grotere
inkomensstijging dan wat in de cao-afspraken is overeengekomen aan algemene
cao-loonstijging in de sector. Het kabinet propageert loonmatiging voor iedereen
in deze tijden van crisis. Als er dus sprake zou zijn van een onverklaarbare
loonstijging, zou dat afkeurenswaardig zijn. Bij de uiteindelijke beoordeling spelen
diverse factoren een rol, waar onder:
· De dynamiek in de zorg is zodanig dat BrabantZorg in 2008 niet helemaal
vergelijkbaar is met de rechtsvoorgangers in 2007. Het is een feit dat
BrabantZorg in 2008 is ontstaan uit een fusie- en afscheidingsproces. Dat
maakt dat de inschaling van de bestuurders in 2008 door andere factoren
wordt bepaald dan in 2007, namelijk dat door de fusie een andersoortige
zorginstelling is ontstaan.
· De bestuurders konden dus in 2008 opnieuw ingeschaald worden omdat ze
een andersoortige zorginstelling bestuurden dan in 2007.
· Verder heb ik in mijn antwoord op vraag 6 geconstateerd dat de
bestuurders in 2008 onder de norm zijn gebleven die voortvloeit uit de in
die sector meest gebruikte salarisadviesregeling voor bestuurders, die van
de NVZD. Dat was ook in 2007 het geval.
· Wellicht heeft de Raad van Toezicht van BrabantZorg bij de nieuwe
inschaling ook meegewogen dat de bestuurders in 2008 ook een jaar
ervaring meer hadden in het besturen van zorginstellingen. Verstandige
Raden van Toezicht zullen hun bestuurders niet meteen een hoog salaris
geven, maar een groeiperspectief inbouwen, in de vorm van het bepalen
van een aantal periodieken. Eenzelfde strategie van `binden en boeien' komt
ook voor in de normale loonschalen die in cao's worden gehanteerd. Zolang
de hoogst bereikbare periodiek voor een bestuurder nog onder een
maatschappelijk verantwoord niveau ligt en de periodiek ook geen
automatisme is, is zo'n groeiproces in de beloning een verantwoorde wijze
om te voorkomen dat een bestuurder al weer snel vertrekt.
10
Is drie directeuren voor een dergelijke organisatie niet teveel? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, waarom wel?
10
Ik heb geen objectieve norm om hier een onderbouwd oordeel over te kunnen
geven. Over het algemeen is het wel zo dat er meer bestuurlijke capaciteit is
vereist wanneer organisaties zich in een fusieproces bevinden dan wel daar net
uitkomen en wanneer er meerdere locaties zijn. Zie ook het antwoord op vraag 6.
11
Vindt u het niet schrijnend dat aan de top zoveel wordt verdiend, terwijl de
patiënten bij de waskosten op extreem hoge individuele kosten worden gejaagd?
Zo nee, waarom niet?
11
Voor mijn reactie op uw stelling 'dat er aan de top zoveel wordt verdiend' verwijs
ik u naar mijn antwoorden op de vragen 6 tot en met 10. Voor mijn reactie op de
waskosten verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 1 tot en met 3.
Uiteindelijk is het aan de instelling om een totaalafweging te maken tussen
salarissen, het leveren van kwalitatief goede zorg en over ondersteunende
diensten. Ook voor hen geldt dat een euro maar één keer uitgegeven kan worden.
Wat betreft de waskostenregeling wil ik benadrukken dat deze na uitvoerig
overleg van de instelling met de cliëntenraad tot stand is gekomen.
12
Heeft u kennisgenomen van de nieuwe samenwerkingsplannen van BrabantZorg
die nu al circa 3500 medewerkers telt? 6) Wat is uw oordeel over de plannen die
vermoedelijk tot een nieuwe fusie zullen leiden van de noodlijdende stichting
Nieuwebrug met BrabantZorg?
12
Stichting Nieuwebrug heeft al enige tijd continuïteitsproblemen die het
voortbestaan van deze Stichting ernstig bedreigen. BrabantZorg heeft de
mogelijkheden onderzocht om een rol te spelen bij het oplossen van deze
continuïteitsproblemen. Inmiddels is er een voornemen tot fuseren van
BrabantZorg en Nieuwebrug. Dit voornemen is begin december voorgelegd aan de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Het voorgenomen besluit wordt ook in
de afzonderlijke organisaties voorgelegd aan de centrale cliëntenraden,
ondernemingsraden en aan de Raden van Toezicht/Commissarissen. De Nma en
de adviesorganen moeten de ruimte krijgen om hun oordeel te geven over het
fusievoornemen. Mijn belangrijkste zorg is de continuïteit van de zorg aan de circa
550 bewoners van de verpleeg- en verzorgingshuizen van Stichting Nieuwebrug in
de regio 's-Hertogenbosch en Bommelerwaard.
13
Welke bijdrage levert een dergelijke schaalvergroting aan verbetering van de zorg
en meer handen aan het bed? Leidt dit niet tot een verdere bureaucratisering,
meer management, hogere salarissen aan de top en grotere afstand van
BrabantZorg tot de patiënten en de familieleden/vertegenwoordigers?
14
Bent u bereid in te grijpen om deze fusie te voorkomen?
13 en 14
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 12 en benadruk nogmaals dat mijn
belangrijkste zorg de continuïteit is van de zorg aan de bewoners van de verpleeg-
en verzorgingshuizen van Stichting Nieuwebrug.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport