De Belgische economie zou groeien met 1,8% in 2010 en met 1,7% in 2011

Overeenkomstig de wet van 21 december 1994 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen.

Het herstel van de wereldeconomie zet zich door, maar vertraagt enigszins

Sedert midden 2009 herstelt de wereldeconomie zich van een van de zwaarste naoorlogse economische crisissen. Het wereldwijde herstel werd ondersteund door omvangrijke monetaire en budgettaire steunmaatregelen, die naast hun direct effect op de economische activiteit ook het vertrouwen van de economische agenten versterkten. In het tweede kwartaal van 2010 versnelde de economische groei in de eurozone aanzienlijk (tot 1%, na 0,3% in het eerste kwartaal). Naast de uitvoer speelde ditmaal ook de binnenlandse vraag een belangrijke rol, zij het deels door een inhaalbeweging van de bouwsector na de strenge winter.

De groei van de wereldeconomie zou vanaf midden 2010 vertragen doordat de steunmaatregelen geleidelijk teruggeschroefd worden of uitdoven. Ook de heropbouw van de voorraden heeft slechts tijdelijk de economische groei ondersteund. Bovendien staan de westerse economieën voor belangrijke uitdagingen met het oog op de gezondmaking van de overheidsfinanciën. Te drastische bezuinigingen kunnen het herstel ondermijnen, terwijl twijfels over de budgettaire houdbaarheid kunnen leiden tot forse rentestijgingen die de economische activiteit eveneens aantasten. Tegen die achtergrond zou de economische groei in de eurozone na het sterke tweede kwartaal tijdelijk aan kracht inboeten, waardoor de economische activiteit pas na 2011 opnieuw haar niveau van voor de recessie zou bereiken. Op jaarbasis zou de bbp-groei in de eurozone uitkomen op 1,4% in 2010 en op 1,3% in 2011, na een krimp van 4,1% vorig jaar.

Aangezien het herstel van de wereldeconomie nog steeds kwetsbaar is in de nasleep van de crisis, blijft de internationale economische context uitermate onzeker. Een heropflakkering van de Europese schuldencrisis zou het vertrouwen van de economische agenten kunnen aantasten. Ook is het onzeker in welke mate een strakker begrotingsbeleid dat vertrouwen ondersteunt en daardoor de rechtstreekse (negatieve) impact op de economische activiteit mildert. Daarnaast kan de financiële sector terughoudend blijven in zijn kredietverlening aan bedrijven en particulieren, ondanks het soepel monetair beleid. Ten slotte is door de verwachte groeivertraging de vrees voor een nieuwe recessie en het daaraan verbonden deflatierisico toegenomen. Hoewel de negatieve risico's momenteel belangrijk zijn kan evenmin uitgesloten worden dat het gevoerde beleid en de bijzonder lage langetermijnrentevoeten leiden tot een sterker dan verwacht herstel van de economische activiteit.

Beter dan verwachte groeicijfers voor de voorbije vier kwartalen leiden tot een opwaartse herziening van de Belgische bbp-groei in 2010

Ook de Belgische economie knoopte in de tweede helft van 2009 opnieuw aan met positieve kwartaalgroeicijfers door een herneming van de uitvoer en een groeiversnelling van de particuliere consumptie. In het eerste kwartaal van 2010 werd het economisch herstel evenwel onderbroken door de terugval in de bouwactiviteit als gevolg van het vriesweer. De sterke bbp-groei in het tweede kwartaal (0,9%) was dan ook deels het resultaat van een inhaalbeweging, maar ook de uitvoer deed het uitstekend dankzij de sterke groei van de Duitse economie. In de tweede jaarhelft zou de bbp-groei vertragen tot gemiddeld 0,3% per kwartaal in navolging van de internationale conjunctuur. In de loop van 2011 trekt de uitvoergroei opnieuw aan, wat resulteert in een gemiddelde kwartaalgroei van het bbp van 0,5% in de tweede jaarhelft. Op jaarbasis zou de bbp-groei in 2010 uitkomen op 1,8% en in 2011 op 1,7%.

De Belgische uitvoer viel tijdens de internationale recessie fors terug, maar hernam sterk vanaf de tweede helft van 2009. Op jaarbasis resulteerde dat niettemin in een krimp van bijna 12 % in 2009. De kwartaalgroei van de uitvoer zou in de tweede helft van dit jaar aan elan inboeten, maar in de loop van 2011 licht hernemen in het zog van de buitenlandse afzetmarkten. Geholpen door een gunstig startpunt, is de jaargroei van de uitvoer evenwel aanzienlijk hoger in 2010 (7,8%) dan in 2011 (3,9%). De Belgische uitvoer zou trager blijven groeien dan de buitenlandse afzetmarkten; het verlies aan marktaandelen wordt dus bestendigd.

Door de inzinking van zowel de binnenlandse vraag als de uitvoer viel het invoervolume vorig jaar terug met ruim 11%. In 2010 en 2011 stijgen de invoerbehoeften geleidelijk door de herneming van de economische activiteit. Het saldo van de lopende verrichtingen met het buitenland (definitie betalingsbalans) zou negatief worden in 2010 als gevolg van de eurodepreciatie en de stijging van de olieprijzen. Volgend jaar zou het tekort op de lopende rekening zich handhaven op 0,7% van het bbp.

In 2009 overtrof de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen ruimschoots het inflatiepeil. Samen met een tijdelijke daling van de betaalde personenbelastingen (door een aantal belastingverminderingen en de snellere verwerking van de aangiftes) resulteerde dat in een stijging van het reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen van 3,5%, ondanks de daling van de werkgelegenheid en verlies op de overige inkomenscomponenten. Het door de crisis aangetaste consumentenvertrouwen zorgde echter voor een forse toename van de spaarquote tot bijna 20%, zijn hoogste niveau sinds de recessie van het begin van de jaren 90. Daardoor nam de particuliere consumptie zelfs licht af met 0,3%.

