Vrije Universiteit Amsterdam
Morfotectonische analyses in ZO Karpaten
* Startdatum: 12-03-2010
* Tijd: 11.45
* Locatie: Aula
* Titel: Morfotectonische analyses in ZO Karpaten
* Spreker: D. Necea
* Promotor: prof.dr. P.A.M. Andriessen prof.dr. C. Dinu
* Onderdeel: Faculteit der Aard- en levenswetenschappen
* Wetenschapsgebied: Aard- en levenswetenschappen
* Evenementtype: Promotie
De zuidoostelijke Karpaten blijken opheffing en erosie te hebben
ondergaan tijdens het Eoceen-Oligoceen en de samendrukking zette zich,
anders dan eerder werd verondersteld, tijdens het Paleoceen voort. Dit
is een van de conclusies uit het promotieonderzoek van Diana Necea.
Het onderzoek van Necea concentreert zich op de morfologische
ontwikkeling en opheffings- en erosiegeschiedenis van de
zuidoostelijke Karpaten. Dit gebergte is opgebouwd uit verschillende
tektonische blokken en vormde zich tijdens het Trias tot Kwartair als
onderdeel van de Alpen-Karpatenboog. De interne breukblokken waren
actief tijdens het Midden-Krijt waarna de verkorting werd overgenomen
door de externe breukblokken tijdens het Mioceen. Daarnaast
ontwikkelden zich in het Laat-Mioceen het Focsani voorlandbekken en
vervolgens in het Plioceen Brasov bekken bovenop de breukblokken van
de interne Karpaten.
Necea's studie is een multidisciplinaire benadering dat zich richt op
de dateringen van verticale bewegingen en erosiegeschiedenis van het
zuidoostelijke Karpatengebergte van het Krijt tot Holoceen om zo de
amplitude, timing en snelheid van de verticale bewegingen te bepalen.
Met Infrared Stimulated Luminiscence dateringen van lösssequenties
bepaalde zij accumulatiesnelheden en indirect de terrasvorming
ouderdom en rivier insnijdingsnelheid. Daarnaast hielpen
lage-temperatuur thermochronologie bij het bepalen van de timing en
amplitude van verticale bewegingen gedurende de gehele
gebergtevorming.
De zuidoostelijke Karpaten blijken opheffing en erosie te hebben
ondergaan gedurende het Eoceen-Oligoceen en dat de samendrukking zich
tijdens het Paleoceen voortzette. Verkorting vervolgde zich in een
post-gebergtevormingsfase van het Laat-Mioceen tot tegenwoordig. In
het late Vroeg-Pleistoceen leidde dit tot 750 m opheffing en
scheefstelling aan de westelijke flank van het Focsani bekken. Het
late Midden-Pleistoceen-Holoceen toont een opheffing van ~250 m op
basis van Midden Pleistocene-Holocene rivierterrassen van de externe
breukblokken wordt gecorreleerd aan mogelijke tektonische of
klimatologische gebeurtenissen.
© Copyright Vrije Universiteit Amsterdam