Rathenau Instituut
14-04-2010
Politici moeten zich niet te afhankelijk opstellen van de wetenschap
en duidelijk maken welke politieke waarden en visies in het spel zijn.
In het politieke en wetenschappelijke klimaatdebat moet dan ook meer
aandacht zijn voor zowel de onzekerheid en dissensus in kennis als de
diversiteit in visies.Dat concludeert het Rathenau Instituut in de
zojuist gepresenteerde studie Ruimte voor Klimaat naar de interactie
tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media.
In de studie Ruimte voor Klimaat heeft het instituut onderzocht hoe de
kennisontwikkeling en het politieke debat over het klimaatprobleem
zich in de afgelopen decennia hebben ontwikkeld. Ook is bestudeerd hoe
de pers over het klimaatprobleem heeft bericht. Het Rathenau Instituut
heeft de studie aan de Tweede Kamer aangeboden ter voorbereiding van
de hoorzitting die op 19 april wordt gehouden over het
klimaatonderzoek van het IPCC.
Terugblik op het Nederlandse klimaatdebat
Gedurende de jaren zeventig en tachtig kregen politiek en wetenschap
steeds meer aandacht voor het klimaatprobleem, destijds broeikaseffect
geheten. Bij gebrek aan voldoende wetenschappelijk bewijs en
internationaal beleid, voerde Nederland een no-regret klimaatbeleid.
Het ging om maatregelen, zoals energiebesparing, die ook via andere
beleidsterreinen gerechtvaardigd werden. Dit veranderde eind jaren
tachtig. Sindsdien legitimeert men verdergaandere klimaatmaatregelen
met een beroep op het voorzorgsprincipe en de rapporten van het
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Het
voorzorgsprincipe houdt in dat er voor ingrijpen ter beperking van een
milieurisico geen volledige wetenschappelijke kennis van dat risico
nodig is; gerede wetenschappelijke aanwijzingen zijn voldoende. Het
IPCC is in 1988 door de VN opgericht om de wetenschappelijke consensus
op het gebied van klimaatsverandering in kaart te brengen. Op deze
manier kreeg de (inter)nationale politieke omgang met
wetenschappelijke onzekerheden een nieuwe vorm. De aanname was dat
meer wetenschappelijk onderzoek zou leiden tot meer betrouwbare kennis
en minder onzekerheid en dat die kennis vervolgens een basis zou
vormen voor politieke overeenstemming en besluitvorming. Dit
interactiemodel tussen politiek en wetenschap wordt ook wel het
lineaire of technocratische model genoemd.
Klimaatwetenschap gepolitiseerd
Voor Nederland heeft het lineaire model lange tijd `gewerkt', in de
zin dat het heeft gezorgd voor een langdurige en brede politieke
consensus over het klimaatbeleid. Het gevolg van deze aanpak is echter
dat het politieke klimaatdebat niet ten volle is gevoerd en dat de
klimaatwetenschap is gepolitiseerd. De auteurs van het rapport stellen
dat tijdens de parlementaire debatten van de laatste twintig jaar de
IPCC-rapporten continu zijn ingezet om het politieke debat
`onschadelijk' te maken. Hierdoor is het politieke conflict over
klimaatveranderingen en onderliggende ideologische tegenstellingen
diep in het veld van de klimaatwetenschap zelf doorgedrongen. Via de
wetenschap worden zo politieke conflicten uitgevochten.
Wetenschap als zekerheidsmachine
Evaluatie van het IPCC is gelet op de storm van kritiek na de
ontdekking van fouten in het vierde IPCC-rapport een logische en goede
stap, concludeert het Rathenau Instituut. Een goed beeld van de stand
van de klimaatwetenschap is namelijk een belangrijke randvoorwaarde
voor prudent (inter)nationaal klimaatbeleid. Maar er is meer nodig. De
elementaire zwakte van het lineaire model is namelijk dat het zowel
wetenschappelijke als politieke dissensus onderbelicht. Zowel het
wetenschappelijke als het politieke klimaatdebat hebben behoefte aan
meer ruimte en aandacht voor onzekerheid in kennis en diversiteit in
visies. Daarvoor is het nodig de klimaatwetenschap minder politiek te
maken. Dit kan door ruimte te bieden aan dissensus binnen de
klimaatwetenschap en hier over te communiceren richting beleid.
Daarnaast dient een te grote afhankelijkheid van wetenschap te worden
voorkomen. Het politieke klimaatdebat heeft er baat bij als politici
zich niet langer verschuilen achter de wetenschap als
`zekerheidsmachine', maar duidelijk maken welke verschillende
politieke waarden en visies er bij klimaatsverandering in het spel
zijn.
Berichtgeving in de media
Het Rathenau Instituut heeft ook de wijze van berichtgeving in de
media over klimaatverandering onderzocht. Conclusie hiervan is dat de
geschreven pers het Nederlandse publiek op een pluriforme en
evenwichtige wijze informeert. De informatie over het politieke proces
krijgen de krantenlezers vooral via de berichtgeving over de
internationale VN-klimaattoppen. Er is relatief weinig aandacht voor
het Nederlandse politieke debat over klimaatverandering.
Ruimte voor klimaatdebat; zicht op interactie tussen klimaatpolitiek,
wetenschap en media. Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en
Monique Riphagen (redactie), Rathenau Instituut, 2010.