De daling van het reëel beschikbaar inkomen met 0,8% in 2010 houdt o.m. verband met de inflatieversnelling (gecombineerd met een veel lagere indexering van lonen en uitkeringen) en het wegvallen van de tijdelijke fiscale maatregelen. Ondersteund door de toename van de werkgelegenheid en van het inkomen uit vermogen zou de koopkracht in 2011 stijgen met 1,5%. De gezinnen zouden een kleiner deel van hun inkomen sparen dan in 2009, waardoor de particuliere consumptie toeneemt met resp. 1,6% en 1,4%. Niettemin blijft de spaarquote met 17,5% boven zijn niveau van voor de recessie, omdat de hoge werkloosheid een verder herstel van het consumentenvertrouwen afremt.

De investeringen in woongebouwen werden de voorbije kwartalen systematisch teruggeschroefd, wat leidde tot een volumedaling van 3% in 2009. Geholpen door de lage hypothecaire rente en de btw-verlaging op nieuwbouw- en verbouwingsprojecten waarvoor de bouwaanvraag ingediend werd vóór april 2010, zou de woningbouw zich ongeveer stabiliseren in de tweede helft van dit jaar, wat op jaarbasis niettemin een terugval impliceert van 3,6% in 2010. In 2011 volgt een schuchter herstel van amper 0,6%. Die evolutie wordt bevestigd door de lichte toename van het aantal ontwerpen door de architecten sinds eind 2009.

De bedrijfsinvesteringen vielen in 2009 met ruim 8% terug. De industriële capaciteitsbezettingsgraad bereikte in het eerste kwartaal van dat jaar een historisch dieptepunt (70%), maar door de heropleving van de uitvoer en door de voorraadopbouw tijdens de voorbije vier kwartalen heeft de bezettingsgraad opnieuw zijn langetermijngemiddelde (79%) bereikt. Rekening houdend met een gematigde groei van de economische activiteit en de strenge kredietvoorwaarden zouden de bedrijfsinvesteringen in de loop van 2010 aantrekken, maar nauwelijks voldoende om de forse terugval in de loop van 2009 te compenseren. Daardoor zouden de bedrijfsinvesteringen jaargemiddeld nog een licht negatieve groei laten optekenen in 2010 (-0,5%). Pas in 2011 zou hun jaargroei positief worden (2,3%), maar al bij al gematigd blijven in vergelijking met de groei van de toegevoegde waarde.

De volumegroei van de overheidsconsumptie zou beperkt blijven tot 1,4% in 2010 en tot 1,2% in 2011. De overheidsinvesteringen vertonen een meer uitgesproken profiel, met een quasi-stabilisering dit jaar en een groeiversnelling tot 15% in 2011. Die dynamiek is grotendeels toe te schrijven aan de investeringen van de lokale besturen in de aanloop naar de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012.

Een bescheiden toename van de werkgelegenheid

De voorbije recessie heeft al bij al een beperktere impact gehad op de binnenlandse werkgelegenheid (jaargemiddeld, in aantal personen) dan aanvankelijk gevreesd. Een tijdelijke forse terugval van de arbeidsproductiviteit per uur en van de arbeidsduur, onder meer door het systeem van tijdelijke werkloosheid, vervulde een belangrijke bufferfunctie. Daardoor bleef de nettodaling van de werkgelegenheid in 2009 beperkt tot 17 500 personen (-0,4%). Uitgedrukt in aantal uren daalde het arbeidsvolume daarentegen met 1,8%.

De arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur zouden dit jaar en volgend jaar een inhaalbeweging maken. Gecombineerd met een bescheiden economische herneming zou de nettotoename van het aantal arbeidsplaatsen daardoor beperkt blijven tot 10 100 in 2010 en 4 700 in 2011 (resp. 0,2% en 0,1%). De werkgelegenheidsgraad zou dalen van 64,2% in 2008 tot 63,1% in 2011. Gegeven de evolutie van de beroepsbevolking, neemt het aantal werklozen (met inbegrip van de niet-werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen) dit jaar toe met 12 500 eenheden en in 2011 met ruim 25 000 eenheden. De geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad zou daardoor stijgen van 7% in 2008 tot 9% in 2011.

De inflatie situeert zich rond 2%

Tijdens de afgelopen jaren werd de Belgische inflatie, gemeten aan de hand van de jaar-op-jaargroei van het nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen, vooral beïnvloed door de evolutie van de grondstoffenprijzen. Zo was de inflatie negatief van mei tot november 2009 in navolging van de forse terugval van de aardolienoteringen in de tweede helft van 2008. Door de gestage toename van de grondstoffenprijzen werd de inflatie opnieuw positief in december 2009. Sinds mei 2010 laat ook de onderliggende inflatie een stijging optekenen en bedraagt de consumptieprijsinflatie ruim 2%. In de loop van volgend jaar zou de onderliggende inflatie verder aantrekken. Niettemin koelt de consumptieprijsinflatie enigszins af door de quasi-stabilisering van de energieprijzen. Jaargemiddeld zou de inflatie dalen van 2,1% in 2010 tot 2% in 2011.

De gezondheidsindex, die niet beïnvloed wordt door het prijsverloop van benzine en diesel (en hun temperend effect op de inflatie in 2011), trekt aan van 1,6% in 2010 tot 1,9% in 2011. In augustus 2010 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen overschreden. Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de huidige spilindex (114,97) in september 2011 overschreden worden.