beantwoording vragen van het lid Peters over het bericht dat het werk
van NGO's wordt bemoeilijkt door nieuwe wetgeving
Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Peters over het bericht
dat het werk van NGO's wordt bemoeilijkt door nieuwe wetgeving
Kamerbrief | 14 april 2010
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Peters over het bericht dat het werk van
niet-gouvernmentele organisaties wordt bemoeilijkt door nieuwe
wetgeving. Deze vragen werden ingezonden op 11 maart 2010 met kenmerk
2010Z04483.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van
Buitenlandse Zaken over het bericht dat het werk van
niet-gouvernementele organisaties (NGO's) in Israël wordt bemoeilijkt
door nieuwe wetgeving. (Ingezonden 11 maart 2010)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat in Israël een wetsvoorstel in
stemming wordt gebracht dat Israëlische NGO's verplicht zich te
registeren als politieke organisatie? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bestaat het risico dat de vrijheid van NGO's die donaties krijgen uit
het buitenland, hierdoor wordt belemmerd doordat zij zich moeten
registeren als politieke organisatie en bij elk publiek optreden
financiële steun uit het buitenland moeten verantwoorden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2
Het wetsvoorstel heeft nog een heel traject te doorlopen. Het is
moeilijk te voorspellen of en in welke vorm de wet zal worden
ingevoerd. De initiatiefwetgeving zoals die nu bekend is, legt geen
beperkingen op aan de handelingsvrijheid van de betreffende NGO's. Wel
bestaat het risico dat zij andere negatieve gevolgen ondervinden mocht
deze wet worden ingevoerd.
Vraag 3
Welke overige negatieve gevolgen zouden kunnen voortvloeien uit deze
wet?
Antwoord 3
De NGO's zelf verwachten dat indien de wet in de voorgestelde vorm
wordt aangenomen, er een stigmatiserende werking van zal uitgaan. Ook
verwachten zij een aantal negatieve fiscale gevolgen van de wet. In de
eisen die het wetsvoorstel stelt aan de betreffende organisaties om in
elke uiting melding te maken van de ontvangst van gelden van
buitenlandse overheden zien diverse NGO's een bedreiging van de
vrijheid van meningsuiting. Het laat zich nog niet goed beoordelen of
en hoe deze vrees werkelijkheid zal worden. De regering meent evenwel
dat een democratische rechtsstaat als de Israëlische ruimte hoort te
bieden aan NGO's, zowel in hun optreden als in hun financiering,
zolang zij het voortbestaan van de democratische rechtsstaat niet in
gevaar brengen. Regulering van de NGO-sector dient dan in beginsel zo
licht mogelijk te zijn. De Nederlandse opvattingen dienaangaande
worden daarom ook in contacten met de Israëlische autoriteiten
overgebracht, zowel bilateraal als in EU-verband.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat door deze regelgeving niet-politieke
activiteiten van NGO's die Nederlandse subsidie krijgen, worden
bestempeld als politiek?
Antwoord 4
Om die reden ben ik geen voorstander van een dergelijke wet. Waar het
om gaat is dat legale activiteiten van legale Israëlische organisaties
een uitzonderlijke juridische behandeling ten deel valt wanneer er
sprake is van buitenlandse overheidssteun. De regering wijst een
dergelijk onderscheid af.
Het voornaamste argument voor invoering van deze wet is
`transparantie'. Dat is een belangrijk goed, dat evenwel al gedekt
wordt door bestaande wetgeving.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het nog steeds belangrijk is een bijdrage te
leveren aan de versterking van de publieke opinie door het
ondersteunen van maatschappelijke organisaties in Israël? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Welke gevolgen zou deze wet kunnen hebben op de publieke opinie?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag drie.
Vraag 7
Bent u bereid om in EU-verband de Israëlische regering aan te spreken
op haar voornemen om deze wetgeving in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag drie.
1) Jerusalem Post, 15 februari 2010
http://www.jpost.com/Israel/Article.aspx?id=168725
Ministerie van Buitenlandse Zaken