Universiteit van Tilburg

Persbericht 8 maart 2010

Buren helpen elkaar best, ook als sociale cohesie ontbreekt

Verlegenheid om te vragen belemmert informele zorg

Buurtbewoners die niet nauw betrokken zijn bij een buurt, bieden elkaar wel degelijk hulp op individuele basis. Maar projecten die sociale cohesie tot stand willen brengen in buurten leiden nauwelijks tot meer burenhulp. Dat concludeert sociologe Lilian Linders, die onderzoek deed in een Eindhovense volksbuurt. Linders promoveert op vrijdag 12 maart op het onderzoek aan de Universiteit van Tilburg.

De sociale relaties in buurten zijn in de afgelopen decennia aanzienlijk losser geworden doordat families verder uit elkaar zijn gaan wonen, mensen meer zijn gaan werken, de buurten diverser van samenstelling zijn geworden en de bewoners een minder hechte band hebben gekregen met hun buurt. Ook wonen kwetsbare mensen zoals psychiatrische patiënten nu in een gewone buurt in plaats van in een instelling. De invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning doet mede daarom een beroep op burgers om meer voor elkaar te zorgen. Beleidsmakers menen vaak dat het versterken van de binding in buurt of wijk leidt tot meer zorgzaamheid tussen buren en stellen mede daarvoor buurtprojecten op.

Vraagverlegenheid
Lilian Linders' bevindingen tonen echter aan dat buurtbewoners elkaar wel degelijk helpen, alleen niet op basis van buurtcohesie, maar op basis van een persoonlijke relatie. Haar onderzoek maakt ook zichtbaar dat veel mensen schromen om hulp te vragen aan het sociale netwerk. Deze vraagverlegenheid is een grotere belemmering voor het tot stand komen van informele zorg dan een gebrek aan hulpbereidheid van buren, vrienden en bekenden.

Een andere opmerkelijke bevinding is dat in een relatief zwakke buurt zoals die waar het onderzoek plaatsvond, mensen met fysieke of sociale problemen vooral elkaar op de been houden. Er is veel minder sprake van de sterkste schouders die de lasten dragen. Het principe 'soort zoekt soort' blijkt ook van toepassing op hulpbehoevenden: gevers en ontvangers van hulp hebben vaak veel met elkaar gemeen. Niet alleen behoren ze meestal tot dezelfde sociale klasse, ook hebben ze vaak te maken met een of andere beperking.

Lilian Linders is werkzaam als onderzoeker en docent bij Fontys Hogeschool Sociale Studies. Sinds september 2009 is ze als onderzoeker betrokken bij de WMO-werkplaats Noord-Brabant, één van de zes WMO-werkplaatsen waarvoor het Ministerie van VWS middelen beschikbaar stelde. De WMO-werkplaats Noord-Brabant richt zich op de vraag hoe formele zorg zo te organiseren dat informele zorg optimaal beschikbaar komt.