Ministerie van Defensie

Toespraak van de minister van Defensie ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het Veteraneninstituut op 22 september te Soesterberg. L

Dames en heren,

Mij kwam onlangs een bijzondere ontmoeting ter ore. Een ontmoeting tussen een Indiëveteraan en twee jonge militairen. De Indië-veteraan had de jaarlijkse herdenking in Roermond bijgewoond. Op de terugweg was hij met zijn echtgenote een hapje gaan eten in een restaurant te Utrecht. Aan het tafeltje naast hen zat een jong stel. Beiden militair, beiden net terug uit Afghanistan.

1

Het jonge stel knoopte een praatje aan met de tachtiger, duidelijk vol bewondering voor wat hij allemaal had meegemaakt. Wat bleek, de oude veteraan van het Korps Mariniers keek ook tegen hen op! Vanwege Afghanistan. Gevaarlijk, had hij gezegd. En: Knap werk. Voor het jonge militaire stel een waardevol moment. `Gaaf', om in hun termen te blijven. Zij, met hun iPhone en hippe spijkerbroek, kregen erkenning van deze respectabele veteraan in blauwe blazer en grijze pantalon. Zij voelden zich met elkaar verbonden, ondanks een halve eeuw leeftijdsverschil.

2

In deze ontmoeting komen voor mij drie waarden samen die ­ samen met Zorg - de grondslag vormen van het werk van het Veteraneninstituut: Ontmoeting. Waardering. Bruggen slaan tussen generaties.

Dames en heren,

Wie hier vandaag in de bossen van Doorn staat, kan zich nauwelijks een voorstelling maken van hoe ons land dertig, veertig, vijftig jaar geleden omging met zijn veteranen. Zij werden na terugkomst met een sinaasappel op de kade gezet. Dat was het dan. Vaak ging dat goed.

3

Zoals bij Leendert Schreuders, de compagniescommandant van overste Den Ouden in de uiterst bloedige Korea Oorlog. Schreuders kwam thuis en zei: Tja, het was oorlog. Dan vallen er doden. Voor hem was de oorlog daarmee afgedaan. Maar niet iedereen zit zo in elkaar. Niet iedereen kan het oorlogsharnas na terugkeer zo gemakkelijk uittrekken. Bij sommigen blijft het oorlogsharnas aan. Vanwege lichamelijke verwondingen. Vanwege psychische verwondingen.

4

Verwonderlijk is dat niet. Laten wij ons nu, hier, een voorstelling maken van wat veteranen door de jaren hebben meegemaakt. Aangrijpende situaties. Zoals de diepe wanhoop van de plaatselijke bevolking in de Korea Oorlog. Gevaarlijke situaties. Weten dat in Afghanistan buiten de poort bermbommen liggen. Situaties van onmacht. Zoals in Srebrenica waar mandaat, besluitvorming en middelen ontoereikend waren voor onze militairen om te doen wat nodig was.

5

Maar ook hele mooie situaties. Werken aan de opbouw van een land. Grote verantwoordelijkheden dragen. Veiligheid brengen. Lokale agenten en soldaten trainen. Verkiezingen begeleiden. De positie van vrouwen verbeteren. Kameraden opdoen voor het leven.

Het overgrote deel van onze veteranen komt verrijkt terug van een missie. Hun blikveld is verruimd. Het vertrouwen in zichzelf is toegenomen.

Dit is geen wishfull thinking. Deze conclusies komen uit hard wetenschappelijk onderzoek.

6

Het overgrote deel van onze veteranen is niet zielig, of labiel of een tikkende tijdbom. De meeste van onze veteranen zijn mensen die bijzonder werk hebben gedaan in bijzondere omstandigheden. Zij zetten daarna ­ verrijkt ­ een volgende stap in het leven.

Dat blijkt gelukkig ook in de praktijk. Onlangs meldde het Financieele Dagblad dat oud-militairen gewild zijn op de arbeidsmarkt. Omdat ze gewend zijn in teams te werken. Omdat ze niet in problemen denken, maar in oplossingen. Omdat ze er voor de volle honderd procent voor gaan.

7

En omdat ze al jong veel verantwoordelijkheid hebben gedragen. Of, zoals het artikel vermeldt: 'Een 24-jarige vrouw die leiding geeft aan veertig man en miljoenen aan materieel onder haar hoede heeft, is heel gewoon.'

Onze veteranen zijn dus ook in dat opzicht steunpilaren voor de maatschappij. Een aanwinst voor de samenleving.

Daarmee is niet gezegd dat het alle veteranen goed gaat. Er is een groep die het oorlogsharnas lastiger weet uit te trekken. Deze veteranen hebben recht op onze toegewijde steun en hulp.

8

Maar laten we niet op veteranen het etiket `getraumatiseerd' plakken. Dat doet geen recht aan de werkelijkheid.

Het Veteraneninstituut is er voor álle veteranen. Voor de veteraan die met zijn kameraden nog eens wil terugkijken op zijn missie. En voor de veteraan die zorg nodig heeft.

Gelukkig zetten we onze militairen niet meer met een sinaasappel op de kade. Gelukkig schamen we ons niet meer voor een helpende hand.

9

Gelukkig is zorg veel meer een normale zaak geworden.

Het Veteraneninstituut heeft daar in de afgelopen tien jaar een grote bijdrage aan geleverd. Ik wil u daarvoor namens Defensie en namens onze militairen dankzeggen.

