Gerechtelijke organisatie

Twintig jaar cel voor moord op echtgenote

's-Hertogenbosch, 29 april - Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft een 56âjarige man veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf voor de moord op zijn echtgenote en het verbergen van het stoffelijk overschot in de Belgische Ardennen.

Bij het opleggen van de twintig jaar straf rekent het hof de verdachte met de name de volgende feiten en omstandigheden zwaar aan:
* de verdachte heeft lafhartig zijn vrouw in hun woning, waar ze zich veilig mocht wanen, op zeer gewelddadige wijze vermoord in de voor nachtrust bestemde tijd;

* zij moet daarbij, zij het kort, veel pijn hebben geleden en in grote doodsnood hebben verkeerd;

* na de moord is de verdachte respectloos omgegaan met de stoffelijke resten van zijn vrouw door deze achter te laten in het bos in België en dusdoende die stoffelijke resten ook weg te maken;
* de verdachte heeft nadien welbewust de nabestaanden van zijn vrouw, waaronder met name zijn te noemen hun kinderen en haar ouders, misleid en voorgelogen en hen op die wijze in grote onzekerheid laten verkeren omtrent haar lot;

* de verdachte heeft ook anderen misleid en voorgelogen over wat er met haar aan de hand was onder meer door aangifte te doen van haar vermissing;

* de verdachte heeft onherstelbaar leed toegebracht aan nabestaanden;
* de verdachte heeft voorts bewust sporen weggemaakt, waaronder ook de luchtbuks die hij heeft gebruikt.

Het hof heeft uit de bewijsmiddelen afgeleid dat de verdachte zijn echtgenote heeft vermoord door op haar te schieten en ander geweld op haar hoofd uit te oefenen. De verdachte heeft volgens het hof in de logeerkamer van de woning in Uden geschoten, onder meer omdat daar een bloedspat is gevonden die door een schot met een luchtbuks kan zijn ontstaan. Omdat de verdachte aanwezig was bij het eerste schot, hij binnen een kwartier de dood heeft zien intreden en er verder niemand thuis was, kan het volgens het hof niemand anders dan de verdachte zijn geweest die de dodelijke letsels heeft toegebracht.

Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte per ongeluk in de Belgische Ardennen in het hoofd van het slachtoffer heeft geschoten, maar dat zij niet daardoor om het leven is gekomen. Het dodelijk letsel zou zijn toegebracht door verdwaalde jachtmunitie die door derden is verschoten. Volgens de verdediging zou het onderzoek van de diverse deskundigen aan de schedel dit alternatieve scenario niet uitsluiten. Het hof acht dit scenario niet aannemelijk en is daarbij uitgebreid ingegaan op de bevindingen van diverse deskundigen over de beschadigingen in de schedel.

In deze zaak heeft ook een onbevoegde hulpofficier van justitie opgetreden. Zijn handelen bestond uit het bevel tot de inverzekeringstelling van de verdachte. De verdachte heeft daarvan geen concreet nadeel ondervonden. Het hof heeft besloten dat weliswaar is gehandeld in strijd met de wet, maar dat dit niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Het hof heeft volstaan met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.

Voorts heeft het hof een onherstelbaar vormverzuim geconstateerd met betrekking tot de telefoontaps. Ook hier was er geen concreet nadeel voor de verdachte en is volstaan met de enkele vaststelling van het vormverzuim.

Het verweer van de verdediging dat een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen van de zijde van het openbaar ministerie dienen te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie wordt door het hof verworpen. De reden hiervoor is dat deze vormverzuimen noch afzonderlijk, noch gezamenlijk tot de conclusie leiden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Het hof heeft hier, omdat ook in totaliteit geen nadeel voor de verdachte is ontstaan, volstaan met de vaststelling dat deze vormverzuimen zijn begaan.

LJ Nummer

BM2783

Zie het origineel
Bron: Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum actualiteit: 29 april 2010 Naar boven