Dames en heren, De kracht van het Veteraneninstituut ligt in zijn dubbele opdracht. Het zorgen voor de individuele veteraan. Maar ook het werken aan waardering en erkenning vanuit de maatschappij.

10

Wie de cijfers erbij pakt, ziet dat ook die tweede opdracht grondig en succesvol is aangepakt. De waardering voor de veteraan is hoog. Zelfs hoger dan die van politici!

Een belangrijk wapenfeit. Want het is prettig om met je kameraden nog eens over je missie te kunnen napraten of een tentoonstelling te bezoeken. Maar het is minstens zo belangrijk om van je buurman of je nieuwe werkgever begrip en waardering te krijgen voor het bijzondere werk dat je hebt gedaan.

11

Het Veteraneninstituut draagt daar aan bij. Door de Veteranendagen bijvoorbeeld. Tienduizenden Nederlanders ontmoeten daar onze veteranen en krijgen een beter beeld van hun werk. Maar ook door bijvoorbeeld het project Veteraan in de Klas. Kinderen horen daar de verhalen van werken in landen waar vrijheid en welvaart niet vanzelfsprekend is. Dat je daar als militair iets aan kunt doen. Dat dat mooi werk is en soms ook moeilijk en gevaarlijk werk.

Dames en heren, Lange tijd lag er stof op het woord veteraan.

12

Die tijd zijn we nu echter voorbij.

Dit jaar telde ons land voor het eerst evenveel jonge als oude veteranen en die trend zet door.

De veteraan is niet langer vooral de Verzetsstrijder of Indië-ganger in blauwe blazer met grijze pantalon. Maar ook de twintiger, dertiger of veertiger met jonge kinderen die in Bosnië, Irak, Somalië of Afghanistan is geweest.

Dat betekent allereerst iets voor Defensie als werkgever.

13

Wij hebben voor het eerst sinds lange tijd weer grote aantallen militairen met uitzendervaring in onze gelederen. Twintigduizend militairen zijn naar Afghanistan gegaan! We praten over jonge mannen en vrouwen die hun manschappen door vijandelijk vuur hebben geleid. Dan is het niet altijd gemakkelijk om je in Nederland aan allerlei kazerneregels te moeten houden. En wat laat je je zeggen door een luitenant die nog nooit op missie is geweest, als jij zelf een kameraad hebt zien sneuvelen?

14

De Oud Korea Strijders kunnen hierover mee praten. Robert Stiphout schrijft hierover in zijn boek De Bloedigste Oorlog. Het vergeten bataljon Nederlandse militairen in Korea. Vers terug van het slagveld moesten ze terug naar de kazerne. Een jonge instructeur zou hen daar wel even leren hoe ze moesten camoufleren. Ik kan u verzekeren, die instructeur ging rap tegen de vlakte....

Voor alle duidelijkheid, uitzendervaringen mogen nooit een vrijbrief zijn voor insubordinatie! Maar we moeten bij Defensie wél oog hebben voor deze situaties.

15

Zorgen dat we de `veteraan' niet alleen buiten Defensie waarderen. Maar al binnen Defensie. Dat we hun ervaringen, kennis en zelfstandigheid op waarde schatten. Dat we hun ervaringen borgen voor de toekomst.

De komst van deze grote groep nieuwe veteranen is natuurlijk evenzeer van betekenis voor het werk van het Veteraneninstituut. We hebben het over een groep mannen en vrouwen waar je u tegen zegt. In aantallen. In wat zij hebben gepresteerd. Maar ook in hoe zij benaderd willen worden.

16

Dit is een hele nieuwe generatie. De generatie Facebook, Youtube en GeenStijl.

Zij staan misschien niet te trappelen om mee te gaan met een reisje op de Rijn. Tegelijkertijd voelen ze wel degelijk grote verbondenheid met andere veteranen, óók de oudere generatie. Dat bewijst de bijzondere ontmoeting in dat restaurant in Utrecht.

Mijn oproep aan u is: Groei mee met de nieuwe veteraan. Bereik deze nieuwe generatie.

17

Misschien niet via een Veteranencafé of een gedrukt maandblad. Maar wel via online communities, de Social Media. Vergeet daarbij het thuisfront niet. Dat thuisfront zal in onze 21ste eeuw alleen maar belangrijker worden.

Dames en heren,

Defensie en het Veteraneninstituut hebben een bijzondere band. Bij ons begint de militair aan de missie die hem veteraan zal maken. Wij bereiden hem voor op de missie, begeleiden hem tijdens de missie en steunen hem na de missie.

18

Als de militair de krijgsmacht verlaat, neemt het Venteraneninstituut het stokje van Defensie over. Als minister van Defensie heb ik er dus alle belang bij dat de veteranenzorg staat als een huis.

Onze relatie, de voorzitter refereerde er zoëven al aan, is ook een van opdrachtgever en opdrachtnemer. U bent een onafhankelijk instituut. Maar Defensie is wel uw grootste subsidiegever.

Het zal niemand zijn ontgaan dat de budgetten onder druk staan. Bij alle departementen. Ook bij Defensie.

19

In die context is het ons streven om ­ ook in deze moeilijke tijden ­ de goede zorg die wij zo zorgvuldig hebben opgebouwd op peil te houden.

Nederland is dat aan zijn veteranen verplicht!

Dank u wel.


-0-0-0-

20

---- --